PZC Als een vis in het Zeeuwse water Wat doet die vlinder hier zo vroeg in het jaar? Steeds meer zeepaardjes weerwoord namen NAAR BUITEN Ijdiclie bijlagen: 0113-315680 www pzc.n I Advertentie-exploitatie. &en Midden-Zeeland: 0113-315520; :1 ws-Vlaanderen: 0114-372770; Nationaal: 020-4562500. dinsdag 18 januari 2005 De onderwaterwereld van de Oosterschelde verandert. Inheemse plan ten en dieren verdwijnen, uitheemse soorten verschij nen. Afgelopen kwart eeuw zijn ruim vijftig nieuwe soorten waargenomen en dat aantal groeit met het jaar. In 2004 vielen de waar nemingen van kortsnuit-zee- paardjes in de zeearm op. Overigens geen nieuwe soort, maar wel tot nu toe een vrij zeldzame verschij ning. Door het bijzondere uiterlijk is het een 'aaibaar' beestje, dat erg tot de ver beelding spreekt. Er is sprake van een specta culaire stijging van het aan tal waargenomen kortsnuit-zee- paardjes in de Nederlandse kust wateren, met name in de Ooster schelde, constateert onderwater- deskundige Peter van Bragt van Stichting Anemoon. Vorig jaar kwamen vele tientallen meldin gen binnen, in plaats van de ge bruikelijke enkele waarnemin gen per decennium. Sommige duikers zagen zelfs twee tot vier verschillende zeepaardjes tege lijk op één plek en dat is heel bij zonder. In de Oosterschelde is in het ver leden door bijvangsten van vis sers de aanwezigheid van twee soorten zeepaardjes vastgesteld: het kortsnuit- en het lang- snuit-zeepaardje. Het eerste is ongeveer vijftien centimeter groot en heeft, conform de naam, een korte snuit. Het twee de, ook klein zeepaardje ge naamd, kan eveneens vijftien centimeter worden en is veel zeldzamer. „Er zijn slechts een handjevol waarnemingen in de afgelopen tien jaar van bekend. Heel zeldzaam dus", zegt Van Bragt. Dat was met het kortsnuit-zee- paardje ook lang het geval, maar daarin is nu verandering gekomen. De diertjes hebben zich waarschijnlijk in de Ooster schelde kunnen voortplanten. Er is een paardje met een gevul de broedbuidel gesignaleerd (of er jongen uit zijn geboren is niet met zekerheid bekend) en bij de Bergse Diepsluis in de kom van de Oosterschelde zijn enkele jon ge exemplaren van drie centime ter gezien, vertelt Van Bragt. De naam doet anders vermoe den, maar het zeepaardje is een vis. Een ietwat mysterieus dier, waarvan het mannetje en niet het vrouwtje een buidel heeft, waarin hij de eitjes uitbroedt. Ze worden, vooral in de tropen, in gedroogde vorm wel gedra gen als talisman en in vermalen vorm gebruikt als geneesmid del. Zeepaardjes zijn populair als aquariumvis, maar erg moei lijk te houden. In de Oosterschel de leven ze in ondiep water, met sponzen en wieren als onder grond om zich met hun staart aan vast te houden. Opmerkelijk is dat de beestjes erg honkvast zijn. Hun hele le ven - vier tot vijf jaar - verblij ven ze in een beperkt gebiedje. Hun voedsel bestaat uit kleine kreefachtigen, vislarven en aas garnalen. Tussen april en okto ber planten de zeepaardjes zich voort. In de winter zakken ze af naar dieper, rustiger water. Het is voor Van Bragt nog de vraag of ze de Zeeuwse winter kunnen overleven. „Krijgen we een strenge winter, dan raken we ze kwijt, blijft het zacht dan zijn ze dit jaar mogelijk in nog grote re aantallen in de Oosterschelde te zien." Er zijn volgens hem meer voor beelden van soorten die zich in de Oosterschelde ineens sterk ontwikkelen. Of dat met het kortsnuit-zeepaardje het geval is, moet de tijd leren. Van Bragt, die voor Stichting Anemoon als 'spuisluiswachter' waarnemin gen van sportduikers verzamelt en doorgeeft (www.ane- moon.org): „Er zijn ook soorten die zich aanvankelijk in grote aantallen ontwikkelen en dan na een paar jaar - afhankelijk van de generatietij d - op een sta- Kortsnuit-zeepaardjes in de Oosterschelde. biel aantal blijven of verdwij nen." De toename van de zee paardjes schrijft hij toe aan het uitblijven van extreem koude winters. Daardoor schuift de verspreidingsgrens van de soort op naar het noorden. Ook heb ben de deltawerken gezorgd voor veranderingen langs de Zeeuwse kust: minder slikken en schorren, meer kunstmatige rotskusten. Die omstandigheden doen trouwens hun invloed gel den op veel meer plant- en dier- foto's Peter van Bragt soorten in de Oosterschelde. Het aantal Zuid-Europese Atlan tische kustsoorten en exoten groeit en verdringt het inheemse onderwaterleven. De Noord-Eu- ropese soorten komen steeds va ker in de verdrukking en gaan Geeft januari een sneeuw tapijt, dan zijn we gauw de winter kwijt j£oc(zzj-£t in aantal achteruit. „Op sommi ge plaatsen in de Oosterschelde en de Grevelingen bestaat tach tig tot negentig procent van de sponzen, krabben, anemonen en zakpijpen uit Aziatische soor ten", meldt Van Bragt. „Dat is best wel rampzalig." Een inmid dels beruchte 'vreemdeling' is de Japanse oester, die is uitge groeid tot een plaag. Ook diver se zakpijpsoorten rukken op, overwoekeren grote delen van de bodem en verdrijven andere soorten. De gewone golfbreker anemoon de Amerikaanse zwaarschede en het harig spook- kreeftje zijn vermoedelijk met ballastwater van schepen in de deltawateren beland. Van Bragt wijst erop dat naast mildere winters, meer rotskus ten en aanvoer via scheepvaart ook de toename van het aantal waarnemingen een rol speelt bij het opduiken van nieuwe soor ten. „Er zijn gewoon meer sport duikers met kennis van zaken. Ze nemen ook vaker een digitale camera mee en kunnen onder water makkelijker foto's ma ken. De informatie komt via in ternet beschikbaar en is makke lijk uitwisselbaar. Vroeger zat er vast ook al van alles, maar werd er minder goed naar geke ken." Rinus Antonisse Toen Lockefeer en Duerin- ck hun pintje kregen, stap te Sponselee op. Plotseling en De Stem nam hij ook nog mee. „Gao j' a?", vroeg Duerin- ck „Mm", zei Sponselee, ter wijl hij Lockefeer aankeek. Kort daarop ging deze er ook vandoor. Duerinck pak te toen maar een krant van de leestafel. De PZC van vandaag, 18 januari. Ze lag behoorlijk door elkaar. Hij rommelde wat tot zijn oog viel op het Buitengebied. Verdraaid ook dat nog. Rechts stond een iel stukje over Lockefeer. 't Was niet makkelijk te lezen, maar hij probeerde het toch. Er stond dat er ten minste zo'n kleine honderd fami lies met die naam in Neder land wonen, de meeste in het land van Pluist. Nog veel meer in België, vooral in Oost-Vlaanderen. Een kleine tweehonderd, alleen al met de variant Lockef eer. „Wat koop je daar nou voor?", zei Duerinck in zijn eigen. Maar hij las verder. Er zijn inderdaad allerlei verwante namen: Lokefeer, Loquifier, Loutfi, Locefier en nog veel meer. Tot een jaar of twintig geleden was de betekenis ervan onbe kend. Dan moet je er ook niet over beginnen, vond Due rinck, maar toen zag hij dat een geleerde Vlaming het raadsel had opgelost. De familienaam Lockefeer komt uit Noord-Frankrijk. In het Picardische dialect was het; Loquefier en in het oudere Frans: lochefer. Dat Loche komt van 'zwaaien', 'schudden' en fer is een ijzeren lans of een speer, dus betekent de naam 'wie de lans zwaait' of 'schud de speer'. Net als het Engelse Shakespeare eigenlijk. „Verdikkeme", dacht Due rinck: „Lockefeer, je heet eigenlijk Sjaak Speer." Nu kon hij eindelijk tegen Loc kefeer iets vertellen wat de ze niet wist. Of zou...? Toen hij wegging, nam hij de krant mee. Lo van Driel Het gegak van een vlucht ganzen is al van verre hoor baar. In drie V-formaties volgen ze de Nieuw Vogelschorweg tus sen Sluiskil en Philippine in zui delijke richting. Zou het dan toch nog winter worden? Het is half januari en de natuur is compleet van slag. Aan elke boomtak zijn knoppen te zien. Tot wel drie centimeter lang. En het lijkt ook wel of de vogels al paarneigingen hebben. Twee blauwe reigers zijn in een sloot kant wat aan het heupwiegen, een koppeltje patrijzen zoekt zij aan zij wat te eten op een ge ploegde akker en een paar gras piepers vliegt bij het passeren kwetterend op uit de graskant. Iets verderop klimt een man op een ladder. Hij is de bomen on der aan de dijk aan het optop- pen. Hij ontdoet ze van de onder ste takken zodat de stammen ooit gebruikt kunnen worden door de houtindustrie. Hij boft dat de Arbo-dienst niet in de beurt is. Zijn ladder is namelijk op geen enkele manier gezekerd. Dat is vast in strijd met artikel 17, sub 3E, paragraaf 2Z van de ze dienst. De man wijst ook op de uitlo pers op de gezaagde takken. „Het is veel te warm voor de tijd van het jaar. Het had nu moeten vriezen." Hij is graag buiten, vertelt hij verder. Wel heeft hij zo zijn twijfels bij het werk wat hij doet. Dat optoppen is gun stig voor de houtindustrie maar niet gunstig voor de bomen. Ze ker niet als het stormt. „Dan vangt de top alle wind en treedt het hefboomeffect in werking", vervolgt hij. „Dan, tsjoep, val len ze om of breken af". Hij wijst naar een paar exemplaren verderop langs de weg waarvan alleen een stuk stam rest. „Glad afgewaaid." De Nieuw Vogelschorweg vormt de scheiding tussen de Oud Vo gelschor- of Zuid-Westenrijkpol- der aan de linker- en West- dorpe- of Nieuw-Vogelschorpol- land; geploegd of ingezaaid met der aan de rechterkant. De weg gras. Op anderhalve kilometer ligt op een stevige, brede dijk en afstand is de bovenbouw van aan beide zijden ligt akkerbouw- twee schepen te zien. Ze varen richting Gent door het Kanaal van Gent naar Terneuzen. Het is een mooi zicht hoe die twee reus achtige metalen constructies door het landschap schuiven zonder ook maar iets van geluid te maken. Op een perceel ploegt een land bouwer met een zware tractor het gras onder. De machine heeft hoorbaar moeite om de drieschaarwentelploeg door de klei te trekken. Slechts een enke le meeuw zoekt achter die ploeg naar wormen. De Nieuw Vogelschorweg blijkt een favoriete route te zijn van snelfietsers. Bijna geluidloos zoeft een aantal langs. Bij de kruising met de Vogelschordijk gaat het links, in de richting van Philippine. Van dat dorp is ech ter nog niets te zien. Het ligt ver borgen achter dijken. Na een aantal honderden meters ligt er rechts een mooi hob- bel-de-bobbel-weiland met een grote drinkput. Het lijkt wel of die put een restant van de oor log is. Zo opvallend rond is hij, met een wat verhoogde rand, als of hier ooit een hele zware bom is gevallen. In de oksel van de kruising Seydlitzweg/Oude Vogelschorst- raat komt de verrassing van de dag uit een struik tevoorschijn: een dagpauwoog. De vlinder fladdert wat rond op zoek naar bloemen die er nog niet zijn. Wat doet dat diertje hier zo vroeg in het jaar? Bij de kruising met de Maast- weg gaat het wederom links. Een paar fazantenhennen schar relt rond op het geploegde land. Hanen zijn nergens te beken nen. Afgeschoten tijdens het voorbije jachtseizoen? De Van Remoorlereweg tenslot te voert terug naar het start punt. Een mooie lange weg die op eenderde van karakter veran dert: van een asfaltweg wordt hij half verhard en weer een stuk verder is het een grasbaan. Plotseling klinken vanuit de ver te heldere kinderstemmen. Wat doen die hier, midden in het pol derland? Na een korte blik op de kaart blijkt dat de weg op een aantal honderden meters langs De Zandstraat voert. In dat gehucht zal vast nog wel een schooltje staan. De kinderen zin gen een of ander lied. Welk, is niet precies te horen. Wel dat ze zingen met veel plezier. Emile Calon De route rondom de Oud-Vogel- schor- of Zuid-Westenrijkpol- der is circa zeven kilometer.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 19