PZC Moedertje, als je toch eens wist... 't Moet daar een verschrikking geweest zijn 24; Gerechtelijke dwalingen 27 i Dertig jaar na Agesus 29 in de houdgreep van Dick Bos Oorlogsdagboek van een Zeeuwse dwangarbeider edactie bijlagen: 0113-315680 vw.pzc.nl .mail:redactie@pzc.nl ostbus 31,4460 AA Goes dvertentie-exploitatie: (oord-en Midden-Zeeland: 0113-315520; eeuws-Vlaanderen: 0114-372770; lationaal: 020-4562500. aterdag 29 januari 2005 Uniek en waardevol noemen historici het dagboek dat Al- bert Nuytinck (Philippine, 1921) in 1944 en '45 bijhield tijdens zijn gedwongen tewerkstelling in het Duitse Fulda. Zoon André (Terneuzen, 1956) ontcijferde de haastige krabbels zestig jaar la ter. Een emotionele tour de force. Want zoveel had zijn in 1992 overleden vader nooit losge laten over de oorlog. André Nuytinck heeft de voorbije maanden een paar tranen ge plengd op een stapeltje morsig papier, dat uitpakte als een onthullend docu ment. Dat zijn vader in 1944 als jonge man naar Duitsland moest vanwege de Arbeitseinsatz was wel bekend. Maar van angst, ontberingen en bom bardementen wisten de kinderen haast niks. Vader zweeg. Zestig jaar later krijgt de familie als nog toegang tot zijn belevenissen en gedachtespinsels als zoon André, de middelste van vijf kinderen, zich ein delijk zet aan het doorpluizen en uit typen van Alberts oorlogsdagboek. Een heidens karwei waar vier maan den lang elk vrij uurtje aan opgaat. Maar de beloning, ruim negentig A4'tjes indringende geschiedschrij ving, is navenant. „Ik heb door dat dagboek mijn vader beter leren kennen en ben hem nog meer gaan waarderen als de rustige, serieuze en gelovige man die hij was. Het is me regelmatig overkomen dat ik het bij het uitwerken niet droog kon houden. Mijn zuster zei het ook: 'Hoe is het toch mogelijk dat je over zulke verschrikkingen al die tijd zwijgt..'." Carrière Als vader Nuytinck in 1992 overlijdt en vrouw en kinderen zijn persoon lijke bezittingen verdelen, krijgt André, vanwege zijn belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog, de brie ven en het dagboek uit Duitsland, waarvan hij tot dan het bestaan niet kent. ,,En daarna heb ik het nog lang laten liggen. Het kwam er gewoon niet van. Ik was net gepromoveerd en had het te druk met mijn carrière. Bovendien hadden we vier jonge kinderen. Het was puur tijdgebrek", zegt de man die het inmiddels heeft geschopt tot hoog leraar burgerlijk recht in Rotterdam en Nijmegen (waar hij ook woont). De herdenkingen van een reeks grote gebeurtenissen in de laatste oorlogs jaren geven hem in de zomer van 2004 het beslissende duwtje. „Het was nu of nooit. De kwaliteit van het papier gaat hard achteruit. Het begint aan alle kanten te verbrokkelen. En het is toch al moeilijk leesbaar, heb ik on dervonden. Mijn vader had een slecht handschrift. Ook zitten er water vlekken op - hij nam het kennelijk overal mee naar toe, ook als ze op de vlucht waren voor bombardementen - en is een deel in potlood geschreven, waar helemaal weinig van over is." Toch is, op een paar woorden na, het ontcijferen wel gelukt zodat André Nuytinck een oude waarheid beves tigd ziet: in nood leer je mensen beter kennen. Wie was Albert Nuytinck? De zoon van de Philippiense mosselvisser Emiel Nuytinck en Biervlietse Sophia de Koek is een serieus, gelovig en gezagsgetrouw mens. Dat beeld doemt op uit het dagboek en staat ook zijn kinderen voor de geest. Negens en tienen op zijn rapport brengen hem op de Mulo in Terneuzen. „Hij was heel intelligent, had ook best hoogleraar kunnen worden, als je het mij vraagt, maar ja, in die tijd was de Mulo al heel wat. Daar keken ze in zo'n dorp van op hoor", zegt André. Albert werkt bij de distributie als 1940 aanbreekt. De eerste jaren gaat de bezetting nog tamelijk geruisloos voorbij aan Philippine, maar allengs komt ook daar de oorlog dichterbij. In 1944 krijgt Albert Nuytinck de door alle jongemannen in bezet Europa gevreesde oproep voor de Arbeitsein satz. Na een spoedcursus metaal- bewerken in Rotterdam belandt de 23-jarige administrateur in maart '44 in de kogellagerfabriek Gebauer in Fulda, noordoostelijk van Frankfurt. Bloeiende business: kogellagers, daar kunnen de Duitsers er veel van gebrui ken op hun oorlogspad. Omdat hun eigen potentiële werknemers het ge weer hanteren, worden de arbeids krachten aangevoerd uit bezet gebied. De Philippinenaar is een van duizen den. Maar is er echt geen ontsnappen aan? Hoevelen weten de Arbeitsein satz immers niet te ontlopen met bij elkaar gesjoemelde vex^klaringen van artsen of werkgevers, of door simpel weg onder te duiken. Geaarzeld Dat had ook zijn vader gekund, is André Nuytinck later aan de weet gekomen. „Het is zeker overwogen. Hij had kunnen onderduiken bij een oom in Schiedam. Kennelijk heeft hij daar heel lang over geaarzeld, maar uiteindelijk is hij toch naar Duitsland gegaan. Hij was bang om onder te duiken. En gezagsgetrouw hè, zoals zovelen toen. Het gezag dat boven je geplaatst is, gehoorzaam je." Maar niet zonder gewetenswroeging, verraadt het dagboek waar hij in au gustus '44 mee begint. In omfloerste bewoordingen - stel je voor dat zijn schrijfsels in Duitse handen vallen! - komt Albert Nuytinck herhaaldelijk terug op zijn besluit om toch te gaan. Hoewel hij met sommige Duitsers goed overweg kan, moet hij van de oor logshitsers niks hebben. En daar werkt hij nu voor... Had ik niet be ter... Oprispingen van het geweten knagen. Het tekent de man. Schaamte ligt al tijd op de loer. Wat moet hij met op dringerige Duitse Madel? Terwijl an- André Nuytinck met het portret van zijn vader. foto's Johan van Gurp deren de afspraakjes als een leuk ver zetje zien, houdt Albert de boot af: nee, dat is nu toch niet gepast. „Hij was heel serieus, zou een goeie pastoor geweest zijn. Wij waren een stukje frivoler, stonden meer in het le ven", zegt Rob Colpaert, een geboren Sassenaar die Nuytinck in Fulda trof. De 84-jarige Colpaert woont nu in IJ- zendijke; hij is de enige Zeeuws-Vlaamse lotgenoot van de dagboekschrijver die nog in leven is, kreeg het verslag te lezen en is onder de indruk. „Hij heeft het goed beschre ven. Ik heb hem niet op leugens kun nen betrappen. Als ik het lees, zie ik het allemaal weer terug, en nog veel meer. Tjonge, al die bombardemen ten, steeds dat alarm. Het was ver schrikkelijk en waardeloos." Hoewel hij in dezelfde barak verblijft en vaak met hem optrekt, weet Rob Colpaert niets van het dagboek dat Nuytinck kennelijk ook dan al strikt geheim houdt. En toch is het geen uit laatklep voor agressie en frustratie, geen vrijplaats voor onnodig grote woorden. Gewetensvol en gelovig la veert de schrijver langs ontberingen en verschrikkingen. Alleen bombarde menten kunnen hem verhinderen in bisschopsstad Fulda een paar keer per week naar de kerk te gaan, om troost te zoeken in de schitterende dom, met daarin het graf van Bonefatius. In de omgang met lotgenoten, samenge propt in een te kleine, door luizen en vlooien geteisterde, vuile barak, hoor je hem vaak binnensmonds mopperen: weer geen eten gehaald of gekookt, weer niet opgeruimd. Binnensmonds. Niks vloeken en tieren. Perfectionist „De anderen waren kennelijk wat makkelijker", zegt zoon André. „Bij hem moest het netjes en opgeruimd zijn. Hij was ook een perfectionist. Dat heb ik ook heel sterk, het grenst aan zelfkwelling. Daarom heeft-ie, denk ik, ook dat dagboek zo conse quent bijgehouden, er op enkele da gen na dat het echt niet kon, dagelijks in geschreven. Ik herken dat: als je aan iets begint, moet je het ook afma ken." Terwijl er toch weinig vrolijks te mel den is. Het is oorlog en Albert Nuy tinck zit ver van huis. Heimwee kleu ren de priegelige aantekeningen. Zijn moeder spreekt hij direct aan. Moeder tje, als je toch eens wist... Onder deze omstandigheden valt er maar af en toe wat te genieten. Dat gebeurt als hij van de nonnetjes in het plaatselijke klooster of van een zeer gelovige pensionhoudster - bij wie hij een streepje voor heeft - iets extra's toegeschoven krijgt om de al tijd knagende honger te stillen. Of als het even stil is in Fulda. Dan volgen lyrische beschrijvingen van het weer, de natuur en de oude stad. Eten, ko ken, wassen de natuur en soms een brief van het thuisfront, dat zijn zijn verzetjes. Bommenwerpers Met de dag neemt het oorlogsgeweld die winter toe. Dagelijks brommen de geallieerde bommenwerpers boven Duitsland, even vaak jaagt het alann de 'dwangarbeiders' de fabriek uit, de schuilkelders in. Soms ontsnappen ze maar net aan de bommen die in Fulda vele anderen wel treffen. Slapen lukt steeds slechter, de voedselrantsoenen worden krapper. Al blijft het gissen naar het lot van zijn geliefden in Zeeuws-Vlaanderen, Albert Nuytinck is verrassend goed op de hoogte van het oorlogsverloop. In maart 1945 naderen de Amerika nen met rasse schreden. In de verte ho ren ze de kanonnen bulderen. Moeder tje, nu zal het toch nog wel goedko- men... Na een paar benarde dagen tijdens de gevechten om Fulda, begroeten ze be gin april de bevrijders. 'Cigaretten' en voedsel zijn hun deel, het wachten is nu op transport naar huis. Als dat zich aandient, volgt ,een triomftocht door België, een heldenontvangst in Antwerpen en, als domper op de feest vreugde, een nogal kil onthaal in Til burg. En dan, op zondag 29 april 1945, houdt het dagboek abrupt op. Albert Nuytinck, op 30 april thuisge komen, bergt het op en laat het nie mand lezen. Alleen met zijn vrouw praat hij in hun verkeringstijd regel matig over Fulda. Maar dat het zo erg was, kon ook zij niet vermoeden. Nuy tinck trouwt, krijgt kinderen, haalt zijn SPD-diploma, wordt hoofd admi nistratie bij het waterleidingbedrijf, verhuist daarvoor na een fusie in 1969 van Terneuzen naar Goes. En zwijgt over de oorlog. Erg stil Blijkens een voorwoordje is hij het dagboek begonnen voor het geval hem iets zou overkomen. Nu hij veilig en wel thuis is, heeft niemand iets te schaften met zijn geschrijf! Zoon André: „Hoewel hij wist van mijn inte resse voor de oorlog, praatte hij er ook met mij niet over, laat staan dat ik het dagboek te zien kreeg. Geen sprake van. Het was wel opvallend dat hij na de oorlog soms heel erg stil was. Dat moet met zijn belevenissen te maken hebben. Nadien is hij twee keer terug geweest in Fulda. Ook dan was hij erg stil, zeggen gezinsleden die erbij wa ren. Stil, en emotioneel. Dat was wel goed te zien. Maar hij zei niks." „Hij zal zich geschaamd hebben. Nee, er staat geen onvertogen woord in, maar soms zal het voor zijn gevoel toch erg intiem geweest zijn. Over zijn twijfels, over de meisjes, over van al les en nog wat. Dat wilde hij niet de len." André Nuytinck heeft dat nu wel ge daan en is overdonderd. Dat gebeurt als je zo lang onwetend bent gehou den en dan ineens leest hoe je vader als jongeman de hel van Fulda beleef de en doorstond. Hij ziet de voorgeno men uitgave van het dagboek dan ook als een postuum eerbetoon aan zijn va der. Zeker nu het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) rept van een 'uniek document', durft de zoon er gerust mee voor de dag te komen. Lees het slot van zijn na woord: 'Op zo'n vader kun je trots zijn. Hij was groots in zijn eenvoud. Hij ruste in vrede'. Jan Jansen Maandag 25 september 1944, gekweld door heimwee: Van de namiddag dacht ik eraan, moeder, dat je n\L met een vertrouwd gebaar achter de ka chel zou kunnen staan, vader in de zetel en je zou koffie op de kan kunnen doen en in ge dachten naar buiten kijken de hof in, met je handen op de 'balustraden' geleund. Je zult wel erg veel aan mij denken, vooral als je van 't bombardement van Fulda ge hoord hebt en de onrust en zorg om mij, en Johan nu en Marietje ook broer en zus, - red.), zal je veel bezighouden en je stemming zal er zwaar onder gedrukt zijn. Je was im mers altijd zo bezorgd. Misschien zitten er wel vluchtelingen bij ons. Ik ga nu weer wer ken. Dinsdag 10 oktober 1944, spijt dat hij niet is ondergedoken: Nog steeds kan die gedachte, dat ik hier wel- licht niet had hoeven te zijn, me nog veel op m'n gedachten inwerken. Eens thuis, zal dat alles pas duidelijk zijn. Ik had in ieder geval anders moeten handelen en niet drie dagen voor tijd moeten capituleren! 't Is ook zo'n vervelend idee, dat andere jongens lang voor mij weer zullen kunnen beginnen wer ken aan hun toekomst of toch minstens, als zij ook soldaat moeten worden, dan is dat toch voor 't eigen vaderland en heb je niet zo'n gevoel van minderwaardigheid of liever gezegd va7i machteloosheid als hier en van niet te kunnen handelen, maar voor O. L. Heer is niets nutteloos! Donderdag 28 december 1944, de dag na een zwaar bombardement op Fulda: In de schuilkelder onder 't goederenstation door is 't verschrikkelijk. Men beweert: een vierhonderd doden, want men heeft allen er niet kunnen uithalen, tenminste niet tijdig. Van mensen, die er zelf in waren, hebben som migen van ons horen vertellen, dat moeders en kinderen de haren uit 't hoofd trokken, kin deren verdronken en bevroren, want er stond water in en dat steeg. Er was gebrek aan zuur stof, waardoor er ook velen beziueken zijn. 't Moet daar een verschrikking geweest zijn. Zaterdag 31 maart 1945, de Amerikanen zijn in aantocht: Daar zijn ze, en nu werkelijk! Machtig tekent zich een Amerikaanse pantser af, boven op Pröbel, op de berg. We lopen in vliegende haast naar 't Jozefsheim en nauwelijks daar aangekomen, begint 't lieve leventje. Even daarvoor waren we boven in 't Jozefs- lieim en daar zagen we een dertig pantsers in breed front achter elkaar op Fulda aanko men. Wat een sensatie! We zitten beneden in de kelder. De Jabo's schieten geweldig, 't is als een lawine van ijzer en staal: pam pam pam, tok tok tok, boem boem. De vliegers schieten fluitend naar beneden en werpen bommen vlakbij 't Jozefsheim. Angst heb ik niet veel. Zo duurt dat een halfuurtje en 't is voorbij, maar de pantsers hebben zich te ruggetrokken en dat vinden we onbegrijpe lijk Donderdag 26 april 1945, de aankomst per trein in Antwerpen: Toen we dan hier op 't station aankwamen, stond er een mensenmenigte in de straten te wachten en een muziekcorps op 't station opgesteld, 't Idee dat dat voor ons zou zijn, vonden we eenvoudig belachelijk, maar 't was wel degelijk voor ons. Terwijl we aan 't uitstappen waren, begint die kapel opeens 't Wilhelmus te spelen en daarna de Brabanqonne. Een gejuich van de duizendkoppige menigte steeg op en wij daar na 't station uit. Werd je ongeveer aangeval len door de mensen, vertellen moest je, han den drukken en de politie moest ons een iveg banen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 23