Ik heb geleerd om heel goed te kijken Een goede roddel is zo slecht nog niet Pierre Vlamings, pleegopa en ontwerper Over de tong Nooit zelf kinderen gewild, maar op zijn zestigste wel pleegopa van vier Antilliaanse kinderen. De 'gezinsuitbrei ding' neemt grafisch ontwerper Pierre Vlamings dusdanig in be slag dat zijn werk hem 'hele maal niet meer interesseert'. „Die kinderen zijn op dit mo ment mijn dagtaak. Het mooie dingetjes maken staat even stil." Het viertal (een tweeling - twee meisjes - van elf, een jongen van acht en een meisje van zes) hebben een onmiskenbare plek ingenomen in het huis en leven van Pierre Vlamings en zijn partner Marjan de Koster. Er hangen foto's, maar ook zelfgemaakte tekeningen en ansichtkaarten. „En er staat ineens overal speelgoed. Daar moest ik zo aan wennen." Anderhalf jaar geleden besloot Vla mings - in eerste instantie zonder me deweten van de Koster - zijn hulp aan te bieden als crisisopvangadres voor kinderen die uit huis geplaatst wor den. Na een stevige training, werd hij afgelopen zomer gebeld en stonden er nog dezelfde dag twee kinderen op de stoep. „De eerste tijd heb ik de kinderen in mijn eentje opgevangen; Marjan was net drie weken met vakantie", vertelt Vlamings. „Dat vond ik vreselijk moei lijk. Het waren natuurlijk niet de mak kelijkste kinderen. Ze waren brutaal en ongemanierd. En ik wilde na alle lessen die ik gevolgd had natuurlijk niet afhaken, maar ik vond het heel lastig om een beetje rust in de tent te krijgen." Hij bedacht een beloningssysteem met gele en rode plakbriefjes. De gele briefjes waren punten en de rode straf- punten. „Ik had al heel snel in de ga ten dat de jongen altijd iets extra's wilde. Nog een boterham en nog een kop thee en nog meer beleg. Daarom zorgde ik er met opzet voor dat hij af en toe minder gele plakbriefjes had dan zijn zusje. Dan ging hij ineens heel aardig doen. Deed hij de deur voor me open en als we naar buiten gingen zette hij mijn schoenen vast klaar." Het werd uiteindelijk een dolle zomer. „Ze kregen gelukkig snel vriendjes in het dorp en ik heb de tent opgezet in de tuin en daar hebben we met zijn drieën geslapen. Verder zijn we bij voorbeeld naar Miniatuur Walcheren en het circus geweest. Af en toe gin gen we naar de kinderboerderij in Goes en Bergen op Zoom." Vlamings bleek een meester te zijn in het bedenken van steeds weer nieuwe spelletjes. „Dat vinden ze leuk. Ze wil len graag dat je meedoet, vragen dat ook steeds. Dus dat doe ik dan." Inmiddels worden de kinderen, ook de tweeling, opgevangen door pleeg ouders elders in Zeeland. Maar eens in de maand zijn ze van vrijdag tot zondag bij Vlamings en De Koster in Rilland. En dat gaat goed. „Nu we pre cies weten wat we aan elkaar hebben, is het fantastisch." Slaag Vlamings, de jongste in een groot ka tholiek gezin met negen kinderen, had altijd al 'belangstelling voor de zwak keren in de samenleving'. „Als er op school een jongetje gepest werd, ging ik er meteen naast staan. En als er een kindje huilde, kwam ik troosten. Elke dag na schooltijd, ik zal toen een jaar of acht geweest zijn, ging ik op bezoek bij Harry. Een mongool die naast ons bij de nonnen woonde." Vlamings herinnert zich uit zijn jeugd vooral veel slaag. „Mijn vader heeft me veel geslagen en op school werd je ook fysiek gestraft. Zo ging dat in die tijd. Op school kon je kiezen tussen de platte of de ronde stok. Twintig sla gen met de platte of tien met de ronde stok. De ronde stok kwam harder aan." Hij mocht nooit vriendjes mee naar huis nemen en zijn vader gaf hem al tijd 'op zijn flikker'. „Ik mocht niks en ik kon niks." Totdat vader Vla mings zijn jongste zoon - hij zal een jaar of 19, 20 zijn geweest - meetroon de naar het magazijn achter de win kel. „Heel geheimzinnig, niemand Naam: Pierre Vlamings Woonplaats: Rilland Geboren: Steenbergen, 1944 Opleiding: Mulo, UTS (Uitgebreide Technische School), opleiding grafisch ontwerpen aan de avondacademie in Rotterdam en de avond- en dagacademie in Breda Werk: zelfstandig grafisch ontwerpei- mocht het horen. Hij stelde voor dat ik de zaak over zou nemen. Dat wilde ik niet, maar ik had niet de moed om dat meteen te zeggen." Vlamings' vader was elektrotechnish installateur en verkocht in zijn winkel onder meer radio's, televisies en lam pen. Van moeder komt het artistieke dat veel van de kinderen van haar geërfd hebben. „Zij ontwierp hoedjes in een atelier in Breda", vertelt Vla mings. „Later werden dat lampenkap pen. Die verkocht ze in onze winkel." Mooie herinneringen bewaart Vla mings aan de Sinterklaasavonden thuis. „Dan werd er flink uitgepakt. Geen dure dingen, veel zelfgemaakt, maar er werd aandacht aan besteed. Alles zag er mooi uit." Praters waren het niet, de Vlaming- sen. „Er werd thuis niet gepraat en niet gelezen, wel veel getekend", zegt Vlamings. Het klinkt enigszins wrang. „En daar pluk ik nog altijd de vruch ten van. Ik heb geleerd om heel goed te kijken." Vlamings gaat voor naar de Zeeuwse schuur in de tuin die hij als atelier ge bruikt. Het valt niet mee om tussen de stapels dozen vol boeken, spulletjes voor een rommelmarkt en mappen iets te vinden, maar het lukt toch. Door hem ontworpen briefpapier, beeldmerken, uitnodigingen, posters en huisstijlen passeren in willekeurige volgorde de revue. Een brandweerman in een luciferdoos je op een affiche voor de jaarlijkse jeugdbrandweerdag in Rilland. Een foto van een elektrische stoel op een poster ter gelegenheid van het tienja rig bestaan van het Brabants Elektrici teitsmuseum in Dongen. Op een aankondiging van een sympo sium over 'Voeding en de ouder word ende mens' een tekening van een kraai die een worm in de in de wijd openge sperde mond laat vallen van een be jaarde vrouw. En voor een manifesta tie over alcohol en drugs tekende Vla mings een jongen met pilsjes op de plek waar je spierballen zou verwach ten. Verzamelaarsobjecten Vlamings maakte in Nederland en Bel gië naam als cartoonist. Zijn nieuw jaarskaarten zijn felbegeerde verzame laarsobjecten. Onder de naam Vla mings Vormgevers ontwierp hij als kleine zelfstandige in opdracht van particulieren, bedrijven en instellin gen. En dat was hard werken. „Je moet niet alleen dingen bedenken en tekenen, maar ook je eigen rekenin gen schrijven, je belastingaangifte re gelen, achter je geld aanzitten en met ontevreden klanten omgaan." En dat viel hem niet mee. „Een vriend zei het al tegen me toen ik net begon. 'Je kan mooie dingen maken, maar een zakenman zal je nooit worden'. En daar had hij gelijk in. Mijn hele loopbaan heb ik geworsteld met de vraag hoeveel je in rekening moet brengen." Hij loste dat probleem als volgt op. Grote instellingen stuurde hij een flin ke rekening; jonge startende onderne mers hielp hij - als hij ze aardig vond - bij wijze van spreken voor niks. „Dan was ik al tevreden als ik mee kon eten, of een keertje mee mocht stappen." Na de Mulo en de UTS (Uitgebreide Technische School), vluchtte Vla mings het huis uit. Hij ging bij zijn broer wonen in Alphen aan den Rijn. „Ik wilde niet in de zaak, maar wist ook eigenlijk niet precies wat ik wel wilde. In Alphen aan den Rijn heb ik daarom eerst een tijdje bij een betonfa- briek gewerkt." Daarna ging Vla mings achtereenvolgens naar de avondacademie in Rotterdam (rich ting grafische vormgeving), de avond academie en de dagacademie in Bre da. Overdag werkte hij eerst bij een reclamebureau in Rotterdam en later bij een zeef drukkerij in Breda. Na zijn afstuderen begon hij voor zichzelf. Mooi werk waar perfectionist Vla mings geheel in op ging. Avondenlang zat hij te priegelen met tekenpen, schaar en lijm. Elk lettertje en plaatje werd apart uitgeknipt, zodat Vla mings het later op dé exact juiste plek kon plakken. „Mijn signering bijvoor beeld. Die moet precies op de goede plek komen. Ik wil dat het beeld hele maal klopt." Lang heeft hij zich verzet tegen het ge bruik van computers. „Ik vind dat he lemaal niets, ik hou van het ambachte lijke, het handwerk. Tegenwoordig zaterdag 12 maart 2005 foto Mechteld Jansen kun je als je dertig minuten achter je pc zit een ontwerp maken. Alles wordt gekanteld en in 3-D uitgevoerd. En steeds in een andere kleur. Dat kan allemaal, maar ik vind het niet mooi. En probeer er maar eens een lichtbak van te maken. Alhoewel, dat kan tegenwoordig geloof ik wel." Zijn donkere kamer is verworden tot opslagruimte. En zijn bureau hoopt Vlamings binnenkort te vervangen door een biljart. Hij gaat een beetje af bouwen. Het is tijd om eens wat ande re dingen te doen. Voor zijn pleegkleinkinderen zorgen bijvoorbeeld. Ze komen misschien maar eens in de maand een weekend en elke vakantie een paar dagen, maar Vlamings heeft er zijn handen vol aan. Iets anders kan er even niet bij, want dan doet hij de kinderen 'tekort'. „Het is een hele vreemde gewaarwording", zegt Vlamings. „Zo raar, maar die kin deren beheersen mijn leven. Ik ben er constant mee bezig." Net zoals hij voorheen net zo lang doorploeterde tot een ontwerp perfect was, regis seert hij nu tot in de puntjes de week einden met de kinderen. „Zelf tonen ze nog weinig initiatief. Je moet de kinderen alles aanreiken. Dat moet je dan toch een beetje voorbereiden. En je moet bedenken wat je gaat zeggen en bedenken wat je gaat doen." Ingrid Huibers Eigenlijk hoort 't niet en toch doen we ment niet bij zijn. Ik denk dat ve het allemaal: roddelen. En menigeen zich daar wel van bewust zijn, a vindthetnog leuk ook. Dat wil zeggen: zo- maar de vraag of ze zich daar oo Eigenlijk hoort 't niet en toch doen we het allemaal: roddelen. En menigeen vindthetnog leuk ook. Dat wil zeggen: zo lang we maar niet zelf over de tong gaan. Op de Universiteit van Amsterdam loopt op dit moment een onderzoek naar de functio nele aspecten van roddelen. Want praten over anderen hoeft niet per definitie ver keerd te zijn, zeggen de onderzoekers. Ster ker nog, het heeft veel positieve effecten, iedereen roddelt. Nou ja, bijna iedereen nan, Over de buurvrouw die een wel erg blonde kleurspoeling heeft genomen. Of over die twee collega's die opvallend vaak samen moeten overwerken. Zet twee of Üu,rmensen elkaar en het gesprek zal laan over andere mensen. ■Het is gewoon leuk en vermakelijk om met een ander te praten over iemand die je alle- •kent", zegt Gerben van Kleef, universi- air docent sociale psychologie aan de Uni citeit van Amsterdam. „Dan heb je met een een gemeenschappelijk gespreksonderw erp. En roddelen is natuurlijk veel span ader dan met elkaar praten over zoiets als het weer." verricht op dit moment onder waar het fenomeen roddelen. Dat doet 1 samen met studenten die op het onder- 'e,l) afstuderen. Waarom roddelen men- ,lent het een bepaald doel? Waarover roddelen ze, en met wie, en waarom? onH °ns °P er eigenlijk heel weinig erz°ek naar is gedaan. En alles wat er Roddelen heeft ook positieve kanten ooit over geschreven is, heeft haast per defi nitie een negatieve connotatie. Roddelen is verwerpelijk en immoreel en not done, is al- foto Charel van Tendeloo/GPD tijd de teneur. Er is in de samenleving een soort van ongeschreven regel die zegt dat je niet praat over mensen die er op dat mo ment niet bij zijn. Ik denk dat veel mensen zich daar wel van bewust zijn, al is het maar de vraag of ze zich daar ook door la ten leiden." Hoe dan ook, het hóórt eigenlijk niet, vin den we. En bovendien: je zult zelf maar on derwerp van een vette roddel zijn die als een lopend vuurtje over de werkvloer gaat. Of erachter komen dat het familielid dat je in vertrouwen hebt genomen je verhaal toch aan een ander heeft doorverteld. „Mensen verontschuldigen zich er ook vaak voor als ze roddelen", zegt Gerben van Kleef. „Zo van: 'Wat ik je nu ga vertellen is wel roddelen hoor, maar wat ik laatst hóór de...' Alsof we ons er toch een beetje schul dig over voelen. En toch doet iedereen het voortdurend. En we vinden het allemaal nog leuk ook. En dus, denken wij, moet er wel iets zijn wat roddelen functioneel maakt. In ons onderzoek willen we probe ren te ontdekken of er ook positieve kanten aan roddelen zitten." Sociale functies Hoewel het onderzoek zich nog in een pril stadium bevindt, hebben Van Kleef en con sorten inmiddels al wel ontdekt dat de so ciale functies van roddelen talrijk zijn. „Het kan bijvoorbeeld mensen binden", zegt mede-onderzoekster Bianca Beersma. „Eén van de belangrijkste functies van rod delen is het versterken van de band met de gene met wie je roddelt. Door samen infor matie uit te wisselen over een andere per soon en door samen iets te doen wat eigen lijk niet hoort. En bovendien: de roddelaar heeft jóu uitverkoren om het verhaal aan door te geven. Dat zegt iets over je positie in een groep of organisatie. Roddelen geeft ook ontzettend veel informatie over men sen. Over hoe iemand is, hoe de machtsver houdingen in een groep liggen, voor wie je op moet passen. Er wordt niet voor niets heel vaak geroddeld over mensen die boven aan de pikorde staan. Dat kan heel handig zijn voor nieuwkomers op de werkvloer die door roddels veel Ieren over de cultuur en de groepsnormen van de nieuwe werkomge ving. Via het informele circuit kom je im mers vaak meer te weten dan langs officiële kanalen. Dat wil zeggen, ervan uitgaande dat de informatie waar is natuurlijk. Rodde len is, met andere woorden, broodnodig so ciaal gereedschap." „Het is de smeerolie die sociale interacties soepel laat verlopen", zegt Van Kleef. Beersma: „Je kunt het praten over een an der ook gebruiken om je eigen ideeën te toetsen of medestanders te vinden voor je mening. Hoe denkt je collega bijvoorbeeld over jullie chef? En heeft je schoonzus ook problemen met je schoonmoeder?" Van Kleef: „Mensen hebben, bij alles wat ze doen, de behoefte om zich met anderen te vergelijken. Dat noemen we in de sociale psychologie de sociale vergelijkingstheorie. Je weet in het leven nooit of je het goed doet, want er is geen objectieve standaard voor goed of slecht. Daar kom je vaak al leen maar achter door jezelf met anderen të vergelijken. Dat hebben mensen nodig." Verder roddelen mensen vooral om zichzelf in een beter daglicht te stellen. „Dat is", zegt Van Kleef, „meer de strategische kant van roddelen. Dat is voor het slachtoffer na tuurlijk niet zo leuk, maar voor jezelf kan het zeker gunstig zijn. Want je versterkt daarmee je eigen positie terwijl je die van de ander juist verzwakt of hem of haar doel bewust zwart maakt. En mensen vinden het nu eenmaal leuker om negatieve dingen te horen. Dat is smeuïger, sensationeler. Bo vendien: fervente roddelaars zijn vaak po pulair, omdat ze zich midden in het sociale proces bewegen." Ze weten altijd alles als eerste. Aan de andere kant: als je bekend staat als een flinke roddelaar, is dat ook weer niet echt gunstig voor je reputatie. Het is dus eigenlijk heel dubbel." Natuurlijk roddelt hij zelf ook wel eens, geeft Van Kleef eerlijk toe. „Ik zou liegen als ik zou zeggen dat het niet zo was. En waar ik dan over roddel? Over mijn voorma lige baas. Dat is tussen mij en mijn colle ga's beslist een geliefd gespreksonder werp." Corine van Zuthem

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 25