c
Knechtshuisje is voor Klippel
Geschiedenis was het kasteel gunstig gezind
Nachtlicht brengt
planten en dieren
flink in de war
dinsdag 1 maart 2005
Het regent op 1 mei
1925, de dag dat Ma-
rus Klippel wordt geboren.
Het kleine knechtshuisje bij
de Kettinghoeve in de Scha-
kerloopolder bij Tholen
heeft twee bedsteden in de
kamer. Moeder is bevallen
in de ouderbedstee en de
kleine Marus wordt zorg
zaam in de kribbe gelegd.
Die bevindt zich boven het
voeteneinde van diezelfde
bedstee. Geen wieg, maar
gewoon een kribbe vlakbij
de ouders in de warme, be
dompte bedstee - zo was
toen de gewoonte.
De baby's bleven lang in die
kribbe. Als ze wat groter
en beweeglijker werden, vielen
ze er wel eens uit. Dat was niet
erg. want ze belandden dan ge
woon op de dekens in de bed
stee. Verder valt er weinig te
melden over baby Marus, behal
ve dat hij hard en permanent
brulde, voor, tijdens en na de
doopbediening in de kerk van
Poortvliet. Geen wonder bleek
later, want de dienstbode van
de Kettinghoeve die hem ten
doop droeg, had zijn luier per
ongeluk aan zijn buik vastge
speld.
Pa Klippel werkte al sinds zijn
jeugd als paardenknecht op de
Kettinghoeve, ook wel het Huys
Vermuyden genoemd. Die mag
nifieke, vroeg 17de eeuwse boer
derij, prachtig gelegen in de ok
sel van de Kettingdijk ten zuid
westen van de stad Tholen, was
het eigendom van de familie Bie-
rens. Toen al en nu, in 2005,
nog. De oude Klippel was zeer
verbonden met de boerderij en
heeft er meer dan veertig jaar
gewerkt. Toen hij trouwde, zou
den hij en zijn vrouw in het
eveneens zeer oude knechtshuis
je gaan wonen. Dat was echter
niet alleen oud en gammel,
maar het bleek ook onder de
wandluis te zitten. Zijn bruid
wilde er - begrijpelijk - niet in
wonen. Na enig overleg heeft de
familie Bierens toen maar een
nieuw en groter huis laten neer
zetten.
De Klippels en de Bierens' wa
ren zeer op elkaar gesteld. De
kleine Klippeltjes speelden al
tijd op de hoeve, tot genoegen
van boer en boerin Bierens, die
maar één zoon hadden. Hij sneu
velde in de oorlog. Toen Marus
van de lagere school kwam,
sprak het vanzelf dat ook hij
knecht op de boerderij werd.
Hij wilde niets liever. Hij kon al
jaren met de paarden rijden.
Spelenderwijs had hij het van
zijn vader en de anderen ge
leerd. In 1939 werd hij officieel
paardenknecht en dat bleef hij
in de woelige oorlog, met zijn
inundatie en beschietingen. Het
huis van de Klippels kreeg een
voltreffer van een VI en was
daarna een volstrekte ruïne.
Ook de boerderij liep grote scha
de op. Gelukkig was tijdens de
inslag niemand binnen, noch bij
de Klippels, noch bij de Bie
rens'.
Toen de oorlog goed en wel voor
bij was en het leven z'n gewone
loop hernam, moest Marus als
soldaat naar Nederlands Indië.
Daar waren de politionele acties
begonnen. Na een korte oplei
ding vertrok hij met de Van 01-
denbameveld, een bekend troe
pentransportschip. Zijn ouders,
zijn verloofde, de familie Bie
rens en de boerderij, waar hij ei
genlijk niet gemist kon worden,
bleven achter. Baas Bierens liet
tijdens zijn driejarige afwezig
heid het verwoeste huisje her
bouwen. Het bleef daarna lang
leegstaan. Toen Marus terug
kwam, trouwde hij met zijn Mi
na en ging er wonen.
Dat was natuurlijk niet tot ie
ders genoegen. Er was toen nog
een heleboel personeel op de
boerderij en iedereen wilde wel
in het nieuwe huis vlakbij de
boerderij wonen. Maar dat ge
beurde niet. Dat huis was vol
gens de traditie voor de Klip
pels. Vroeger voor vader, en nu
stond het gereed voor de jonge
Marus. Een gewone knecht op
de boerderij? Ja, maar wel met
een speciale status. Hij was ui
terst bekwaam, werkte met hart
voor de hoeve en er was altijd
die speciale band tussen de fami
lies. Ze vierden gezamenlijk sin
terklaas en baas Bierens speelde
dan de vreeswekkende qua-
si-barse bisschop.
Toen Manas na drie jaar Indië
weer op de Kettinghoeve ging
wonen en werken, stelde hij wel
de voorwaarde dat hij alleen op
de boerderij zou blijven als er
gemechaniseerd werd. En zo
kwam er de eerste tractor, de
eerste ploeg en kwamen er ande
re machines. De oude baas Bie
rens liet Marus gewoon zijn
gang gaan. Binnen zekere gren
zen mocht hij zelf werktuigen
kiezen. Dat was het beste voor
iedereen. De oude baas, kien ge
noeg, maar interesse voor tech
niek, vertrouwde op zijn jonge
knecht die wel technisch inzicht
had, en ook tijdens zijn lange
diensttijd veel ervaring met mo
toren had opgedaan.
Hoe ouder de baas werd, hoe
meer hij leunde op Marus Klip
pel. Na de dood van Bierens ver
anderde er wat bedrijfsvoering
betreft niet zoveel. De hoeve
kwam in handen van neef Wim
Bierens uit Nieuwdorp. Die
bleef voorlopig daar in de verre
polder wonen. Af en toe kwam
hij eens kijken en overleggen,
maar hij constateerde dat het
werk voortreffelijk gedaan
werd.
Boerenhuis
Net als op andere boerderijen
werd er op de Kettinghoeve
steeds meer gemechaniseerd. Er
kwamen steeds meer en steeds
grotere machines, en er ver
dween steeds meer personeel.
Toen Rien Bierens (de zoon van
Wim) met zijn bruid Mieke op
de boerderij kwam wonen, werd
het boerenhuis weer helemaal
gerestaureerd. Weer veranderde
er niet zoveel voor Marus Klip
pel. Ook de jonge boer, die voor
al interesse had in techniek
maar niet in het boerenhand-
werk, liet heel veel over aan Ma
rus en zijn collega. De nieuwe
Bierens' met hun jonge gezin
konden het ook heel goed vin
den met de familie Klippel. In
1986 vond Marus het welletjes.
Hij stopte met werken, mede om
dat de gezondheid van zijn
vrouw Mina te wensen overliet.
47 jaar lang heeft Marus Klip
pel zijn agenda volgeschreven
met aantekeningen over zijn
werk en zijn leven. Na zijn pen
sionering heeft hij al die notities
verwerkt tot een levensverhaal,
vooral geschreven voor zijn
(klein)kinderen.
Gerard Smallegange
Duisternis wordt de laatste
tijd meer en meer als 'kern
kwaliteit' van Zeeland ge
noemd. Een nachtelijke satelliet
foto maakt duidelijk waarom.
De provincie ligt als een duiste
re vlek ingeklemd tussen de fel
oplichtende woon- en werkge
bieden van de Randstad,
Gent-Antwerpen en, over de
Noordzee, wereldstad Londen.
Slechts op enkele plaatsen in de
provincie lichten witte puntjes
op: de industriègebieden Sloe en
Kanaalzone. Daar hoort langza
merhand ook de uitdijende gla
zen stad in de Eerste Bathpol-
der aan de Oosterschelde bij.
Wie daar in het donker langs
komt ontwaart een oranje-ach-
tige gloed. Die is vooral vanuit
de trein goed te zien. Dat komt
door de speciale verlichting die
in de kassen brandt om ook in
het donker een daglicht-situatie
na te bootsen. Meer licht bete
kent voor de tuinder een hogere
opbrengst en een betere kwali
teit van zijn producten, of het
nu om rozen of om tomaten
gaat. Voor het gebi'uik van de
felle lampen gelden weliswaar
spelregels, maar het groeilicht
geeft toch een flinke uitstraling.
Sommige mensen klagen erover,
anderen vinden dat er wel mee
te leven is. Wie je niet hoort zijn
de planten en dieren in de omge
ving. Toch ondervinden die wel
degelijk gevolgen van het ver
dwijnen van de duisternis, van
het doorbreken van de natuurlij
ke cyclus van licht en donker.
„Lichtvervuiling in een mate zo
als die zich bij de Bathpolder
voordoet, kan kleine veranderin
gen in het functioneren van een
dier veroorzaken, die wel grote
gevolgen kunnen hebben", zegt
ecoloog Henk Baptist. Hij signa
leert twee 'types' effecten. Direc
te invloed, zoals aantrekking,
verblinding en oriëntatie én in
vloed op het bioritme, zoals de
dagcyclus (waak-slaap) en de
seizoencyclus (de biologische ka
lender). Sommige nachtdieren
mijden lichte plaatsen, andere
worden er juist door aangetrok
ken. In ieder geval treedt er ter
plaatse een verschuiving in soor
ten op, stelt Baptist. Het mijden
van licht, veroorzaakt verlies
aan leefgebied voor de soort en
uiteindelijk een kleinere popula
tie.
De aantrekkingskracht van
licht is alom bekend van nacht
vlinders. Kijk maar eens naar
een tuinlamp of een lantaarn
paal. Ook trekvogels komen er
op af. Baptist: „Wat is de prog
nose van zo'n nachtvlinder bij
de lantaarnpaal? Ze foerageren
niet, kunnen zich niet voortplan
ten en lopen een verhoogd risico
gepakt te worden. Dit gaat al
tijd ten koste van de populatie
en geeft op de wat langere ter
mijn schade aan de natuur." Er
bij komt dat een dier dat van
licht naar donker trekt, korte
tijd vrijwel weerloos is en snel
ler kan verongelukken of opge
geten wordt door een roofdier.
Henk Baptist zegt dat vooral vo
gels problemen ondervinden. Ze
vliegen zich dood tegen het glas
van de kassen of raken ingevan
gen in de lichtbundels. „Beide
situaties zijn ook in de Bathpol
der waargenomen." Hij wijst er
op dat de meeste vogels 's
nachts trekken en voor hun navi
gatie gebruiken ze ook licht. Uit
onderzoeken blijkt dat kunstma
tig licht het inwendige navigatie
systeem uit balans brengt. Dat
uit zich vaak in een tijdje rond
cirkelen. Komt een vogel dat op
zijn lange, barre trektocht veel
tegen, is uitputting het gevolg.
Voor een trekvogel luistert het
allemaal heel nauw.
De bezorgdheid over het uit
evenwicht raken van het biorit
me van planten en dieren wordt
er niet met de haren bijgesleept
om bezwaren tegen glastuin
bouw aan te dikken. Baptist
kent verschillende voorbeelden.
„De vleermuis denkt dat het
nacht is en gaat op jacht. Zijn
prooi, de nachtvlinder, wacht
op het donker. Dat komt niet.
Gevolg: de vleermuizen gaan in
korte tijd in aantal achteruit, de
populatie nachtvlinders op lan
gere termijn."
Plankton
Dierlijk plankton in sloten eet
alleen in het donker de algen die
aan de oppervlakte (dicht bij
het daglicht) leven. Als dat don
ker uitblijft, eet het plankton
niet. Gevolg: op termijn te wei
nig dieiiijk plankton en te veel
plantaardig plankton. Baptist
merkt op dat de steltlopers in de
Oosterschelde leven volgens een
getij denritme. Bij verschillende
bodemdieren is sprake van een
combinatie van getij denritme
en dag/nachtritme. Bijvoor
beeld een borstelworm leeft van
algen. Om die te pakken moet
de worm uit zijn huisje tot op
het slik komen. Overdag is dat
levensgevaarlijk, vanwege de
wormeters die meteen toeslaan.
Dus graast de worm 's nachts.
Wanneer het nu echter 's nachts
te licht blijft, helpt het aange
paste graasgedrag de borstel
worm niet meer. Als het te licht
is, kunnen te veel vogels de wor
men zien en worden ze prompt
opgegeten. Daardoor holt de
nachtwormenstand achteruit.
Voor een soort als de zilverple
vier, die voor het grootste deel
van zijn dagelijks voedsel afhan
kelijk is van het 's nachts wor
men vangen, is dit funest, zegt
Baptist.
Hij noemt de zilverplevier ook
als voorbeeld van een mogelijke
negatieve invloed van lichthin
der op het seizoenritme. „De zil
verplevier moet op het juiste
tijdstip in het voorjaar wegtrek
ken naar Siberië om daar te
broeden. Die kalender wordt be
paald door de daglichtperiode.
Als deze periode door kunstmati
ge verlichting wordt verlengd,
verschuift de periode van opvet-
ting in het seizoen en vervolgens
kan de zilverplevier een ver
keerd besluit nemen en te vroeg
naar Siberië vertrekken. Dit
leidt op enkele duizenden kilo
meters afstand van de Ooster
schelde tot de dood van het
dier."
Rinus Antonisse
Aan de oevers van een mach
tige, strategisch belangrij
ke rivier als de Schelde zijn in
de loop der eeuwen vele forten
en kastelen opgetrokken. De
meeste zijn al lang weer verdwe
nen. Ten prooi gevallen aan
overstromingen, strijdgewoel
en/of de teloorgang van adellij
ke geslachten. Het mooiste kas
teel dat heden ten dage aan de
boorden van de Schelde is te
vinden, is ongetwijfeld het kas
teel van Bornem.
Strikt genomen ligt de woning
van John de Marnix de Sainle
Aldegonde, de veertiende graaf
van Bornem, niet aan de Schel
de. De eerste feodale burcht die
bijna duizend jaar geleden op
de plek van het huidige kasteel
werd opgetrokken, bevond zich
wel direct aan de oever van de
rivier. Maar in 1240 werd de
loop van de Schelde een paar
honderd meter naar hel noor
den verlegd, zodat het water
dat langs het kasteel stroomde,
werd omgedoopt in Oude Schel
de. Die Oude Schelde is intus
sen een immense vijver, die
rond een groot deel van bet slot
ligt.
De geschiedenis was het kasteel
van Bornem gunstig gezind.
Hoewel de strategische beteke
nis en het belang van het stadje
miniem waren, kwam het kas
teel op cruciale momenten in
handen van eigenaars met hart
voor het gebouw. Zo gaf de
Spaanse avonturier en militair
Don Pedro Coloma (kasteelheer
van 1586 tot 1621) Bornem
weer aanzien en grandeur. Niet
alleen door de burcht meer het
aanzien te geven van renaissan
cistisch slot, maar ook door een
klooster te stichten en de kerk
op te knappen. Daarnaast ver
bond hij de Oude Schelde weer
met de Schelde door een sluis
aan te laten leggen en zorgde
hij voor een sterk verbeterde af
watering van de landbouwgron
den rondom het kasteel.
Achterkleinzoon Jan Frans Col
oma werd door de Spaanse ko
ning tot graaf bevorderd. Sinds
1773, toen Claude de Marnix de
zevende graaf van Bornem
werd, is het kasteel in het bezit
van de familie De Marnix. De
beroemdste telg uit het geslacht
- Philips de Marnix, beer van
Sainte Aldegonde (1540-1598) -
was toen al bijna twee eeuwen
dood. De Brusselse calvinist,
theoloog en schrijver was een
belangrijk diplomaat en mili
tair bevelhebber van Willem
van Oranje en is in Nederland
bekend als schrijver van het
volkslied: het Wilhelmus.
Hoewel hij zelf nooit in Bornem
woonde, wordt Marnix van Sint
Aldegonde - zoals hij in ons
land wordt herinnerd - in het
kasteel van zijn nazaten nog
steeds geëerd. Ook de link met
de Oranjes is tot op de dag van
vandaag terug te vinden. In de
hal van het kasteel hangt een
schilderij met portretten van ze
ven leden van het Huis van
Oranje. In 1998 herdacht de hui
dige graaf John nog samen met
onder anderen kroonprins Wil-
lem-Alexander de vierhonderd
ste sterfdag van zijn voorvader.
De elfde graaf van Bornem, Fer
dinand de Marnix de Sainte Al
degonde, gaf het kasteel aan het
eind van de negentiende eeuw
zijn huidige vorm. De veertien
de graaf, die sinds 1968 in Bor
nem woont, heeft het voorste
deel van zijn kasteel historisch
verantwoord ingericht, zodat
bezoekers - die de laatste decen
nia van april tot september in
groepen welkom zijn - zich een
beeld kunnen vormen van vroe
ger.
De kasteelgangers kunnen niet
alleen een aantal prachtige ver
trekken bewonderen, maar zich
tevens vergapen aan antiquari
sche boeken in de bibliotheek
Het kasteel van Bornem.
(met het fameuze 'ketterse'
smaadschrift De Biencorf der
Heilige Roomsche Kerke van
Philips de Marnix), een zeldza
me verzameling gravures van
Pieter Breughel de Oude, schil
derijen van beroemde meesters,
eeuwenoude meubels en bor
duur- en kloskantkunst. Graaf
John heeft zijn intrek genomen
in een zijvleugel van het kas
foto Peter Nicolai
teel. Hij laat zich niet graag uit
over zorgen en noden, maar ver
wijst voor de beantwoording
van alle vragen naar het boekje
dat hij zelf schreef als histori
sche handleiding van en rondlei
ding door zijn woonst.
John de Marnix (65) mag dan
iets gebogener zijn gaan lopen
sinds hij twintig jaar geleden is
geportretteerd voor de 'grafeng
alerij', hij klaagt niet over zor
gen. Alleen natuurbeschermers
en milieufanaten zitten hem
wel eens dwars. De graaf heeft
de inkomstenbronnen voor on
derhoud van het kasteel op de
achterkant van het geschriftje
bijeengebracht. Zo vangt hij
pachtpcnningen voor landerij
en, de jacht en de visvangst,
houdt hij wat over aan de ex
ploitatie van bos en is het land
goed soms te huur voor groot
schalige festiviteiten. „Een
groot landgoed is op die manier
nog te beheren, maar als het
aan sommige natuur- en milieu
verenigingen ligt, mag je hele
maal niks meer. Geen hout kap
pen, niet jagen, niet vissen en
geen landbouwers in de buurt
van de natuur. Ze zouden het
liefst helemaal geen mensen toe
laten", mompel-moppert hij.
De Marnix stelt het kasteel tus
sen april en september op af
spraak open voor groepen. Op
Maria Hemelvaart (15 augus
tus), de twee laatste zondagmid
dagen van augustus en de twee
eerste zondagmiddagen van sep
tember kunnen mensen indivi
dueel het kasteel bezoeken.
René Hoonhorst
Zie voor meer informatie:
www.kasteelvanbornem.be.
Marus Klippel op de Kettinghoeve bij Tholen. Op de achtergrond staat het knechtshuisje.
foto Dirk-Jan Gjeltema
LANGS DE BOORDEN VAN DE SCHELDE
Deel eenentwintig:
Kasteel Bornem