Gulden boterbloem bloeit nü mmm Munnikenhof gaf Jacob Cats inspiratie Die spreeuwen binne zoo pertaol Nieuwe raadkaart dinsdag 19 april 2005 Het is voorjaar. Het gras wordt groener en de geuren van kruiden prikke len de neus. De planten groei is niet te stuiten. De ene plant dringt zich sterk naar de voorgrond, de ande re houdt het liever op een achterafplekje. Soorten bin nen één plantenfamilie kun nen die verschillen al verto nen. Ver hoeven we daar voor niet te zoeken. Je kunt al bij de voordeur beginnen met de boterbloem. De PZC sponsort Het Zeeuwse Landschap. In 'Natuurlijk Zeeland' doen medewerkers van deze stichting verslag van wat er speelt in de Zeeuwse na tuurgebieden: onverwachte vondsten en bijzondere ge dragingen passeren weke lijks de revue. En natuur lijk ook de successen en mislukkingen in het be heer. In het Nederlandse taalgebied was het Cruidtboek van bota nicus Rembert Dodoens, dat in 1554 te Antwerpen werd ge drukt, het eerste boek dat plan ten beschreef. Eén van de plan ten die hij behandelde, was de kruipende boterbloem. Deze werd wel heel karakteristiek ge typeerd als 'tammen oft hof-ha- nenvoet'. De naam geeft aan waar je de plant kunt vinden en ook waar het blad op lijkt. Ja, op een hanenpoot! De plant met de diep ingesneden bladeren, die kenmerkend zijn voor veel soorten binnen de boterbloemfa milie, kreeg op die manier een beeldende naam. Als Dodoens schrijft dat er op de bladen 'som wijlen oock eenige witte plocken schijnen te blieken', is er geen enkele twijfel: We heb ben inderdaad te maken met de kruipende boterbloem. De plant staat op voedselrijke plekken en zodra ergens de grond wordt omgewoeld, kan de kruipende boterbloem zich als een hardnekkig kruid gedragen. In de 15e eeuw zal de kruipende boterbloem zeker minder alge meen geweest zijn dan nu. Men selijke activiteiten hebben ertoe bijgedragen dat planten, die vroeger zeldzaam waren, nu al gemeen zijn geworden en ook an dersom. Een lied: D'n boogerd bloeit, den boo- gerd bloeit Infrissche fiene kleuren De boomen bin mit dons be sneeuwd En ieder taksje wienkt en weeuwt, Vol zachte zoete geuren D'n bog er d bloeitden boogerd bloeit, De locht is lauw en geurig, Het jonge gos spruut uut de grond En brommend vliegt het bietje rond De struken, frisch en fleurig. Hoe kun je het voorjaar beter be zingen dan met dit mooie versje van de nog altijd bekende D. A. Poldermans. Het heeft ook een prachtige melodie, gemaakt door A. Lijsen. Het liedje is te vinden in Kinderversjes en volksliederen uit Zeeland. Ik kwam het tegen in een oud boek je dat ik kreeg van H. P. de Leeuw uit Goes. Het heet Acht Zeeuwse Liedjes in 't Zuud-Be- velands deur D. A. Poldermans van 's-Gravenpolder en op me- ziek ebrocht deur A. Lijsen uut Middelburg. Het boekje werd uitgegeven door Van der Peijl in Kruiningen. Een datum is niet vermeld. Even begreep ik de voorlaatste regel van het versje niet: een rondvliegend bietje? Hier is niet een krote bedoeld, maar een bieë, een bij dus. Het boekje be gint met 'De Zeeuwsche Leeuw', een voorloper van het Zeeuwse volkslied, dat ook door Polder mans is geschreven. Op ons waepen staet 'n leeuw, boven waeter alverwege En ie leert an elke Zeeuw, dat 'n vechte kon van dege; Onderwijzer Poldermans, die onderwijzer was in 's-Gravenpolder, is voor al bekend geworden om zijn boekjes met verhalen: Langs die ken en wegen, Zuud-Bevelands lief en leed en Ze wist nie wa ze dee. Uit een enquête van de PZC in 1999 over de bekendheid van Zeeuwse schrijvers nam hij toen nog altijd de tweede plaats in, na Jan Zwemer en voor Jan Kou semaker en dat zestig jaar na zijn dood. Poldermans is een ge boren verteller en doet dat ook in zijn liedjes. Wie boven de vijftig jaar is, weet misschien nog wat een keezewachter is? In Polder mans' tijd was het een bekend 'beroep'. De keezewachter had tot taak de vogels weg te hou den van de rijpende en rijpe ker sen of morellen. Vooral jongelui werden min of meer verplicht die taak op zich te nemen. Ze maakten daarbij gebruik van kleppers, ratels, rammelende bussen, roepen, schreeuwen, tou wen met vlaggen in de bomen, enzovoort. Poldermans be schrijft het als volgt in het lied "t Keezewachtertje'. Nog eer de zonne is op egae Bin ik al in de were, Dan dwael ik deur den boogerd rond En roep ik keer op keer: Want kiek, de spreeuwen bin d'r ok, Eel vroeg voor dag en dauw En zie ik zoo 'n deugniet in een boom, Dan klepper ik mae gauw: Klep klepper klep, klep klepper klep, Klep, klepper, klepper, klep! M'n keezeklepper doe z'n dienst Getrouw dag in dag uut, Van 'tschreeuwen is m'n kele schor En geeft 'n raor geluud. Die spreeuwen, j'ei zoo 'n last 'r van Ze binne zoo pertaol. Ik klepp're wat ik klepp're kan Ier, daer en overaol: Klep klepper klep... Pertael is natuurlijk het ouder wetse woord voor brutaal. Ook is het een mooi voorbeeld van het verspringen van een mede klinker. Verder is opvallend dat Poldermans weinig bijzondere tekens gebruikt bij het schrijven in dialect, terwijl veel dialect schrijvers de accenten, dakjes en streepjes niet weten aan te slepen. Het vergemakkelijkt het lezen en het nodigt uit tot lezen op de manier zoals je het zelf uit spreekt. Poldermans' huiselijke tafereel tjes waren heel herkenbaar en populair. Zijn verhalen worden ook nu nog, zo af en toe, voorge lezen op bijeenkomsten. Dat brengt me tenslotte bij een waag van een lezer uit Lewe- dorp die op zoek is naar het ver haal waarin verteld wordt waèrom a een verke een krulle in z'n staert eit. Hij heeft het vroeger in Zeeuws-Vlaanderen herhaaldelijk horen vertellen en zou het graag nog eens willen ho ren of lezen. Wie helpt? Reacties graag via PZC Buitengebied, postbus 31,4460 AA Goes of e-mail redactie@pzc.nl. Engel Reinhoudt Wat tegenwoordig nog over eind staat, is maar een be scheiden deel van het eeuwenou de Munnikenhof bij Grijpsker- ke, namelijk het ruim dertig jaar geleden grondig gerestau reerde achterhuis. Uit de inzen dingen blijkt dat de Munniken hof - op de raadkaart van vori ge week een foto van omstreeks 1905 - vooral bekend is als bui tenverblijf van dichter en staats man Jacob Cats. Zo staat het trouwens ook op de ansicht kaart van firma F. B. den Boer uit Middelburg vermeld. Volgens H. A. M. van Hoffen uit Goes lijkt de foto veel op een te kening uit 1889. „In de 17e en 18e eeuw werd de Munnikenhof nog gerekend onder de riante landhuizen waar de rijke luiden uit de steden hun zomers vertier zochten. Een van de eerste vor men van toerisme in Zeeland?" Volgens Van Hoffen is het land goed veel ouder. „De middel eeuwse geestelijkheid speelde een grote rol bij het ontstaan. In de 16e eeuw was het bezit van de pastoor van Popkensburg, nu heet dit Sint-Laurens." Op de foto staan de resten van het achterhuis, aldus Van Hof fen. „In 1972/73 is het gebouw ingrijpend gerestaureerd. De oostgevel was vóór de sloop van het voorhuis een binnenmuur, maar is tijdens de restauratie vervangen door een nieuwe muur van schoon metselwerk. Kijken we naar het torentje, dan zien we kleine raampjes rondom, die een schitterend uit zicht bieden, net boven het leien dak van het huis. Anno 2005 is het huis particulier be- De zeldzame gulden boterbloem is in Zeeland onder meer nog te vinden in het bos van landgoed Ter Hooge bij Middelburg. foto Het Zeeuwse Landschap De boterbloemfamilie loopt van egel-, gulden -, knol -, scherpe -, kruipende naar behaarde boter bloem. Alle soorten zijn opmer kelijk genoeg in Zeeland verte genwoordigd. Met de behaarde boterbloem hebben we meteen een karakte ristieke plant. Er zijn maar wei nig zilte plaatsen in Zeeland waar de soort niet voorkomt. Vooral in weiden en aan kreek oevers of inlagen zal de soort nooit ontbreken. Hei'kenning is ook gemakkelijk. De plant is met vele haren bezet en als eni ge zijn de kelken van de bloe men teruggeslagen. Met de kruipende boterbloem hebben we via Rembert Do doens al kennis gemaakt. Het volgende 'familielid' is de scher pe boterbloem. Nadere uitleg van deze boterbloem is nauwe lijks nodig. Wie kent niet die hoog opschietende boterbloe men, die vanwege hun scherpe smaak door het vee angstvallig gemeden worden? Nadrukkelijk kunnen de planten hun boterge le bloemen in een langzaam ka ler wordend veld omhoog ste ken. 'Buttercups' zeggen de En gelsen. Dan komen we bij de knolboter bloem. Die heeft exclusieve Zeeuwse kenmerken. Het is een bloemdijkplant bij uitstek,al leen te vinden op dijken of sterk ermee vergelijkbare plaatsen. Vooral zeedijken hebben aan trekkingskracht op deze boter bloem. Het best te onderschei den kenmerk is de flinke knol die precies onder het maaiveld zit. Deze boterbloem lijkt spre kend op de kruipende boter bloem, maar kenners weten het verschil. De bloem van de knol boterbloem is iets groter en ook de gele kleur is anders dan die van de kruipende. En de enkele ecologisch geïnteresseerden we ten dat er op die knolboter bloem een zeldzaam zweefvlieg- je vliegt. Het vliegje is zwart, maar let op: Hoewel het vliegje in Zeeland beslist niet onge woon is, wordt hij heel snel ver ward met een ander familielid van deze zweefvlieg, die ook graag op boterbloemen vliegt. De soortnamen zijn respectieve lijk: Cheilosia ranunculi en Chei- lozia albitarsis. De gulden boterbloem, ooit alge meen voorkomend, is nu uiterst zeldzaam. De plant kan zowel in schaduwrijke omgeving als in het open veld groeien. Deze bo terbloem heeft zich in Zeeland kunnen handhaven op buiten plaatsen als het landgoed Ter Hooge, even westelijk van Mid delburg. De gulden boterbloem gedraagt zich daar als bosplant temidden van de andere, zoge naamde, stinzenplanten. Wie er kennis mee wil maken, moet er nu naar toe gaan; de gulden bo terbloem staat volop in bloei. De laatste in de boterbloemen- reeks is de egelboterbloem. Dit is de minst algemene. Hij is te vinden op natte, voedselarme open plaatsen als duinvalleien. Daar is veel variatie in begroei ing. De planten blijven er echter meestal klein. Ook de egelboter bloem is klein, maar valt juist op, omdat de bloemblaadjes als uitzondering géén hanenpoten hebben. De blaadjes zijn klein en smal elliptisch. Of botanicus Rembert Dodoens de egelboterbloem ook kende, is de vraag. Hij beschreef met na me planten die van nut waren voor de mens. De egelboter bloem zal daar waarschijnlijk niet bij gehoord hebben. Onze huidige plantenkennis heeft een heel andere invalshoek: Bescher ming van de totale plantenge meenschap. Zeeland verdient er een prominente plek in. Ron Brouwer zit en doet het nog steeds dienst als buitenverblijf." W. Jakobsen uit Serooskerke (W) schrijft dat bij de restaura tie de metalen dakbedekking plaats maakte voor leien. „Op de foto zijn de gevels gepleis terd en boven de ramen zijn go tische spitsboogmotieven aange bracht. Een trend die aan het eind van de 19e eeuw in zwang was, inclusief het pleisteren van de gevels. Ook zijn er nu dakka pellen op de dakvlakken aange bracht." In de tweede helft van de 19e eeuw werd onder eige naar A. Tak het voorhuis ge sloopt. N. van den Driest liep stage op de Bergpadschool in Grijpskerke en verdiepte zich toen met de leerlingen in de Munnikenhof. „Ik heb met mijn stagepartner een lessenserie ont worpen rond Jacob Cats en zijn buitenverblijf in Grijpskerke. We hebben puzzels gemaakt en powerpoint-presentaties over de Munnikenhof en we hebben het kasteeltje bezocht. Dit alle maal in combinatie met een pro ject dat de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland op de basis scholen wil beginnen. Onze school deed de pilot." Huwelijk C. I'. Fase uit Sint-Annaland meldt dat Cats het landgoed kocht kort na zijn huwelijk met Elisabeth van Valkenburg in 1605. Hij wijst op dichtregels die door Munnikenhof zijn geïn spireerd: 'lek schoude stadts ge woel en koos het eensaam velt, Want daar was toen ter tijd mijn wesen naar gestelt'. C. F. Stevense uit Middelburg geeft aan dat in 1190 sprake was van een parochie Grijpsker ke. De Munnikenhof was aan vankelijk een grangia - uithof - van de abt van Middelburg. Na het vertrek van de laatste abt Nicolaas de Castro, verloor het complex in 1574 zijn geeste lijke bestemming, betoogt Ste vense. Hij weet dat Cats als stadsadvocaat in 1603 aan de Lange Noordstraat in Middel burg woonde en in 1615 als eige- De nieuwe raadkaart uit de collectie van Hans Lindenbergh is de laatste in de serie over kastelen en buitenhuizen. Deze foto is ge maakt in een flink dorp en de vraag is uiteraard: welk dorp? Nadere bijzonderheden over de ge schiedenis, bewoners en dergelijke van het vil- la-achtige gebouw zijn welkom. Oplossingen kunnen tot en met uiterlijk zaterdag 23 april worden gezonden naar: Redactie PZC Buitengebied, postbus 31, 4460 AA Goes; fax 0113-315669; e-mail redactie@pzc.nl. Voor inzenders van goede oplossingen zijn drie waardebonnen beschikbaar. naar van de Munnikenhof te boek stond. In 1623 vertrok hij naar Dordrecht en in 1660 over leed hij op Sorgvliet in Den Haag. D. E. Tollenaar uit Terneuzen wijst op historische bronnen die vermelden dat Cats op de Mun nikenhof van stadhouder Fre- derik Hendrik het verzoek kreeg om als raadspensionaris van Holland naar Engeland te gaan. Doel van de reis: zorgen voor intrekking van de Acte van Navigatie, die de Nederlandse scheepvaart grote beperkingen oplegde. Dat lukte overigens niet. Rinus Antonisse De waardebonnen gaan naar: L. Asselman, Middelburg, K. Provoost, Tholen en M. de Wolf, Oost-Souburg. Voormalig woonhui

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 20