PZC
Het is ook mijn ramp geworden
24
Margriet de Moor schrijft roman over watersnood
0113-315680
fEjiScte®?20-;!1
posbus 31,4460 AA Goes
fc^Sen'-Zeïand: 0113-315520;
KI Vlaanderen: 0114-372770;
Cal: 020-4562500.
„oensdag 13 april 2005
Japans slagwerk in Terneuzen
chrijfster Margriet de
Moor speurt voor
haar werk altijd naar
grote Nederlandse onderwer
pen uit de geschiedenis, waar
voor ze ook telkens andere de
len van het land opzoekt. Dat
zij ooit zou uitkomen bij Zee
land en de watersnoodramp,
een thema dat opvallend ge
noeg nog nauwelijks literair
is verbeeld, lag wat haar be
treft dan ook voor hand. Het
resultaat is de indringende ro
man De verdronkene, die
eind deze week wordt gepre
senteerd en vanaf komende
week in de boekhandels ligt.
Haar nieuwe roman, de eer
ste sinds drieënhalf jaar,
kent een lange wordingsgeschie
denis. „Ik denk dat ik er al acht
jaar geleden mee begonnen ben,
maar ik heb het twee keer weg
gelegd. Aanvankelijk gebruikte
ik puur Zeeuwse personages,
maar het leek wel of het boek
dat niet wilde. Het bleef nogal
stug."
Nadat ze twee kleinere romans
had geschreven, Zee-Binnen en
Kreutzersonate, ontstond het
idee de stormramp te combine
ren met het thema van twee le
vens. „Ik wilde al heel lang een
roman schrijven met twee tijdpa
den: een die kort duurt en een
die een compleet leven be
schrijft, terwijl de lijnen toch ge
lijk opgaan. De ene hoofdper
soon maakt in 36 uur een drama
mee, de andere leidt het leven
van alledag. De vraag is: welk
leven is het meest dramatisch?
Toen ik de roman in dat licht
ging bezien, kwam het schrijven
op gang."
De voornaamste personages in
De verdronkene zijn de Amster
damse zussen Lidy en Armanda
Brouwer, die sprekend op el
kaar lijken. Jaarlijks bezoekt Ar
manda als 'lievigheidje' haar pe
tekind in Zierikzee. Het is eind
januari 1953 als zij in een opwel
ling haar zus vraagt in plaats
van haar de reis naar Zeeland te
ondernemen en de familie, die
Lidy verder niet kent, te bezoe
ken. Lidy belandt op Schou-
wen-Duiveland in de storm
vloed en komt daarbij om. „Je
doet één stapje opzij en je leidt
ineens een heel ander leven",
zegt De Moor. „Dat blijft heel
erg een thema van mij."
Ze verdiepte zich, zoals altijd,
grondig in het onderwerp. „Na
tuurlijk heb ik het voortreffelij
ke boek van Kees Slager over de
watersnoodramp gelezen, maar
ook heel veel andere boeken.
Verder heb ik archieven bezocht
en met een groot aantal Zeeuw
en gesproken, die allemaal zeer
toeschietelijk waren en enorm
hebben meegewerkt." Om, bij
voorbeeld, het proces van ver
drinken exact te kunnen be
schrijven, sprak ze met een
GGD-arts en met Rinus Jere-
miasse uit Westenschouwen, die
veel ervaring heeft als lid van
het Rampen Identificatie Team.
„Het moment van overspoeld
worden is, ondanks de enorme
documentatie over de storm
ramp, als beeld natuurlijk nooit
echt vastgelegd."
Ze vernam dat er vooral
bij sterke onderkoeling, wat
in dit geval zonder meer is
aan te nemen, aan de dood
hoe dan ook de schijndood
voorafgaat, de sluimer, die
vrij lang kan duren, waarin
de stofwisselingsprocessen in
de hersenen tot het uiterste
zijn vertraagd.
Dus - vraag van Armanda -
het is een zachte dood?
'Ja. Uitgesproken zacht.
Pas in een later stadium ging ze
Zeeland ook bezoeken. „Dan sta
je toch behoorlijk te kijken. Je
komt in een welvarende streek,
met moderne woonwijken, ple-
'Je hebt er geen flauw idee
van hoe vaak ik niet heb ge
dacht dat het haar leven is
dat ik... Lidy is maar een
dagje weg en rekent erop dat
ik het leven wel eventjes voor
haar waarneem, netjes, fat
soenlijk, zoals ik verdomme
ook inderdaad doe.
In het slotdeel, dat wat stijl be
treft nogal afwijkt van de rest,
komen de verhaallijnen bij el
kaar. Armanda voert vlak voor
haar overlijden een innerlijk ge
sprek met haar verloren zuster,
iemand die mijn leven lang met
me heeft meegekeken en meege
luisterd'. Het is een ultieme dia
loog, in het besef dat iemand
pas echt dood is als de laatste
die zich haar herinnert, sterft.
Op het moment dat in Azië de
tsunami plaatsvond, had Mar
griet de Moor haar roman net
af. „De avond voor Kerst zat ik
nog met vrienden te praten over
de titel, die ik eerst nogal zwaar
vond. We hebben het toen uitge
breid over verdrinken gehad.
Twee dagen later had de hele we
reld het erover. Dat was zó hui
veringwekkend. Alles wat ik de
jaren ervoor had gedaan, alles
waar je je als schrijver probeert
in te leven, was ineens wereld
wijd een item."
„Je gaat beide rampen toch ver
gelijken. Daarbij is het niet zo
relevant dat in Zeeland 1836
mensen omkwamen en in Azië
meer dan 200.000, want het
blijft 200.000 keer een groot ver
driet. Toch vind ik de Zeeuwse
ramp in zekere zin 'erger', want
die duurde veel langer. De
storm hield maar niet op. Dat
geluid was zo angstaanjagend,
daar word je gek van. Mensen
hebben heel lang in doodsangst
op daken gezeten, terwijl hun
huizen het langzamerhand bega
ven. Veel slachtoffers zijn pas
zondagmiddag verdronken. De
watersnoodramp was ongeloof
lijk wreed in zijn traagheid. Er
waren geen ooggetuigen, er
kwam geen hulp, want de over
heid was niet paraat op zondag.
De mensen moeten zich door
God en iedereen verlaten heb
ben gevoeld."
Dit eiland was een verloren
eiland. Het zou met onbe
schrijflijk geweld volledig ten
onder gaan zonder dat de bui
tenwereld er een hand naar
zou uitsteken of het zelfs
maar zou opmerken. Het ge
val wilde dat het pact van
maanstand en wind die niet
van ophouden wist in het
weekeinde tot stand kwam.
Na tientallen jaren wordt het ge
beente van Lidy alsnog gevon
den, goed geconserveerd door
een dikke laag slik in de buurt
van de Schelphoek. „Dat kan na
zo'n lange tijd nauwelijks, maar
zelf vind ik het superdrama-
tisch." De vondst betekent, ten
langen leste, de afsluiting van
een langdurig rouwproces, al is
er geen volledige zekerheid dat
het Lidy's lichaam is. „Alleen
de lezer weet: zij is het. Officieel
zou het net zo goed kunnen
gaan om een Zeeuwse boerin.
Haar graf blijft dan ook ano
niem."
De verschijning van het boek is
voor Margriet de Moor een ener
verende periode. „Ik ben - wat
ik vroeger niet had - over dit
boek heel zenuwachtig, mis
schien doordat ik er zo lang mee
bezig ben geweest. Volgens mij
komt het ook doordat het boek
zoveel facetten heeft, onderde
len waar je soms een afzonder
lijk boek aan zou kunnen wij
den. Ook zitten er personages in
die een andere roman om zich
heen hebben. Daardoor zit er in
een spanning in het boek die ik
nog niet kwijt ben."
Rolf Bosboom
Margriet de Moor, De verdronkene -
Uitgeverij Contact, 336 blz., 18,90
23,90.
Kees Slager interviewt de schrijfster
dinsdag 3 mei in de Nieuwe Kerk in
Zierikzee, aanvang 20.00 uur.
Geboren in Noordwijk, 1941. Studeerde piano en solozang aan het
Koninklijk Conservatorium in Den Haag en later-kunstgeschiedenis
en archeologie aan de Universiteit van Amsterdam. Zij was ge
trouwd met beeldend kunstenaar Heppe de Moor, die in 1992 over
leed.
Haar literaire debuut was in 1988, met de verhalenbundel Op de
rug gezien. Sindsdien verschenen van haar de novellenbundel Dub
belportret (1989), de roman Eerst grijs dan wit dan blauw (1991,
winnaar AKO-literatuurprijs), de roman De virtuoos (1993), de ver
halenbundel Ik droom dus (1995), de roman Hertog van Egypte
(1996), de roman Zee-Binnen (1999) en de roman Kr eutzer sonate
(2001). Haar verhalen werden in 2000 gebundeld.
zierjachten in de havens en ver
kavelde gebieden. Door wat ik
allemaal had gelezen had ik
vooral het niet overstroomde
Zeeland in mijn hoofd. Nog
steeds zie ik de provincie in de
eerste plaats zoals oude Zeeuw
en haar waarschijnlijk bekij
ken."
De roman is met veel oog voor
feiten geschreven: de geografi
sche aanduidingen zijn talrijk,
de personages lijken naar het le
ven getekend, de vele getallen
verraden een bijna wetenschap
pelijke exactheid, weersomstan
digheden zijn tot in de meteoro
logische details weergegeven.
Wie naspeuringen doet, merkt
echter dat veel sporen doodlo
pen. De buurtschap waar Lidy,
op de vlucht voor het water, op
een zolder belandt, wordt bij
voorbeeld niet bij naam ge
noemd. „Het plaatsje lijkt mis
schien op Capelle, maar het is
het niet."
„Ik heb meer met de feiten gema
nipuleerd dan je zou denken.
Het enige personage dat te her
leiden valt is dominee Kuin, als
commandant van de 'lijken-
ploeg'. Iedereen weet: dat is de
dominee, Hij heeft ook een kor
te, maar mooie rol in het boek.
De rest is zuiver fictief. Ik heb
steeds geprobeerd mijn eigen fei
ten te zoeken. Het zou zo ge
beurd künnen zijn, de persona
ges zouden künnen hebben be
staan."
„Door wat ik heb gelezen en ge
hoord weet ik inmiddels zo veel
van de achtergronden van perso
nen op Schouwen-Duiveland,
dat het heel eigen wordt. Van
daaruit kon ik mijn personages
ontwerpen. Ik heb de waters
noodramp niet van de Zeeuwen
willen afpakken, maar het is nu
ook mijn ramp geworden. Het
gaat mij aan. Ook Zeeland is de
afgelopen jaren heel dicht bij
mij gekomen."
Van de publiciteit rond de vijf
tigjarige herdenking van de wa
tersnoodramp, begin 2003, heeft
De Moor zich bewust afgeslo
ten. „Ik wilde het niet zien,
want ik zat toen midden in het
boek. Een romanschrijver pro
beert toch anders te kijken dan
de journalistiek. Schrijven is
voor mij heel meditatief: je doet
een stapje achteruit en denkt na
over wat er is gebeurd. Dat is
een intiem proces, jij alleen met
dat boek, waarbij je zo min mo
gelijk invloeden van buitenaf
moet hebben."
Op de zolder was iedereen
langzamerhand winddoof ge
worden. Het voortdurende ge
hamer op hun instincten, de
voortdurende aanspraak op
hun verbeelding wat er zou
kunnen gebeuren als ze niet
maakten dat ze ogenblikke
lijk wegkwamen, had hen af
gestompt.
Het vierde van de vijf delen
waaruit De verdronkene be
staat, heet 'Familieroman',
waarin de achtergronden van
veel personages worden ge
schetst, vooral van de mensen
met wie Lidy haar lot afwacht
op de zolder waar alle grote ge
beurtenissen van het leven sa
menkomen, van geboorte tot
dood.
„Ik wilde altijd al graag een fa
milieroman schrijven. Lidy
krijgt in Zeeland als het ware
een nieuwe familie. Dan dien je
ook achtergronden van die per
sonen in te vullen. Ze moeten bo
dy hebben, geen voorbijgaande
figuren zijn. Hun namen heb ik
ook uit de oude Zeeuwse ge
schiedenis gehaald. Namen van
personages zijn zó belangrijk,
net als bij je eigen kinderen. Ze
bepalen wat voor personen ze
zijn."
„Bij rampen wordt altijd gespro
ken van slachtoffers. Dat heeft
iets moreel hoogstaands, alsof
het personen zijn zonder kwaad.
Maar het zijn uiteraard gewone
mensen." Zo tekent De Moor
hen ook, mét hun feilen. Een
van hen blijkt zelfs een misdaad
op zijn geweten te hebben; een
ander, dijkgraaf Simon Cau,
heeft de vloed onderschat en be
seft dat hij vergeten is twee bin-
nensluizen in zijn polder te slui
ten en dat de gevolgen daarvan
dramatisch zijn. „Dat zal hij de
rest van zijn leven met zich mee
moeten dragen. Ook al duurt
dat leven nog maar acht uur, het
maakt het niet minder erg."
„Het kleine, menselijk leven
wordt overdonderd door die
enorme vloed. Dat is zo'n mach
tig gebeuren, dat de rest - goed,
kwaad - er niet meer toe doet.
Dat wordt van tafel geveegd. Ik
schrijf graag over het gedrag
van mensen, dat grotendeels
wordt bepaald door de omstan
digheden. Uiteindelijk heb je
daar niet veel over te beslissen."
Tegenover de dramatische ge
beurtenissen met Lidy, die vele
jaren vermist blijft, stelt de
schrijfster het leven van Arman
da. Die moet verder met de we
tenschap dat haar zus, die ze
zelf naar Zeeland heeft ge
stuurd, waarschijnlijk is omge
komen. Enkele jaren later
trouwt ze, na aanvankelijke aar
zelingen, met Lidy's man Sjoerd
Blaauw en ontfermt zich over
hun dochter Nadja. „Terwijl ik
het schreef, besefte ik dat haar
leven niet minder tragisch is.
Het zoeken naar haar vermiste
zus zet de toon van haar leven."
foto Dirk-Jan Gjeltema