Niet zo simpel als het lijkt
1 PZC
Ontheemd in
het eigen leven
Verzameld
Werk van
A. Alberts
Vrouwkj
Tuinmai
woensdag 16 maart 2005
ien jaar na zijn over
lijden verschijnt van
A. Alberts het Verza
meld Werk. Het oeuvre is nu
bijeen in drie delen dundruk
in cassette, maar het blijft on
grijpbaar, hoe eenvoudig het
ook oogt. Literatuur zo hel
der als een fata morgana.
Onnadrukkelijk. Misschien
is dat het woord. Terloops.
Op het eerste gezicht niets bij
zonders. Laconiek. Weinig om
het lijf. Hoe zeg je dat nou? Hoe
karakteriseer je het literaire
werk van A. Alberts (1911-
1995)? Toch maar als onnadruk
kelijk.
Voorlopig dan, in te ruilen tegen
elk beter bod.
Menig, al dan niet vermeend,
kenner heeft zich op deze vraag
vastgebeten. Vaak met tegen
strijdige resultaten. In 1992 gaf
Alberts' uitgever G.A. van Oor
schot een brochure uit over de
'meester-schrijver', want deze
had voor de Boekenweek van
dat jaar het essay geschreven,
'Twee jaargetijden minder', en
dan zet een uitgever graag de an
dere boeken ook nog eens in het
zonnetje. Aan Robert Anker en
Willem Jan Otten werd ge
vraagd een bijdrage aan de bro
chure te leveren.
Schreef Anker: 'Wat me bij her
lezing van dit oeuvre opvalt is
het geringe gehalte aan ironie in
de verhalen en romans. De laco
nieke toon die ik me herinnerde,
meetbaar aan het aantal keren
dat 'waarachtig' wordt ge
bruikt, is nauwelijks aanwezig.'
Schreef Otten: 'Ik noem dit daar
om ironisch, omdat we als lezer
iets weten wat de anderen niet
weten. In zulke ironieën
grossiert Alberts.'
Het is in 2005 tien jaar geleden
dat Albert Alberts overleed. De
geboren Haarlemmer promo
veerde op de grondwetsherzie
ningen van 1848, werkte als
ambtenaar in Frankrijk en Ne-
derlands-Indië, werd geïnter
neerd door de Japanners, nam
ontslag uit de bestuursdienst
omdat hij zich niet kon vinden
in het regeringsbeleid ten aan
zien van Indonesië, werd redac
teur van De Groene Amsterdam
mer en was na 1965 toch weer
ambtenaar.
En hij schreef. Verhalen, verhan
delingen, korte romans, herinne
ringen, essays. Lange tijd was
Alberts nauwelijks meer dan
een eultschrijver, geroemd om
de verhalen in de debuutbundel,
uit 1953, 'De eilanden met na
me'. Geen van die eilanden
droeg een naam, maar gezien de
persoonlijke achtergrond van de
auteur, die daar immers had ge
werkt, was duidelijk dat het om
Indonesië ging. De personages
droegen ook al geen namen, wat
ze universeler maakte natuur
lijk, maar ook minder kenbaar
en daardoor weer minder univer
seel en dus unieker. Een vreemd
fenomeen.
Verzwijgen
Een volgend boek noemde Al
berts dan weer 'Namen noe
men', terwijl in de schitterende
roman 'De honden jagen niet
meer' (uit 1979) van een echt
paar alleen de echtgenoot, Wiet-
ze, een naam draagt terwijl zijn
vrouw het bijna tot het eind met
'Wietze's vrouw' moet doen.
Het ongrijpbaar onnadrukkelij
ke zat er vanaf die eerste verha
len in. De zinnen waren kort en
van elke opsmuk ontdaan, maar
toch of daardoor zo mooi. Al
berts, de meester van het ver
zwijgen. Als het geen ambtena-
rentaal was: efficiënt, econo
misch. Kan het in acht woorden,
schrijf er dan geen tien. Waar
mee Alberts zonder schroom in
de literaire traditie van Elsschot
en Nescio kon worden geplaatst.
Anderzijds hoort hij tot de
schrijvers die blijvend door hun
verblijf in Nederlands-Indië
zijn beïnvloed.
Als in dit verband van een door
braak kan worden gesproken,
dan beleefde Alberts die in
1974. Er ging zowaar iets van
een hype aan vooraf, want het
verhaal ging dat hij iets van elf
jaar, of nog langer, aan het aan
staande boek had gesleuteld.
Wat de verwachtingen hoog
deed oplopen. Het viel niet te
gen. 'De vergaderzaal' bleek zo
goed als gehoopt.
In deze korte roman van 78 blad
zijden maken we de ondergang
mee van meneer Dalem, een za
kenman in zaken die er verder
niet toe doen, die tijdens een ver
gadering het contact met de rea
liteit verliest, aangekondigd in
zinnetjes als: 'Hij bleef strak
naar de muur aan de overkant
kijken. Hij hoorde stemmen om
zich heen, zonder te verstaan,
wat er werd gezegd. Hij hoorde
de deur van de vergaderzaal
dichtgaan.' Dalem past gewoon
weg niet in de wereld waar hij is
beland. Teruggebracht tot het
banale basale is het zakenleven
niets voor hem. Vandaar dat de
Albert Alberts (1911-1995): Kan het in acht woorden, schrijf er dan geen tien.
foto Hans Vermeulen
zaken zelf onbekend blijven,
want ze doen er niet toe. Dalem
is een kwestie van vroeger of la
ter.
Het boek was een dermate groot
succes dat Van Oorschot in hoog
tempo oud werk ging herdruk
ken en zo kon het gebeuren dat
Alberts begin 1975 met net zo
veel titels in de Boeken Top 10
stond als Montignac, Nicci
French, John Grisham, Geert
Mak en Dan Brown later - waar
bij moet worden aangetekend
dat de Boeken Top 10 toen nog
werd samengesteld op basis van
de verkopen van 'de betere boek
handel'.
Het werk dat werd herdrukt, in
uniforme witte omslagen, was
semi-autobiografisch. In 'Aan
Frankrijk uitgeleverd' (in 1963
verschenen onder de titel 'Met
de Franse slag') beschreef Al
berts zijn ambtenarenleven uit
de tijd dat hij inderdaad in
Frankrijk werkte voor het minis
terie van koloniën als 'fonctio-
naire bénévole'. Het beviel hem
matig tot zo-zo. 'Ik ben tenslot
te, omdat ik ergens moest zijn,
maar blijven zitten op de afde
ling A.E.F., onderafdeling To
go'. Want: 'Het werd op het
laatst een soort ongedierte, die
dossiers. Ik raakte ze niet meer
kwijt.'
Varen
Drie maanden later voer hij
naar Nederlands-Indië. Er
wordt sowieso veel gevaren in
Alberts' oeuvre. Geen wonder
voor een telg uit een geslacht
van koopvaarders. Maar het va
ren heeft ook een symbolische
lading. Het is altijd een bewe
ging ergens vandaan, een vorm
van wegwezen, maar zachtjes.
Een wegglijden.
Let maar eens op hoe vaak al in
de eerste zinnen of anders eerste
alinea's sprake is van vertrek.
In de openingszin van 'Het zand
voor de kust van Aveiro', in 'Uit
reis', het eerste verhaal van de
bundel herinneringen aan Indië,
in 'In en uit het paradijs getild',
in 'Haast hebben in september':
'We zijn Rome uitgereden.' Na
het succes van 'De vergaderzaal'
begon Alberts ook in de prijzen
te vallen. Met de twee grote
oeuvreprijzen, de Constantijn
Huygensprijs (1975) en P.C.
Hooftprijs (1995), als hoogtepun
ten. Behalve fictie en semi-fictie-
ve verhalen schreef Alberts ook
historisch werk. Zodat de uitga
ve van zijn Verzameld Werk
waarin ook onuitgegeven tek
sten uit de nalatenschap een
plek hebben gevonden, ten tijde
van de heersende Boekenweek
op zijn plaats is. Maar het ge
schiedkundig werk steekt wat
mager af tegen zijn werken van
de verbeelding.
Juist van de man die het wegla
ten tot kunst had weten te pro
moveren, kon niet de brede uit
leg worden verlangd die een his
torisch werk nodig heeft. Maar
ook in deze stukken zijn die
ogenschijnlijk simpele toon en
stijl helemaal des Alberts. On
grijpbaar.
En onnadrukkelijk.
Theo Hakkert
A. Alberts: Verzameld Werlc. Drie de
len in cassette - Uitgeverij G.A. van
Oorschot, 2.400 pag., €89,-, na een
maand €99,-.
Jij ziet goed uit vandaag
De man van de griesmeelpannenkoeken
zegt iets tegen mij. De man de bakker.
Ik heb hem niet verstaan verdiept
in het vooruitzicht van mijn volle maag.
Veilig vol hij zegt het nogmaals
en ik schaam me. Je laat niet iemand
twee keer zeggen jij ziet goed uit.
Hij zegt ik mooi. Dat verstaan.
Zou hij weten hij is de eerste die tegen
mij praat vandaag - nooit spreken met
volle mond - dat het de derde pannenkoek
is deze week. Hij vraagt of ik getrouwd.
Vrouwkje Tuinman (geb. 1974)
Mijn visitekaartjes, een ge
schenk van mijn vrouw,
durf ik alleen met een veront
schuldigende grijns te overhan
digen. Volgens het kaartje ben
ik schrijver, maar mag je je zo
noemen na het schrijven van
één boek? Ik heet ook 'poëzie-
kenner'. In dit opzicht heeft m'n
zelfvertrouwen een impuls ge
kregen door het debuut van
Vrouwkje Tuinman. De foto ach
terop Vitrine toont een bedeesd
meisje en ze schrijft bedeesde ge
dichten. Des te verrassender
zijn de eerste regels in het boek
je: 'In Brussel laat je mij je kut
zien.'
Het zijn niet haar eigen woor
den. Ze zijn afkomstig van haar
geliefde sinds vijf weken en de
dichteres leest ze in haar 'veilig
bed'. Ineens kon ik geloven in de
term die mijn echtgenote me toe
dichtte. Want deze 'poëzieken-
ner' bracht het citaat onmiddel
lijk thuis. Vrouwkje Tuinman
verwijst naar een gedicht uit
een van de drie bundels die F.
Starik vorig jaar publiceerde.
Naar diens gedicht dat eindigt
met de opmerking: 'Ik ging/
naar Brussel om je kut te zien.
Jouw kut is mijn huis.'
Twee poéten in één bed, het
heeft voor de poëzie merkwaar
dige gevolgen. 'Wil je mijn knie
zien?', vraagt de dichteres. 'Jij
laat je knie zien, alles is in or
de', reageert de dichter. Jammer
genoeg worden ze in mijn poëzie-
kast door vele bundels geschei
den, van Kees Stip en Mustafa
Stitou, van Toon Teilegen en
Willem van Toorn.
Ondanks het heftige begin ont
moeten we in Vitrine een verle
gen Vrouwkje. Het is veelzeg
gend dat ze niet zichzelf los
maakt, maar dat ze door een an
der wordt losgemaakt. In deze
poëzie wordt meer geluisterd
dan gezegd, meer beschouwd
dan beleefd, meer gekeken dan
gedaan. 'Zie hoe ik mijn leven
doe', schrijft ze ergens, alsof het
bestaan geen werkelijkheid is
maar een toneelstuk.
Ontheemd in het eige
het zal te maken heli
haar persoonlijke hista
elke korrel verleden/ bil
nieuwe taart', be
verleden wordt overal
door een verdwenen vil
'schijnt al twaalf jas:
Lijkt, al bijna dertien'!
rend is het gedicht «i
zichzelf en haar
een afstand opneemt
dan 'een man, een ai
ziet óók 'Papa's grote:
Wat verwacht ze van ia
naar? Hij ontbolstert la
terlij k en figuurlijk. 'Ikl
komen naakt' is de titel
openingsgedicht,
hoopt ze op bescherming
lijke steun, een veiligtha
In een paar gedichta
naar huizen gezocht, Ze:
lijk ook nog naar eenifa
huis op zoek. Er zijn, aj
naar de vanaf 1970 geh
teurs, naast de dichts
gens maar heel weinig!
de meisjes. Daarom is»
dat het goed
Vrouwkje Tuinman. Eni
als je zo'n spannend gea
'Jij ziet goed uit vandai
schrijven, waarschijnli
goed aflopen. Wat u
heeft, is zelfvertrouwen,!
vertrouwen om het groï
op haar visitekaartjes
drukken. Misschien kr.;;
wel van haar geliefde, dt
jes met het woord 'dichS
Mario M
Vrouwkje Tuinman: Vitn
Van Ditmar, 56 pag., Ci'J
Rudy Kousbroek
Zwitserleven
emand stuurde mij deze briefkaart, gemaakt op
een varkensmarkt in Zwitserland in 1930, en
schreef op de achterkant: Een wonderlijk gesple
ten beeld. Heeft ze hem net gekocht? Of gaat ze
hem verkopenIn het eerste geval bestaat de vertrouwelijk
heid die je ziet helemaal niet. In het andere geval gaat ze
die zometeen van de hand doen, glimlachend en wel.
Zo is het in werkelijkheid, maar helaas, ik laat me veel te
graag misleiden; bij mij gaan bij zulke foto's de sluizen
open. Iemand die zielsgelukkig is met een varkentje, een
blik in de hemel. Ze denkt: wat een lief beest! En hij is van
mij, ik heb hem in mijn armen, dat is een groot wonder.
Hij heeft oren, zo prachtig, later kan hij er mee leren vlie
gen. En schouders, welk varken heeft er nu echte schou
ders? En blond haar, zo mooi schoon, pas gewassen, met
een scheiding op zijn rug. Er staat nog veel meer op die fo
to, het gaat ook om het meisje zelf: ik zie niet alleen dat lie
ve Alpengezicht, maar ook de knoopjes op haar bloes. Die
zijn om open te maken (dat is ook een wonder). Zwitserse
meisjes zijn stevig gebouwd, met flinke armen om varken
tjes te dragen, maar ook voor menselijke omhelzingen; ze
heeft natuurlijk ook sterke benen, die kun je hier niet zien
maar ze zijn er wel, met degelijke spijkerschoenen voor
het bergbeklimmen. En een gaaf gebit.
Het varkentje herinnert aan de big uit de film Babe (van
Chris Noonan, 1995, naar het boek The Sheep-Pig van
Dick King-Smith). Dat was het verhaal van een biggetje
dat door een gelukkig toeval aan de bio-industrie ontsnapt
en de kans krijgt te bewijzen dat hij een bijzonder dier is.
Het was een opmerkelijke film, niet alleen om het sprook
jesachtige dat er in tot leven komt, maar ook omdat het
verhaal op meeslepende wijze een lans breekt voor het wel
zijn van de dieren. Niet iedereen was het daarmee eens.
Een bekende dichteres schreef: 'Daar werd ik ook zo mis
moedig van, dat niemand leek op te merken hoe sentimen
teel het was om met één varkentje mee te leven, terwijl het
overduidelijk was dat de rest tot worst werd.' Volgens mij
gaat het daar juist om: die mismoedigheid voelt iedereen
en dat is de bedoeling, daar berust de mentaliteitsverande
ring op die een film als deze teweegbrengt. In alle verge
lijkbare kunstwerken is het de identificatie met één speci
men, één wezen behorend tot de vervolgde soort, die de
mensen in staat stelt zich met die soort te identificeren.
Het is teleurstellend dat biologen dat niet inzien en zich
vaak keren tegen het vermenselijken van dieren, zoals dat
ook gebruikelijk is in kinderboeken. Naar mijn overtui
ging is daar juist de verbetering aan te danken. Natuur
films volgens het realistische recept van 'de natuur kent
nu eenmaal geen sentimentaliteit' dragen daar vrees ik
veel minder toe bij. Biologen streven naar het elimineren
van persoonlijke sentimenten; daarom hebben ze het ook
altijd over 'populaties' in plaats van over dieren. Zodra je
dat woord hoort weet je al hoe laat het is. Een opvallende
eigenschap van de film Babe was juist dat hij barstte van
liefde: je zag hoe die boer, met grote perfectie gespeeld
door James Cromwell, reddeloos zijn hart verliest aan het
varken en naar hem kijkt zoals naar een geadoreerd we
zen; een andere daarmee samenhangende eigenschap van
de film is dat recht wordt gedaan aan de intelligentie van
deze dieren: varkens hebben een hoog IQ en zouden goede
huisdieren kunnen zijn, mits daarop geselecteerd en niet
op lichaamsgewicht.
Je kunt het ook omkeren: er is (nog steeds, hoop ik) in de
westelijke wereld een mentaliteitsverandering jegens die
ren aan de gang en deze film was daar een manifestatie
van. Het is erg jammer dat de commercie het niet kon la
ten er een in alle opzichten inferieur vervolg op te maken;
aan de andere kant, ook dat past in een trend, de nabije
toekomst ziet er somber uit. Sinds Babe werd gemaakt zijn
er dieren vernietigd op een schaal die in de geschiedenis
niet eerder is voorgekomen, uitsluitend uit marktoverwe-
gingen, zonder dat er één politieke partij is die zich er
foto Hans Staub, Varkensmarkt in Zwitserland, 1930
druk om maakt. (Behalve de Partij voor de Dieren natuur
lijk.) De handtekeningacties van Voskuil, als iemand zich
die nog herinnert, zijn een beschamende wassen neus ge
bleken, futiel en onbetekenend, alleen bestemd voor eigen
parochie. De voedselindustrie is machtiger dan ooit en
slaagt er steeds beter in om het voor te stellen of behalve
een handjevol goedaardige malloten alleen extremistenen
fanatici zich tegen deze gang van zaken verzetten.
Op deze foto van 75 jaar geleden was dat allemaal nog on
denkbaar. Toen droegen de meisjes nog bloeses met kno
pen die je open mocht maken als je er beleefd om vroeg. Zo
was de wereld toen.