Grenspad zit vol verhalen PZC De Wilson Reef vaart een denkbeeldige lijn over Journaal van De Ruyter leest nog steeds als spannend jongensboek Wandelen tussen Zwin en Maas 25 dinsdag 1 maart 2005 Grenspaal bij het Zwin. foto Peter Nicolai Vlissingen Etten-Leur^ Bergen m öp Zcx^ri Roosendaal..-; Essen Hilvaren- Eindhoven Turnhout y' O Valkenswaard De nieuwe lange-afstandswandeling van 363 kilometer loopt van het Zeeuws-Vlaamse Sluis naar het Limburgse Thorn. Ze staan er nog alle 388; de gietijzeren grenspa len tussen het Zeeuwse Zwin en het Limburgse Thorn. In 1843 neergezet na de vorming van België. Aan de basis daarvan lag, pre cies 175 jaar geleden, de op stand tussen de noordelijke en zuidelijke Nederlanden in 1830. Teun van Elsacker van het Bureau voor Toeris me Zeeland (BTZ) heeft ze allemaal gecontroleerd. Hij deed dat voor het samenstel len van de gids die bij het vernieuwde grenslandpad tussen het Zwin en de Maas hoort. Een lange-afstand wandelpad van 363 kilome ter. Wie de nieuwe route loopt, komt onderweg veel gren spalen tegen. Niet alleen de giet ijzeren exemplaren, maar ook veel natuurstenen hulp-grenspa len. Die werden er tussen gezet om vreemde kronkelingen in de grens te duiden. Bij veel van de markeerpunten is een verhaal te vertellen. Over moord en dood slag, smokkelen, vreemde ge woonten en een daad van vader landsliefde. Teun van Elsacker heeft in de gids veel van die ver halen verzameld. Aanleiding voor het uitstippe len van een nieuwe grensroute was het opheffen van het veer Kruiningen-Perkpolder. Daar door is Oost-Zeeuws-Vlaande- ren buiten de boot gevallen. De etappes buigen nu nabij Boek- houte af richting Braakman en de Westerscheldetunnel. Daar na gaat het door de Zak van Zuid-Beveland naar Kruiningen en via de Oosterschelde naar de Brabantse Wal. Op dit gedeelte is niet de landsgrens bepalend, maar de natuurlijke, door het water gevormde, grens. Van Elsacker geeft aan dat de oude route vooral over Neder lands grondgebied liep. „Nu is het veel meer een grenstracé, je komt ook volop in België." Hij legt uit dat er door de routecom missie bewust voor is gekozen om niet door Oost-Vlaanderen naar Brabant te trekken. „Dan kom je door het Antwerpse ha vengebied en dat is niet prettig wandelen. Misschien kunnen we nog iets aparts doen met een streekpad Zeeuws-Vlaanderen en ik hoop nog altijd dat er een Scheldepad tot stand kan ko men." Zelf heeft Van Elsacker de 363 kilometers niet allemaal te voet verkend. Het Zeeuwse deel wel, maar in Brabant en Limburg ge bruikte hij ook de fiets. Daarbij kwam hij zichzelf trouwens te gen. „Ik moest vooral in Bra bant toch veel lopen. Daar heb je veel meer onverharde paden dan in Zeeland en in het mulle zand was het niet echt goed fiet sen. Maar ik heb de zeventig etappes wel allemaal gedaan." Nadenkend over het thema 'grenslandpad' stelde Van Els acker vast dat het in de wandel- gids over méér moet gaan dan alleen de landsgrens, in feite de lijn die ooit in 1648 bij de Vrede van Munster tussen de noordelij ke en zuidelijke Nederlanden werd getrokken en die bij het ontstaan van België in ere werd hersteld. Een beetje tot zijn ei gen verrassing bleek dat niet zo moeilijk: met de landsgrens als ijkpunt blijken er veel meer (on)zichtbare grenzen te zijn. Kapelletjes „Er is ook sprake van een soort taalgrens. Als je in de buurt van Boekhoute komt, heb je al moei te de mensen te verstaan. Je hebt ook een godsdienstgrens. In Brabant en Limburg komt het verschijnsel van de kapelle tjes om de hoek kijken. Er zijn kerken en abdijen - zoals de ab dij van Postel en van Achelse Kluis - op de grens gebouwd", vertelt Van Elsacker. „Het is boeiend om de verhalen achter al die grenzen te ontdekken. En dat het grenslandpad er is, komt toch door de afscheiding van België. Je komt het Tractaat van 1839, het scheidingsverdrag, op allerlei manieren tegen. Dat werkt nog steeds door, niet al leen voor de Westerschelde. Je komt ook bij Achel de IJzeren Rijn tegen." Het landschap waar de wandelaar doorheen trekt, noemt Van Elsacker heel afwisselend. „Het saaiste stukje is toch oostelijk Zuid-Beveland. De routecommissie wilde graag langs de Oosterschelde, ik was liever gewoon langs de Wester schelde blijven lopen. Dat is ei genlijk de natuurlijke grens tus sen de noordelijke en zuidelijke Nederlanden." Hij kwam onder weg heel wat 'gekke dingen' te gen en dat maakt het pad vol gens hem extra interessant. Zoals bij Isabellahaven, waar in 1831 de Nederlandse matroos Jacob Hobein de Nederlandse vlag van een naar de Belgen af drijvende sloep redde (voor zijn daad kreeg hij de militaire Wil lemsorde en een praalgraf in Vlissingen). En in de buurt van Essen staat een hulp-grenspaal genaamd Klaveren Vrouwke, de schuilnaam van de beruchte smokkelaar Geert Schrauwen, die daar in 1916 door een sol daat-commies werd doodgescho ten. In de paal staan de letters KV en een kruis gegrift. Bij Ha- mont herinnert een grensmonu- ment aan de dodelijke elektri sche draad die de Duitsers in de Eerste Wereldoorlog langs de grens spanden. Teun van Elsacker zegt dat de grillige lijnen van de grens ont staan zijn doordat bij de eerste vaststelling in 1648 vaak natuur lijke tekens in het landschap, zo als kreken, zijn gevolgd. Waar dat niet uitkwam, werd een strakke lijn getrokken. Omdat het grensgebied een beetje nie mandsland is, kon er in de loop van de tijd een fraai landschap ontstaan, waarvan de wande laar nu profiteert. „Het is ook een pad door drie gebieden die Bourgondisch van inslag zijn. Dat is voor de wandelaar heer lijk, hij komt onderweg allerlei lekkers tegen." Rinus Antonisse Grenslandpad. Wandelen tussen het Zwin en de Maas: Uitgave stichting Wandelplat- form-LAW, Amersfoort. Redac tie gids: Teun van Elsacker. De gids wordt officieel gepresen teerd tijdens de beurs Uit en Ac tief, die 4, 5 en 6 maart in de Jaarbeurs te Utrecht plaats vindt. Elk volk heeft zijn helden no dig. Tegenwoordig zijn dat veelal sporters en popmuzikan ten. Vroeger waren er in Neder land vooral zeehelden. Hollands Glorie ten top. Eén van de be kendste was Michiel Adriaans- zoon de Ruyter (1607-1676). Op het hoogtepunt van zijn loop baan was hij luitenant-admi raal-generaal van Holland en West-Friesland. Opmerkelijk is dat hij door de Zeeuwse admira liteit nooit in een hogere vlagof ficiersfunctie dan schout bij nacht werd benoemd. Geboren als vijfde kind van een bierdrager in Gissingen, ver wierf Michiel de Ruyter als tien jarige al lokale bekendheid door het beklimmen van de toren spits van de Sint-Jacobskerk. Wegens baldadigheid werd hij van school gestuurd en moest hij 'in een blauw geruite kiel' aan de slag als draaier in de touwslagerij van de gebroeders Lampsins. Pas in 1618 kon hij voor het eerst naar zee. De Ruyter was een man die de Republiek der Verenigde Neder landen diende op cruciale mo menten in haar geschiedenis. Van hem wordt gezegd dat hij de marine op de kaart zette als geoliede krijgsmacht. Daarbij had hij oog voor het verbeteren van de positie van het gewone scheepsvolk. In de Nieuwe Kerk te Amsterdam - de stad waar hij sinds 1655 woonde - getuigt zijn praalgraf van een dankbare na tie. De stichting 400 jaar Michiel de Ruyter werkt inmiddels aan een grootse herdenking van de 400ste geboortedag in 2007. Een groot deel van de festiviteiten vindt in Zeeland plaats. Dat ge beurt onder het motto 'Michiel Adriaanszoon de Ruyter, held van Nederland en boegbeeld van de Zeeuwse Admiraliteit'. Ter gelegenheid van de herden king zal de toch al indrukwek kende lijst van publicaties over de zeeheld ongetwijfeld worden uitgebreid. Met de heruitgave van een in 1961 verschenen boek over de reis die De Ruyter in 1664-65 maakte (bezorgd door P. Verhoog en L. Koel- mans) wordt daar alvast een voorschot op genomen. In het boek krijgt het scheeps journaal van die reis de meeste aandacht. Er zijn 36 door De Ruyter zelf geschreven journa len bewaard gebleven en dat juist aan dit journaal een lijvig boek wordt gewijd komt omdat de tocht als een van de merk waardigste zeeverrichtingen uit de 17de eeuw wordt beschouwd. De Tweede Engelse Oorlog dreigde uit te breken en daar door veranderde een routine-ex peditie tegen de Barbarijnse zee rovers in een snelle actie langs de kust van Guinea, gevolgd door een strafexpeditie naar di verse Engelse bezittingen in Amerika. Analyse Volgens Verhoog en Koelmans was het deze reis die De Ruyter voorgoed te paard bracht. 'Er openbaarde zich een opperbevel hebber die misschien de kwade kansen van de zeeoorlog nog kon doen keren. Op deze tocht zien wij De Ruyter als zeeman, navigator en als leider van een groepsverband ten voeten uit.' Uit zijn journaal en uit de nau tische berichten van tochtgeno ten is een analyse gemaakt 'die zijn uitzonderlijke bekwaamhe den in een helder licht stelt.' Het zoveel mogelijk letterlijk weergegeven scheepsjournaal wordt vooraf gegaan door een aantal hoofdstukken die veel achtergrondinformatie bieden. Over de samenstelling van de vloot van De Ruyter, de opvaren den, de bezochte landen, de we derwaardigheden onderweg en de thuiskomst. Persoonlijker ge tint is het hoofdstuk over De Ruyters taalgebruik. Mondeling bleef de Zeeuwse streektaal hem altijd bij; niet bekend is hoe dat klonk en in welke mate hij het dialect mengde met min der strikt gewestelijke taal. Dankzij de journalen en enkele tientallen brieven is er over het schriftelijk taalgebruik van De Ruyter meer bekend. Geen dui delijk dialect, wel aan het Zeeuws verwante eigenaardighe den, die voor streektaalsprekers nu nog herkenbaar zijn. Verder vooral eenvoudig, keurig schrij verschap. Wel verschreef De Ruyter zich vaak, maar neem dat iemand die de school niet af maakte eens kwalijk. Zijn zins bouw is wel eens tuitelig, maar meestal was duidelijk wat hij be doelde. Met leestekens had hij niet veel op en buitenlandse plaatsnamen werden nogal eens verhaspeld: Nyeucasteel voor Newcastle, Schattum voor Cha tham, Koppenaven voor Kopen hagen en Rotselle voor La Ro- chelle. De ontleding van het taal gebruik biedt meer zicht op de mens De Ruyter. Prijsschepen Het voert te ver de tocht rond om de Atlantische Oceaan, langs drie werelddelen uitvoerig te beschrijven. Dat doet De Ruy ter trouwens zelf in zijn jour naal vol wetenswaardigheden, dat na 340 jaar nog leest als een spannend jongensboek. De admiraliteiten van Zeeland en Friesland deden om finan ciële redenen niet mee; de vloot bestond uit twaalf oorlogssche pen en een bevoorradingsschip. Als vice-admiraal hees De Ruy ter zijn vlag aan boord van De Spiegel, met 68 kanons en 315 manschappen het grootste schip. Hij keerde terug met de zelfde vloot en vijf weibeladen prijsschepen. De Tweede Engel se Oorlog was inmiddels uitge broken en De Ruyter kon, als lui tenant-admiraal, meteen weer aan de slag. Rinus Antonisse De reis van Michiel Adriaans zoon de Ruyter in 1664-1665: be zorgd door P. Verhoog en L. Koelmans - Uitgave Walburg Pers, Zutphen, €39,95. Michiel de Ruyter verwierf als tienjarige al lokale bekendheid door het beklimmen van de to renspits van de Sint-Jacobskerk in Vlissingen. foto Ruben Oreel Er komt wat voorbij varen op de Westerschelde. Vijf tigduizend zeeschepen per jaar, op weg naar Antwer pen, Gent, Terneuzen. De Westerschelde is één van de grootste loodsgebieden ter wereld. Nederlandse en Vlaamse loodsen zorgen voor een veilige afwikke ling van al die scheepvaart. In deze rubriek wordt weke lijks bericht over het reilen en zeilen van de loods- dienst. De chef-loods van het Neder lands Loodswezen in Vlis singen heeft 'zijn laatste goede daad' verricht voor de 1 mei dit jaar afzwaaiende rivierloods Peter van den Driest. Hij heeft de Van Cauwelaertsluis gereser veerd voor de Wilson Reef, de Noorse kustvaarder met Russi sche bemanning die Van den Driest over de Westerschelde tot in die sluis moet brengen. Ja renlang is hij niet in deze 'oude' toegangspoort tot de Antwerpse haven geweest. „Op het schei den van de markt maak je weer wat mee." Van den Driest verwacht tegen hall' vijf 's middags in de Van Cauwelaertsluis te zijn, een sluis die eind jaren twintig van de vorige eeuw de trots was van de stad Antwerpen. Frans van Cauwelaert was indertijd burge meester en havenschepen. On der zijn bewind is de toen groot ste sluis ter wereld gebouwd; 270 meter lang, 35 meter breed. Van Cauwelaert was overigens niet zo arrogant dat hij de sluis naar zichzelf vernoemde. Het op 13 augustus 1928 geopende kunstwerk droeg eerst gewoon de geografisch bepaalde bena ming Kruisschanssluis. De sluis is pas naderhand ter ere van Van Cauwelaert (1880-1961) van naam veranderd. Niet ten onrechte, onder Van Cauwelae rt groeide de Antwerpse haven door in noordelijke richting, in de richting van de Nederlandse grens. Het binnenvaren en goed afme ren in de Van Cauwelaertsluis belooft het spannendste onder deel van de loodsreis met Van den Driest te worden. Hij kijkt er al naar uit, want de Wilson Reef is op z'n zachtst gezegd wat betreft aansturing niet het meest geavanceerde schip. Een bij het af- en ontmeren o zo han dige boegschroef ontbreekt bij voorbeeld. „En", vertelt Van den Driest, „deze coaster heeft vooruit weinig vermogen, dus ook achteruit niet veel. Dat kan lastig zijn, want we moeten de Cauwelaertsluis met een redelij ke snelheid invaren. Vervolgens moet je de vaart eruit zien te krijgen. Een grote uitloop heeft die sluis niet." Het inhuren van een sleepboot zou alles veel ge makkelijker maken. Van den Driest weet dat dit zo'n tweedui zend dollar kost. „En dat is veel te duur." De Wilson Reef is nog maar ter hoogte van Ossenisse. Een groot containerschip komt de Wester schelde afvaren, de Asir van de Saoedische staatsmaatschappij UASC. Van den Driest neemt contact op met de bemande ver- keerscentrale van Rijkswater staat in Hansweert. De Wilson Reef is een denkbeeldige lijn overgevaren, de lijn die de werk gebieden van de verkeerscentra- les Terneuzen en Hansweert van elkaar scheidt. „Hans weert", houdt Van den Driest het kort, „Wilson Reef komt op varen in uw blok." De hoofd vaargeul buigt af van het Zeeuws-Vlaamse Ossenisse naar de Zuid-Bevelandse over kant, naar Hansweert. Als oude rot in het vak herinnert Van den Driest zich nog dat het mo gelijk was via een nevengeul, via de Schaar van Ossenisse, langs de Zeeuws-Vlaamse kust te varen tot Perkpolder. Je hoef de dan niet via Hansweert om met een grote bocht in Perkpol der uit te komen. „Dat scheelde twintig minuten", weet Van den Driest. „Je kon daar zelfs wel twee uur mee winnen, omdat je vóór de ingebruikname van de Berendrechtsluis in Antwerpen (in 1989) op toerbeurt door de Zandvlietsluis en andere slui zen moest. Soms moest je uren lang wachten op je beurt. Dat is gelukkig verleden tijd." Volgens Van den Driest is zeker tien jaar geleden de betonning, de vaarwegmarkering, in de Schaar van Ossenisse wegge haald. De nevengeul was als vaarwater niet meer betrouw baar. Er liepen te vaak binnen vaartschepen omhoog. De Wes terschelde is sowieso erg veran derd, vindt Van den Driest. „Je had vroeger van die oude zeker heden. Je wist dat je op bepaal de plekken met hoog water er nog door kon. Je kon veel meer op je gevoel werken." Harmen van der Werf

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 25