Jannes verovert Nieuwe Wereld
Als je niet oppast zit je zo op een bank
Twee soorten zweet
21
'De vlaschaard'
dinsdag 8 maart 2005
Ik had zo graag 'n om Eine nog gezien:
Zijn zwart gezicht boven de 'gouwe knoppen'.
Een eeuw ten voeten uit kon hij'niet kroppen,
Doch 't scheelde niet zoveel, minder dan tien.
Maar 'k ben te laat, ik zal hem nooit meer zien!
Zijn plek is leeg, ze hebben hem gedragen,
Voor 't laatst, en haast voor 't eerst, om aan te klagen
Rest mij een bakkeetmuur; zo ik die nog verdien!
Ik kom van 't strand, heb daar bezweet gelegen;
Hoewel ontkleed naar mode van de tijd!
Mijn oom, had hij 't gezien, zou hebben stil gezwegen...
Er is ook ander zweet, zweet dat in voren bijt
Van die de harde grond zijn toegenegen;
Waar 't vlas uit moet, als 't kraakt en scheurt om regen
Laurens Geerse
Als ik dit gedicht gelezen en
herlezen heb, kom ik tot
een nogal vreemd lijkende con
clusie. Die luidt: dat er kenne
lijk twee soorten zweet zijn.
Vreemd! Een gedicht is toch
geen biochemische formule. Je
kunt toch naar aanleiding van
een gedicht niet over twee soor
ten zweet gaan uitweiden. Mis
schien dat de dichter zelf zweet,
als hij op een gedicht zit te zwe
ten. Dat dichterszweet hoort bij
alle twee de soorten zweet die ik
kan onderscheiden. Excus-
ez-moi, het lijkt erop dat dit een
verhandeling over zweet wordt.
Maar dan niet door een bioche
micus. Dus beste lezer, het ver
haal blijft leesbaar. Ik kan het
ook niet helpen dat het gedicht
mij ertoe dwingt. De dichter
heet Laurens Geerse. Hij woont
op Walcheren en hij gaf kortge
leden een kleine selectie uit zijn
poëzie uit onder de bizarre titel:
Wie wat bewaart, heeft iets om
weg te gooien. Dat is met het
oog op het feit dat een dichter in
de waan leeft dat hij voor de eeu
wigheid schrijft, een geestige ti
tel. Van een dichter die zijn
werk zo weet te relativeren ver
wacht je geen diepzinnige poë
zie. Maar toch ook humor en
zelfspot kunnen diepe lagen
blootleggen.
Een dichter houdt van tegenstel
lingen. In de stijlleer heet dat op
positie. De taal zit er vol mee:
zwart-wit, hoog-laag,
open-dicht enz.. Deze tegenpo
len versterken elkaar, trekken
elkaar aan, stoten elkaar af,
kortom ze zorgen voor leven in
de brouwerij van het leven, dat
anders maar een dooie boel zou
zijn.
Bijbels
Niet zonder gevoel voor betrek
kelijkheid zet de dichter hier als
kind van zijn tijd zijn zweet te
genover het zweet van de mens
van vroegere generaties. Dat
laatste zweet was beladen door
de bijbelse vloek: 'In het zweet
des aanschijns zult gij uw brood
eten' (Genesis 3:19). Werken,
zwoegen en zweten was in de bij
belse visie een straf voor een
kwaad dat de mens had bedre
ven. Hij noemde het maar erf
zonde waardoor het leek dat hij
er tenminste niet persoonlijk
voor verantwoordelijk was. In
de bijbelse mythe waren het de
eerste mensen, onze oervader
Adam en vooral die verleidster
Eva, die zo stom waren geweest
om van de boom van Kennis van
Goed en Kwaad te eten. Ze ont
dekten toen ook nog dat ze
naakt waren (Genesis 2:7). Kort
om de maat van het kwaad was
vol, de twee gelukkige eerste
mensen werden het paradijs uit
gejaagd en ze leefden nog lang
en ongelukkig. Een verhaal om
als kind van te smullen van de
spanning en om wakker van te
liggen. Want er klopten toch een
aantal dingen niet in. Die God
was toch eigenlijk maar een wre
de wraakzuchtige 'vader': nou
ja, dat viel later wel mee, want
hij zond later zijn bloedeigen
zoon naar die verdorven mensen
wereld om alles weer goed te ma
ken. Dat was de verlossing en
God was verzoend. Niet verge
ten dat het zijn zoon de kop had
gekost. En dat die kwaadaardi
ge mens weer een nieuwe schuld
op zich had geladen. Maar ja
dat hadden eigenlijk de joden
op hun geweten en dat hebben
ze dan ook in de loop van de ge
schiedenis geweten.
Dat waren in grote lijnen de ver
halen waarmee kinderziel vol-
en soms voorgoed dichtge
smeerd werd. Je ging er wel van
zweten. Ik wil geen theologische
discussie op gang brengen. Die
is er al lang, gelukkig. Laat ik
me tot het aangekondigde zweet
uit het gedicht beperken. Dan
andere zweet, 'Zweet dat in vo
ren bijt...' het zweet van 'n om
Eine, dat is nog het bijbelse ar
chaïsche zweet des aanschijns.
In elk geval hoort nom Eine nog
bij dit mens- en werelbeeld van
die oude agrarische wereld. Vlas
'trokke' mee je blote handen als
het uitgebloeid en rijp was, dat
wil zeggen hard en snijdend,
was het zwaarste landwerk dat
er bestond. Vooral als de grond
kurkdroog en gebarsten was en
om regen scheurde, zoals de
dichter zo plastisch zegt. Nom
Eine werkte zich in het zweet
des aanschijns.
Luieren
En die nom Eine zou de dichter
nog eens graag gezien hebben.
Heimwee? Nostalgie? Niet echt.
De dichter schildert een leven
dig beeld van hem. Maar hij
stelt zijn eigen zweet tegenover
dat van nom Eine. Deze wist
waarom en waarvoor hij moest
zweten. Het zweet van de dich
ter is anders, het is vrije-tijds-
zweet. Hij ligt lekker te luieren
op het strand, zijn zweet parelt
op zijn naakte huid. Geen
schaamte, geen schuld, geen
straf. Het hele bijbelse doemsce
nario is opgedroogd in de zon.
De reactie van nom Eine hierop
zou die van een stugge stilzwij
gende Zeeuw zijn geweest. Geef
je mening niet direct, 'ik sa d'r
's over dienke! Die neef van me,
is ok boer ewist, ie weet wae 'rat
'n t over eit'.
Maar met de titel van het ge
dicht had nom Eine toch moeite
gehad. De Vlaschaard is een
Westvlaams woord. Het staat
dan ook tussen aanhalingste
kens, waarmee de dichter aan
geeft dat het een leenwoord is.
Ik neem aan dat het ook ver
wijst naar de indertijd beroem
de streekroman van Stijn Streu-
vels, De Vlaschaard. Maar om
die te lezen had nom Eine nooit
tijd gehad, hoewel hij over de ne
gentig was geworden. Hij is wel
trots en recht overeind blijven
lopen (kroppen) zoals een pa
triarchale figuur, een oude
Zeeuwse vlasboer die weet wat
bukken is, betaamt.
Lou Vleugelhof
Sint-Philipsland heeft
een woelige ontstaans
geschiedenis. Nadat het
moeizaam in vele gedeelten
ingepolderd was in de late
Middeleeuwen, ging alles
weer ten onder in 1530 bij
de Sint Felixvloed. Pas in
1645 begon men weer met
inpolderen. Als eerste
kwam de Sint-Philipsland
Polder droog. Dwars door
die nieuwe polder heen
bleef een grote kreek met
zijarmen stromen - de
Luyster. De nieuwe polder
met zware vruchtbare klei
grond werd voorbeeldig in
gedeeld, met rechte wegen,
rechte kavels en grote boer
derijen. Eén van de mooiste,
grootste boerderijen werd
naast de Luysterkreek ge
bouwd. Het was de Hol
lands Hoeve, zo genoemd
vanwege de eerste eigenaar
die afkomstig was uit Maas
dam.
Als eerste pachter op de kapi
tale Hollands Hoeve kwam
Aalbrecht Eggebeen uit Biezelin-
ge. A. Eggebeen boerde uiterma
te goed en werd rijk - waar
schijnlijk ook door handelsacti
viteiten. Rond 1725 zijn de Egge-
beens, die zich inmiddels Van de
Luyster noemden, van Sint-Phi
lipsland verdwenen. Net op tijd,
want er kwam een landbouwcri
sis aan. Waarschijnlijk zijn ze
linea recta naar Zeeuws-Vlaan
deren vertrokken; óf naar het
land van Cadzand, óf naar de
omgeving van Hoofdplaat. Daar
hebben ze nieuwe boerderijen
gekocht.
Twee geslachten later werd in
1789 een Jannes van de Luyster
geboren in Cadzand. Na zijn hu
welijk vestigde hij zich als boer
in Hoofdplaat. Hij was zeer wel
gesteld, om niet te zeggen schat
rijk. De familie, die nooit honk
vast was geweest, verhuisde in
1817 naar Borssele, waar Jannes
de oude, mooie boerderij Molen-
zicht (uit 1618) kocht, met vijf
tig hectare grond. Jannes van de
Luyster ging ook onmiddellijk
een maatschappelijke rol spelen
in Borssele. Hij was niet alleen
rijk en eigenaar van een grote,
mooie hoeve, hij was ook ontwik
keld en zeer sociaal voelend. Als
ouderling van de Nederlands her
vormde kerk bemoeide hij zich
intensief met de leer van de
kerk. Hij zelf was, zoals veel
Zeeuwen toen, piëtistisch/
bevindelijk van inslag. Mede
door de bemoeienis van de konin
gen Willem I en II werd de Ne
derlands hervormde kerk steeds
meer staatskerk, en steeds vrij
zinniger. Wie het niet eens was
met de door de koning geleide
denkrichting, werd het moeilijk
gemaakt. Zo ook in Borssele.
Van de Luyster, die al snel reli
gieuze bijeenkomsten organiseer
de op zijn eigen hoeve (buiten
het officiële kerkelijke verband),
kreeg keer op keer hoge boetes
te betalen. Uiteindelijk keerde
hij zich, samen met vele ande
ren, af van de officiële kerk. De
Afscheiding was een feit in
1836.
Van de Luyster, van wie veel be
kend is omdat hij dagboeken bij
hield, werd één van de leiders
van de afgescheiden gerefor
meerden. Tien jaar reisde hij
van hot naar her door heel Ne
derland om mede de afscheiding
te organiseren. In 1846, na jaren
van maatschappelijke tegenwer
king en na jaren van slechte oog
sten door extreme weersomstan
digheden, besloot hij te emigre
ren naar Amerika, om een nieuw
maatschappelijk bestaan en een
Boerderij Hollands Hoeve bij Sint Philipsland werd rond 1700 gepacht door de voorvaderen van Jannes van de Luyster.
foto's Dirk-Jan Gjeltema
vrije staat zonder overheidsbe
moeienis (ook op religieus ge
bied) op te bouwen.
Organisator
Jannes van de Luyster was in
middels een bekende Zeeuw ge
worden, zeker bij de afgeschei
den geloofsgenoten. Begiftigd
met leiderscapaciteiten, een
man van aanzien, rijk en ontwik
keld, bleef zijn aangekondigde
vertrek niet onopgemerkt. Al
snel verzamelde zich een grote
groep mensen en geloofsgenoten
om hem heen. Uiteindelijk beslo
ten meer dan 450 mensen, alle
maal 'afgescheiden gereformeer
den', te vertrekken naar Ameri
ka. Van de Luyster had goed na
gedacht over het vertrek en de
vestiging in Amerika. Als goed
organisator had hij een door
wrocht plan opgesteld. De groep
vertrok niet zomaar, maar als
een georganiseerde kerkelijke
gemeente, een Zeeuwse vereni
ging met een reglement. Met
Van de Luyster als leider, met
een dominee (Van der Meulen)
en een kerkenraad met ouder
ling Jan Steketee en diaken Jan
Smallegange. Drie van deze man
nen kwamen uit Borssele en om
geving, waren ontwikkeld, ver
mogend en hadden leidinggeven
de capaciteiten.
De groep van 450 mensen be
stond niet alleen uit boeren,
knechten en arbeiders, maar
ook uit velerlei ambachtslieden
als timmerlui, molenaars, bak
kers en zeelieden. Zelfs een
onderwijzer/godsdienstleraar
voor de kinderen ging mee. Ie
dereen die wilde, mocht mee, en
wie geen geld had mocht gratis
mee. Van de Luyster alleen al be
taalde de overtocht van bijna
tachtig man. Ook op spreiding
van mensen uit heel Zeeland
was gelet. Ze kwamen van
Zuid-Beveland, de grootste
groep, maar ook van Walcheren,
uit heel Zeeuws-Vlaanderen en
andere delen van Zeeland. En
zo trokken ze met drie zeilsche
pen naar Amerika: de families
Steketee, Dekker, Boone, Cap-
pon, Smallegange, de Pree, Van
der Meulen, de Herder, Wisker-
ke, Ossewaarde en vele, vele an
dere.
De overtocht was zwaar en
lang, een aantal mensen stierf
onderweg aan rode hond, pok
ken en uitputting. In Amerika
(New York, Ellis Island) aange
komen, vertrokken ze per boot
naar de bestemming Michigan,
duizenden kilometers verder.
Halverwege het reusachtige
Michiganmeer zetten ze koers
naar de wal en kwamen aan
land, daar waar het kleine Black
Lake uitmondt in de Zee van
Michigan. Waar ze van boord
gingen, leek het precies op het
oude Zeeland - strand, hoge
blonde duinen, zoals bij Dishoek
aan de Noordzee. Daarachter
lag echter niet zoals velen had
den aangenomen een rijk, vrij en
ontwikkeld land, maar een einde
loos oerwoud van dennen in een
licht glooiend land vol moeras
sen. Geen andere mensen in de
buurt, alleen woeste natuur, on
gerepte wildernis en een hard
klimaat - hete zomers met veel
muskieten en strenge, ongeloof
lijk strenge winters. Dat was een
tamelijke deceptie. Maar het erg
ste moest nog komen.
De eerste huizen die ze bouw
den, waren een soort blokhut
ten, gedekt met loof en blad.
Goed als zomerhuis, maar vol
strekt ongeschikt voor de win
ters. De eerste jaren waren dan
ook zeer zwaar. Er stierven veel
mensen en de kosten waren to
renhoog. Iedere keer weer moest
het kapitaal van Van de Luyster
en anderen worden aangespro
ken. Bomen omhakken en de
wortels met gekochte ossen eruit
trekken en vervolgens de grond
ontginnen was het belangrijkste
werk in de eerste jaren. Maar
stukje bij beetje vorderden ze.
Na een paar jaar stichtten ze op
enkele kilometers van 'de zee'
het dorp Zeeland. Ze bouwden
er onder leiding van timmerman
De Pree een kerk, naar het mo
del van Axel, en veel huizen.
De bomen die het land bedek
ten, die ze eindeloos rooiden en
waar ze zo'n hekel aan hadden,
bleken uiteindelijk zeer waarde
vol. De boeren en timmerlieden
hadden al gauw door dat die den
nenbossen bestonden uit grenen
hout (White Pine, pinus strobas)
dat minstens even goed was als
het Noorse grenenhout waarvan
de Zeeuwse boerenschuren ooit
waren gebouwd. Van de Luyster
en andere ondernemende han
delslieden ontdekten dat Chica
go en Milwaukee - snelgroeiende
steden aan de overkant van het
Michigan meer - snakten naar
dit waardevolle hout. Al snel
voeren dus de Zeeuwen over het
water met ladingen White Pine.
Dat verdiende veel beter dan
boeren op de schrale bosgrond.
En hout hadden ze genoeg, die
arme Zeeuwen. Alleen al Van de
Luyster had zevenhonderd hecta
re bosgrond, gekocht voor een
habbekrats van de Amerikaanse
regering. En zo begon na 1870
gestadig de welvaart te groeien.
Arm man
De Zeeuwse 'founding fathers'
hebben dat nauwelijks meer mee
gemaakt. Ze hadden hun kapita
len weggeschonken; Van de
Luyster stierf als arm man. Maar
hij en zijn medeleidinggevenden
hadden met hun kapitaal, hun
inzet en hun talenten de basis ge
legd voor grote welvaart. Na de
Zeeuwen kwamen er geloofsgeno
ten uit heel Nederland, getuige
de plaatsnamen: Zutphen, Graaf
schap, Overisel, Vriesland, Hol
land. Zeeland en omstreken in
Michigan behoren nu tot de rijk
ste regio's van de hele USA, met
bloeiende (schone) industrie en
vele miljonairs, allen trots op
hun Zeeuwse afkomst.
De eerste boerderij van Van de
Luyster in Sint-Philipsland en
de latere boerderij in Borssele
staan beide nog in schitterende
staat in ons landschap. Ze wor
den merkwaardig genoeg be
woond door twee zussen: Corrie
Verwijs- Rouw woont op de Hol
lands Hoeve, en Janny
Quist-Rouw woont in Borssele.
Gerard Smallegange
Boerderij Molenzicht bij Borssele. In 1817 verhuisde Jannes van de Luyster vanuit Hoofdplaat naar de
ze hoeve uit 1618. Zo'n dertig jaar later vertrok hij met meer dan 450 Zeeuwen naar Amerika.
Er komt wat voorbij varen
op de Wester schelde. Vijf
tigduizend zeeschepen per
jaar, op weg naar Antwer
pen, Gent, Temeuzen. De
Westerschelde is één van
de grootste loodsgebieden
ter wereld. Nederlandse en
Vlaamse loodsen zorgen
voor een veilige afwikke
ling van al die scheepvaart.
In deze rubriek wordt weke
lijks bericht over het reilen
en zeilen van de loods-
dienst.
Een zandschip is aan het
werk even ten oosten van
Ossenisse. De Nederlandse ri-
vierloods Peter van den Driest
kijkt met gemengde gevoelens
naar het tafereel. „Iedereen zit
hier op de Westerschelde voor
zijn brood", merkt hij ietwat
cryptisch op. En elk nadeel
blijkt ook nu een voordeel te
hebben. Van den Driest hoeft
op weg naar Antwerpen 'zijn'
schip, de Wilson Reef, niet 'af te
slacken' bij het passeren van
het zandschip. De coaster gaat
toch niet hard. Van den Driest
zou het overigens absoluut geen
probleem vinden om de vaart
iets te minderen, als hij op een
ander, sneller schip zou zitten.
„Wat maakt het mij uit? Ik
moet toch de week doorko
men."
Zijn cryptische opmerking 'ie
dereen op de Westerschelde zit
voor zijn brood' vraagt enige
uitleg. Van den Driest geeft die,
ongevraagd. De politie te water
wilde hem ooit tot stoppen
dwingen, terwijl hij een groot
containerschip aan het loodsen
was. Wat was het geval? Een
binnenman op een zandschip
had over hem geklaagd. Het be-
loodste containerschip zou te
veel golfslag geven. „Overdre
ven emotioneel was die binnen
man", volgens Van den Driest.
De politie te water nam de
klacht wél serieus en riep de ri-
vierloods op: 'U moet ankeren'.
„Ja, ik ga een beetje met een
groot containerschip zomaar op
de Westerschelde ankeren."
Van den Driest weigerde. Hij
stelde voor op halve kracht te
gaan varen, elf in plaats van
achttien knopen, om de politie
aan boord te kunnen laten. Zo
geschiedde. „Die binnenman
zou mij voor het gerecht slepen,
zeiden ze, maar hij had 'nul
schade'. Nooit meer iets van ge
hoord."
Van den Driest vertelt het ver
haal in alle rust, maar ergens
binnenin zit het voorval hem
nog steeds dwars. „Zulke din
gen zijn heel vervelend. Mijn be
roepseer is: zo veilig mogelijk
over de Westerschelde varen,
voor alle vaarweggebruikers. Ik
ben daarvoor getraind."
Op de Westerschelde komen bin
nenvaart en zeescheepvaart el
kaar vooral tegen tussen Hans-
weert en Terneuzen. Zolang er
binnenvaart- en zeeschepen op
de Westerschelde varen, zal er
over en weer worden geklaagd.
Het is niet anders, maar het is
wel mogelijk het onderlinge be
grip te vergroten. De Nederland
se binnenvaartorganisatie
Schuttevaer en de Belgische zus
tervereniging VBR hebben van
uit die gedachte het initiatief ge
nomen om met de Nederlandse
en Vlaamse loodsdiensten een
film te maken, vertelt Els
Schout. Zij is communicatie-me
dewerkster van het Nederlands
Loodswezen en ook aan boord
van de Wilson Reef. De film,
waarvoor onder meer opnames
vanaf een groot containerschip
op de rol staan, zal het gezamen
lijk gebruik van de vaarweg in
beeld brengen.
Voor Van den Driest is het vrij
simpel. 'Goed zeemanschap'
gaat boven alles. „Het is niet
professioneel om overal zomaar
door te varen." Hij neemt als
voorbeeld eens niet de verhou
ding met de binnenvaart op de
Westerschelde, maar de nau
tische situatie bij Hansweert.
„De vaargeul maakt bij Hans-
weert een behoorlijke bocht. Er
kan daar een verschrikkelijke
stroom staan. Met een snel va
rend schip heb je daar geen last
van, maar met een coaster als
de Wilson Reef wel. Als je dan
de bocht te snel neemt, kan het
schip in een draai komen, wat
bij opkomend water - zoals nu -
wordt versterkt. Je zit zo op een
bank, als je niet oppast. Uit vei
ligheid blijf ik daarom zo ver
mogelijk uit de boei aan de zij
kant van het vaarwater. Geef ik
hier toch roer, dan gaat het
schip vliegen. Je bent hem dan
kwijt. Zoiets leer je niet uit een
boekje. Het is daarom belang
rijk dat een aankomend loods,
een aspirant-loods, een jaar
meevaart en dat soort dingen in
de praktijk leert."
Van den Driest wil er maar mee
zeggen: loodsen is en blijft een
vak.
Harmen van der Werf