Landegent gaf Schouwen kleur Van Schellebelle met het veer naar den Aard 21 Vier sleepboten draaien het schip richting haven dinsdag 18 januari 2005 Er komt wat voorbij varen op de Wester schelde. Vijf tigduizend zeeschepen per jaar, op weg naar Antwer pen, Gent, Temeuzen. De Westerschelde is één van de grootste loodsgebieden ter wereld. Nederlandse en Vlaamse loodsen zorgen voor een veilige afwikke ling van al die scheepvaart. In deze rubriek wordt weke lijks bericht over het reilen en zeilen van de loods- dienst. Alles aan boord van de bulk carrier Alabama is in ge reedheid gebracht om het haven gebied van Vlissingen-Oost in te kunnen varen. Het loopt op rol letjes. Het vaarschema dat loods Kees Scholt thuis heeft ge maakt, blijkt hier te kloppen als een bus. De Alabama kan stipt bij stil hoogwater naar binnen. Scholt neemt contact op met de sleepdienst. Om de Alabama net jes af te leveren aan de kade in de Kaloothaven, bij het kolen- overslagbedrijf Ovet, zijn vier sleepboten nodig. Van te voren zijn ze al besteld, zoals het hoort. Want het kan altijd ge beuren dat er op het moment su prème geen sleepboten beschik baar zijn. En dan zijn de poppen aan het dansen, zeker met een zenuwachtige kapitein als aan boord van de Alabama. Jan Nieuwenhuize, de tweede loods die even voor de rede van Vlissingen op de Alabama is ge stapt, volgt op zijn computer nauwgezet de bewegingen van de bulkcarrier. Het computersys teem waarmee diepstekende schepen tot op de centimeter kunnen worden gevolgd, werkt feilloos. De Alabama vaart bui ten voorbij de dijk ter hoogte van Ritthem en dat is ook op het beeldscherm van zijn laptop het geval. De contouren van de dijk zijn duidelijk te zien. Mistig is het nauwelijks meer. Vlissingen-Oost licht op in de duisternis. Vlak voor het strand je van Ritthem komen de vier sleepboten eraan. Voorop en ach terop de Alabama hebben zich bemanningsleden geposteerd. Zij moeten helpen de sleepboten vast te maken. De zwaarste gaan naar achteren, de lichtere naar voren. Eén bijzonder exem plaar is erbij, de Multratug 12. Die heeft de sleepkabels niet aan de achterzijde, maar een car rousel-systeem in het midden waaraan de sleepkabel wordt be vestigd. Zo'n sleper kan minder snel omslaan, is het idee. De Multratug 12 is (nog) de enige sleepboot op de Westerschelde met dit systeem. De spanning stijgt voelbaar, niet in het minst door het heen en weer geloop van Milan Usaj, de gezagvoerder van de Alaba ma. De Sloveen lijkt zijn verant woordelijkheid te dragen als een last. Scholt trekt zich er wei nig van aan en zijn collega Nieu wenhuize al helemaal niet. Ter wijl Scholt zijn werk op de scheepsbrug in alle kalmte doet, praat Nieuwenhuize honder duit. Terwijl Nieuwenhuize het beeld scherm met één oog in de gaten houdt, wijst hij naar buiten. De Alabama is met behulp van de vier sleepboten voorzichtig aan het draaien, richting de havenin gang van Vlissingen-Oost. Om het invaren te vergemakke lijken zijn ook in Vlissin gen-Oost zogenaamde lichtlij nen aangebracht. Ze bestaan meestal uit twee, achter elkaar geplaatste, lichten. Het zijn hulpmiddelen. Vaart een gezag voerder en/of een loods precies in een lichtenlijn, dan weet hij dat hij de juiste koers heeft. „Maar in Vlissingen-Oost", kriti seert Nieuwenhuize, „zijn die lichtlijnen compleet verouderd. Ze zijn niet meegegroeid met de ontwikkeling van het havenge bied." Om dat te bewijzen loopt Nieuwenhuize naar buiten, nog voordat de Alabama helemaal de haven is ingedraaid. „Zie je die rode lichtenlijn", wijst Nieu wenhuize, „die lampen staan veel te laag. We hebben er ander half jaar geleden met ha venschap Zeeland Seaports over gesproken, sindsdien is er al wel iets veranderd. De kosten om één en ander aan te passen, schij nen enorm te zijn, zodat het ook tijd kost om de wijzigingen door te voeren." Gelukkig kan de kapitein van de Alabama geen woord ver staan van wat Nieuwenhuize vertelt. Hij zou er nog zenuwach tiger van worden. Harmen van der Werf De bloeiende bollenvel den van Schouwen: daar kwamen anno 1900 de fietsclubs en toeristen op af, en niet op de duinen en stranden. Van ver buiten Zeeland kwamen drommen mensen naar de Westhoek van Schouwen, naar Haam stede en Burgh, het centrum van de bollenteelt. In 2005, honderd jaar na de start van het Schouwse bollen- tijdperk, weet bijna nie mand nog iets van die perio de. Behalve een handjevol historici én de oudere men sen in de Westhoek zelf na tuurlijk, zoals Huub Lande- gent. Rond 1900 waren boeren op Schouwen hard op zoek naar nieuwe akkerbouwgewas sen. De geschiedenis herhaalt zich steeds weer. De lucratieve meekrapteelt die Schouwen- Duiveland - meer dan elders in Zeeland - arbeid en welvaart had gebracht, was na 1875 inge stort en verdwenen, vanwege de uitvinding van chemische rode verfstof. Eerst zocht men zijn heil in conserven en blikgroen- ten, maar die proef mislukte. (Nederland was nog niet toe aan groente uit blik, dat duurde nog vijftig jaar). Daarna kwam ie mand op het idee van bollen teelt. De duinen, geestgronden en lichte kleigronden in de West hoek waren van dezelfde samen stelling als die in de Hollandse bollenstreek. Het contact met Holland was snel gelegd en ver schillende grote telers uit Lisse en omstreken kwamen een kijk je nemen. En jawel, ze troffen de goede grond aan - zo vers en onbedorven (geen ziektekiemen en dergelijke) als maar kon. Er was genoeg arbeidspotentie voorhanden, een goede infra structuur en aan aantal boeren die 'in de bollen' wilden. En zo streken al snel enkele Hollandse grote telers in Burgh-Haamste- de neer: de Van Waverens, de Bijleveldts, de Bekkers en ande ren. Plaatselijke boeren verhuurden grond en/of gingen zelf ook in de bollenteelt. De families Bol le, Boot, Vis, Landegent en ande ren kregen langzamerhand erva ring en routine met de tulpen, hyacinten, narcissen, sneeuw klokjes en later irissen en keizerskronen. Heel veel, vooral kleine, boeren hadden naast ak kerbouwgewassen en veehoude rij ook ieder jaar een perceel(tje) bollen. Zo ontstond, onder lei ding van de 'echte' Hollandse bollentelers, al snel veel vakken nis betreffende de bollenteelt in de Westhoek. Er verrezen bollen schuren precies zoals in Lisse en Sassenheim. Lange en hoge schuren (twee verdiepingen) van steen en met veel glas en ventila- tiemogelijkheden, bestemd om de gerooide bollen te drogen en droog te bewaren in speciale bol- lenkisten. Veilen deed men eerst in Lisse (Hobaho-veiling), maar al snel werd er ook geveild in de Mees- toof (die stond toch leeg) en op de korenmarkt van Haamstede. De jaren tussen 1900 en 1914 wa ren voorspoedig. De bollen wa ren zeer gewild overal in Euro pa en dus fors in prijs. Er wer den goede zaken gedaan met ve lerlei bolgewassen in de West hoek en al snel verrezen er luxueuze villa's voor de telers afkomstig uit de 'echte' bol lenstreek. Zij hadden niet alleen veel kennis, ze beheersten ook de handelskanalen. Ze schuw den geen risico's en gingen alli anties aan met buitenlandse han delshuizen - soms met gewin, soms met slechte afloop. De voorspoedige bollenteelt in de Westhoek kreeg een gevoeli ge klap bij de start van de Eer-- - ste Wereldoorlog. Het afzetge bied in het oosten viel weg, want de Duitsers, Oostenrijkers en Russen hadden wel iets an ders aan hun hoofd dan bollen planten. Het westelijk afzetge bied - Engeland, de USA - werd steeds moeilijker bereikbaar; de zee was onveilig vanwege de oor logsvloten. Bovendien zat ook Engeland tot over z'n oren in de kostbare oorlog, later ook de USA. Toerisme Na 1918 bloeide de bollenteelt wel weer op in de Westhoek, maar bereikte niet meer de hoog te van voor de oorlog. Lang zaam, heel langzaam, kwam het toerisme op. En al die mensen die naar de bloeiende bollenvel den kwamen kijken, ontdekten ook langzamerhand de stran den. De crisis van de dertiger ja ren met z'n ongekende malaise veroorzaakte een diep dal in de Westhoekse bollenteelt. De Tweede Wereldoorlog - met de inundatie van onder andere Schouwen waarbij ook een klein deel van de bollenvelden onder het zoute water kwam - en ten leste de watersnood van 1953 deden de bollenteelt daar grotendeels de das om. Eigenlijk was er naast allerlei handelsactiviteiten op bollenge- bied - de irissen van Van Wave- ren waren een begrip - na de Ramp nog maar één echte Schouwse bollenteler over, Huub Landegent. Hij had het vak geleerd van zijn vader Kees. Die had een klein gemengd be drijf met traditionele akker bouwgewassen en melkkoeien, aan de rand van het dorp Haam stede. Als jongen had Kees Lan degent de komst van de bollen teelt meegemaakt. Dat had zijn interesse en via de praktijk en wat cursussen had hij zich op de tulpenbollen geworpen. Al gauw had hij een gemet of vier/vijf met tulpen en soms klei ne stukjes met zogenoemd bij goed: blauwe druifjes, sneeuw klokjes, etc.. Op een klein ge mengd bedrijf met melkvee ook bollen telen, vraagt om een ge weldige arbeidsinzet en vooral ook om een goede organisatie en verdeling van het werk. Bollen zijn zeer arbeidsintensief. Zeker in vroeger tijden, toen alles met de hand gebeurde. Planten, on derhoud, spuiten, rooien, dro gen, pellen: het vergt veel man-en vrouwkracht. Het pel len was vuil vrouwenwerk en sei zoensarbeid, te vergelijken met de fruitpluk. Huub Landegent, geboren in 1915 en nu dus bijna negentig jaar, groeide op in Haamstede op het ouderlijk bedrijf. Dat be tekende al heel vroeg hard wer ken in de drie sectoren van de boerderij. Ook hij had, net als zijn vader, een zwak en een lief de voor het bollenvak, dat hij net als z'n vader via allerlei (avond)cursussen - meer was er toen niet - en vooral via de prak tijk leerde. Met vallen en op staan en tussen crisis, oorlog en zout water door. Als je in 1915 geboren bent, heb je alles meege maakt van de 20ste eeuw en al les wat er toen fout ging. Na de oorlog (een deel in Duitsland meegemaakt, opgepakt door de soldaten - hij is er nog steeds zwijgzaam over) pakte hij de draad van het gewone leven Huub Landegent, oud-bollenteler te Haamstede. foto Dirk-Jan Gjeltema weer op, trouwde en nam het be drijf over. Keihard werken bete kende dat, van de vroege och tendschemering tot het late avondduister. Het heeft noch hem noch iemand anders van zijn gezin geknakt. Als bijna ne gentigjarige is hij opmerkelijk fit. Hij is klein, taai, hard en sterk en in het voorjaar en de zo mer is hij nog steeds te vinden op het veld of in de tuin. Na de watersnoodramp heeft Huub Landegent als enige in de streek een nieuwe bollenschuur laten bouwen. De teelt verliep na de oorlog in de Westhoek. De grond was geruïneerd, veel men sen verdwenen, een ruilverkave ling zette alles op z'n kop, maar Huub ging wij wel als enige bol lenteler door. Met grote liefde voor het vak plantte hij vele soorten tulpen met prachtige na men zoals Golden Harvest, Cou leur Cardinal en Morillo. Plij raakt nog steeds zeer enthou siast als hij over zeldzame soor ten sneeuwklokjes en krokussen praat (muizen zijn dol op gele krokussen, alleen op gele...). Hij strooit achteloos met vaktermen als het hollen en ritsen van hya cinten, hij vertelt over bollen- kraut (een enge schimmelinfec tie aan je nagels als je teveel tul penbollen pelt), hij weet alles van mendelen en uitmendelen (het geweesde degenereren van de speciale bol naar de oervorm terug). Hij heeft bollen geteeld tot 1975. Detailhandel Dat hij het zolang volhield, was vooral te danken aan het feit dat hij niet of nauwelijks een veiling (in het verre Lisse) nodig had. Zijn bollen/bolletjes von den hun bestemming via de klein- en detailhandel op Schou wen en de rest van Zeeland. De bollen gingen naar tuincentra, naar de groenvoorzieningen, naar relaties van bekende Zeeuwse ondernemingen enzo voorts. Na 1975 ging Huub Lan degent zijn bedrijf wat versimpe len. Hij was de zestig gepas seerd, bollen waren arbeidsin tensief, de ziektedruk op de bol gewassen nam toe, hij zat als eenzame teler zonder collegiale contacten ver van de bol lenstreek, en de recreatie lokte en kostte minder arbeid. Maar ook anno 2005 liggen de specia le bollencatalogi en de vaklitera tuur nog voor het pakken naast zijn opastoel. Oude liefde roest niet. Gerard Smallegange Hét toekomstbeeld voor de Kalkense Meersen: Een achthonderd hectare groot 'wet land' - met aaneengesloten nat te hooi- en graslanden, doorsne den met sloten, rietkragen en waterpartijen -, een zoetwater schor langs de Wijmeers én een kreek in de oude Scheldemean- der. Dit beeld staat de Neder landse en Vlaamse natuur- en milieuorganisaties, verenigd in de coalitie De Schelde Natuur lijk!, voor ogen. De kans op het omvormen van een groot deel van de Kalkense Meersen tot wetland is gegroeid, nu het pro ject is opgenomen in het natuur- pakket van de Ontwikkelings- schets Scheldebekken. Het kan wel eens de redding be tekenen van de huidige natuur in de Kalkense Meersen, gele gen in de bovenloop van de Zee- schelde, oostelijk van Gent, ruw weg tussen Kalken, Uitbergen, Schellebelle en Wetteren. Nu is daar slechts ruim honderd hec tare beschermd, onder meer door aanwijzing als Vogelricht- lijngebied. Zolang het water peil kunstmatig laag wordt ge houden en de maïsakkers welig tieren, wordt het nooit écht iets met de meersen. 'Een landschap met weinig bele vingswaarde' is wel eens vastge steld. Conservator Rudi Clinckspoor van Natuurpunt denkt daar anders over. „Het landschap is voor Vlaanderen uniek: zo'n groot open gebied. Je kunt op plaatsen staan waar je geen bebouwing ziet. De open meersenvlakte is ook at tractief voor de gewone wande laar, die niet zo begaan is met flora en fauna." Niet voor niets zijn in het ge bied enkele wandelroutes uitge zet (waarvoor Natuurpunt in 2003 een 'groene Oscar' van de Europese Unie kreeg). De wan delaar kan vanuit Schellebelle met het voetveer de Schelde oversteken naar het gehucht den Aard of het dorpsplein van Kalken als startplaats nemen. Er zijn vier bewegwijzerde wan delingen (van drie tot negen ki lometer), die elk een bepaald ge deelte van de Kalkense Meersen laten zien. Clinckspoor legt uit dat het open karakter van het gebied mede te danken is aan een heel oud gebruik, mogelijk van Kel tische oorsprong: vrij geweide. „Iedereen had het recht zijn vee vrij te weiden. De eerste snede van het hooiland was voor de eigenaar, daarna was het gras voor iedereen. Ieder boerke kwam in augustus met zijn vee naar de open vlakten. Het recht bestaat op papier nog, maar wordt niet meer toegepast." De graslanden bestaan nog steeds, de wat hogere delen wor den vooral benut voor het telen van maïs. De meersen waren mestarm (er werd hooguit stal mest uitgereden), maar in het kader van het spreidingsbeleid is er juist veel mest naar toe ge bracht, wat niet bepaald bevor derlijk was voor de natuurwaar den. In beginsel moet de bemes ting weer sterk worden vermin derd. Dat is wel een zaak van lange adem. 'Een uitdoofscena- rio' noemt Clinckspoor het. Verreweg het grootste probleem voor een betere ontwikkeling van de natuur vormt de water beheersing. „Een twistpunt tus sen de natuurbeweging en de landbouw is het bemalingssta tion aan de Schelde, dat uitslui tend is afgestemd op de land bouw. Er is geen apart waterbe heer voor het natuurreservaat. Het water wordt constant zo veel mogelijk uit het gebied weggepompt", vertelt de conser vator. „Dat heeft dramatische gevolgen voor de natuur." Ondanks alle bedreigingen gaat de natuur toch gewoon haar gang. De ondiepe sloten en wa- De Schelde met op de achtergrond het dorp Wetteren. foto Peter Nicolai terpartijen, de laaggelegen wei landen en de afgesneden Schel- demeander met rietkragen zijn prima broed- en overwinterings plaats voor vogels. Clinckspoor meldt de aanwezigheid van een flink aantal gruttokoppels. „De enige echte grultopopulatie die we in Vlaanderen hebben. Ook de slobeend bereikt hoge dicht heden, met veertig tot vijftig broedparen. In de winter heb ben we veel smienten en andere eendensoorten, watersnippen en goudplevieren." Terugkeer van de in 1975 voor het laatst gesignaleerde kwartel koning is nog niet aan de orde. Deze zeldzame en in heel Euro pa met uitsterven bedreigde vo gel voelt zich het beste thuis in kleinschalige, vochtige en bloe menrijke hooilanden, in een open landschap. Komt de rood bruine kwartelkoning (half zo groot als een patrijs) weer in de meersen voor, dan is dat een aanwijzing dat het de goede kant op gaat met de natuur. Clinckspoor erkent dat de flora 'niet spectaculair' genoemd kan worden. In het lage stuifduin- landschap in het oostelijk deel (de bulten zijn circa 8000 jaar geleden uit de toen droge Schel- debedding opgestoven) groeien planten als vogelpootje, zand blauwtje, teunisbloem en krom hals. In de vochtiger delen is vol gens de conservator 'toch heel interessante moerasflora' te vin den. Wie er oog voor heeft, kan ook de koekoeksbloem, schijn- spurrie en weidetorkruid ontwa ren. De natuurbescherming heeft de hoop gevestigd op de plannen voor uitbreiding van de natuur. De meersen kunnen een zoge naamd gecontroleerd overstro- minggebied worden, zoals dat tot een halve eeuw geleden ook het geval was. De winterdijk die grotendeels is afgegraven, moet dan terugkomen. Het ge bied aanzienlijk vergroten, ver minderen van de bemesting en aanpassing van het waterbe heer: dan kan de Kalkense Meer sen een echt rijk en divers na tuurgebied worden, meent Clinckspoor. Rinus Antonisse LANGS DE BOORDEN VAN DE SCHELDE Deel vijftien: De Kalkense Meersen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 21