wijkt voor orchis
Wilde weit
Turfput is nu het domein van zeilers en zwemmers
PZC
Tachtigjarige Oorlog
kende ook al
bolletjesslikkers
dinsdag 11 januari 2005
De Republiek der Verenigde
Nederlanden is nooit offici
eel uitgeroepen. Haar geboorte
jaar is derhalve onbekend. Ach
teraf bezien begint ze in feite in
de Opstand, zo rond 1588-90.
Als aanloop kan de Unie van
Utrecht, begin 1579, worden be
schouwd. Met dit verbond spre
ken de opstandige gewesten Hol
land, Zeeland, Utrecht, Gelder
land, Groninger Ommelanden
en de stad Gent af zich voor eeu
wig te verenigen, alsof ze één
provincie zijn. Een nieuwe stap
volgt twee jaar later. De gewes
ten besluiten Filips II niet lan
ger als hun vorst te erkennen.
Daartoe geven de Staten-Gene-
raal in 1581 het Plakkaat van
Verlatinge uit. Ook Friesland,
Overijssel, Mechelen, Vlaande
ren en Brabant doen dan mee.
Een vorst is er voor zijn volk en
niet omgekeerd, luidt het voor
die tijd opmerkelijke besluit. Er
is sprake van een zelfstandige
statenbond, die later de Repu
bliek der (zeven) Verenigde Ne
derlanden heet.
In zijn boek Oorlog, mijn arme
schapen gaat Ronald de Graaf
uitgebreid in op de gebeurtenis
sen die tot de afscheiding van de
Nederlanden van het Spaanse
rijk leidden. Hij probeert een an
dere kijk te geven op de Tachtig
jarige Oorlog en beschouwt
daarvoor de periode 1565-1648,
zo vanaf het Smeekschrift der
Edelen (1566), waarin de land
voogdes om een gematigde ver
volging van de protestanten
wordt gevraagd, tot de Beelden
storm, een door calvinisten opge
zette vernieling in katholieke
kerken. Als reactie daarop
zendt Filips II de hertog van Al-
va als nieuwe landvoogd en die
poogt met ijzeren vuist het ge
zag van de vorst te herstellen.
Ketters worden hevig vervolgd,
nieuwe, zware belastingen wor
den opgelegd. Onder leiding van
Willem van. Oranje komt het in
1568 tot militaire botsingen: het
jaar dat als traditioneel begin
van de Tachtigjarige Oorlog
wordt gezien. Voor die strijd
worden ook uitdrukkingen als
de Opstand en de Hollandse re
volutie genoemd. De Graaf ge
bruikt ze alle drie.
De Graaf wil de Tachtigjarige
Oorlog bekijken door de ogen
van liedjesschrijvers en turfste
kers, stadhouders en stadssecre
tarissen, leden van de Raad van
State en de Staten-Generaal,
pamflettisten en vluchtelingen,
de hopman en zijn soldaten.
Daarin slaagt De Graaf gedeelte
lijk. Want hoewel hij inderdaad
aandacht besteedt aan het leven
van de soldaten (inkwartiering,
geneeskundige verzorging, om
standigheden in garnizoen en op
het veld) en dat van burgers,
boeren en buitenlui, gaat de
meeste aandacht toch uit naar
het militaire verloop van de Op
stand.
Pluspunt is dat De Graaf de ont
wikkelingen steeds vanuit een
brede invalshoek schetst: de ge
volgde strategie, logistiek en ver
zorging, verkenningen en verbin
dingen, commandovoering, bele
geringen, het moreel, gevolgen
voor de bevolking. De Opstand,
die begon als een religieus con
flict en verzet tegen centraal ge
zag en uitdijde tot een oorlog
met internationale gevolgen,
gaat daardoor meer leven.
Het is jammer, maar vanwege
het ruimtebeslag wel begrijpe
lijk, dat De Graaf de strijd op
het water buiten beschouwing
laat. Vooral daar ligt in belang
rijke mate het Zeeuwse aandeel.
Belangrijk voor de strijd van de
Geuzen is de inname van Den
Briel door Lumey en Blois van
Treslong op 1 april 1572. Kort
daarop sluiten Zeeuwse steden
als Vlissingen, Arnemuiden en
Veere zich bij de Opstand aan.
De sneeuwbal gaat rollen.
Verreweg het aardigst zijn de
talrijke 'kleine gebeurtenissen'
die De Graaf uit de archieven
heeft opgediept. Zoals dat van
de zoetelaars (de proviandeurs
van het leger), die in 1573 leger
aanvoerder Roger Williams red
den door hem te melden dat
tweeduizend militairen uit het
belegerde Middelburg een uit
val gaan doen.
Of de beschrijving van de kans
om dodelijk gewond te raken,
aan de hand van notities van mi
litair Splinter Helmich. In Arne
muiden worden hem in 1572 de
pluimen van het hoofd gescho
ten, in Tholen stuit een helle
baard op zijn wapenuitrusting
af, bij een poging Zierikzee te
ontzetten vliegen kogels door
zijn wijde broek. Splinter ont
snapt steeds aan de dood. Pas in
1589 overlijdt hij in Arnhem
aan de gevolgen van een nek
schot.
Bloedig is Williams verslag over
de aanval van landvoogd Parma
op Sluis, zomer 1587. Op één
dag zorgen 38 vuurmonden voor
8000 inslagen in de stad en daar
na volgen vijf stormlopen, die in
man-tegen-man gevechten moe
ten worden afgeweerd. 'We stre
den dagelijks met lansen, korte
steekwapens en stenen, plus on
ze geweren.' Van de 1600 militai
ren komen er 700 levend de stad
uit.
Hospitalen
Het beleg van Oostende, dat
1172 dagen duurt, kost aan Ne
derlandse zijde gemiddeld 70 do
den per dag. Gewonden worden
afgevoerd naar Zeeland. De hos
pitalen zitten overvol. In Middel
burg worden tijdens het hele be
leg ruim 10.000 gewonde militai
ren opgenomen. Ook Zierikzee,
Goes en Veere nemen gewonden
op. Als in de belegerde stad de
pest uitbreekt, tonen de Zeeuw
en zich weinig enthousiast voor
opvang te zorgen.
'Bolletjesslikkers' worden ge
bruikt voor het overbrengen van
berichten: een soldatenvrouw
uit Maastricht wordt door Staat
se troepen aangehouden en ze
bekent twee koperen doosjes te
hebben ingeslikt. 'De apotheker
maakte enige pillen klaar, die
hij haar 's avonds liet innemen.
De werking was zo krachtig dat
beide doosjes 's morgens in haar
kamer lagen. Toen ze waren ge
opend, bleek uit de mededeling
dat ze de stad niet langer kon
den houden.'
Rinus Antonisse
Ronald de Graaf: Oorlog, mijn
arme schapen. Een andere kijk
op de Tachtigjarige Oorlog,
1565-1648 - Uitgeverij Van Wij
nen, Franeker, prijs €69,50.
foto Willem Mieras
Akkerrand met ingezaaide bloemen.
en de kleine parelmoervlinder.
Jacobusse vindt het hoog tijd
voor een nieuwe plantenlijst,
omdat er volgens hem sprake is
van 'gigantische veranderin
gen', waar hij erg verbaasd over
is. Zonder volledig te willen
zijn, komt Jacobusse na een per
soonlijke toetsing op zo'n hon
derd soorten die de afgelopen
kwart eeuw uit Zeeland verdwe
nen zijn. Dat is tien procent van
het totaal en hij beschouwt dat
als een groot verlies. „Zeker als
je je realiseert dat er specifieke
soorten bij zitten, waarvan in
Zeeland vanouds het Nederland
se zwaartepunt lag. Zoals klein
spiegelklokje, een akkeronkruid
dat bij uitstek in Zeeuws-Vlaan-
deren voorkwam", zegt Jacobus
se. „Er zijn ook bepaalde categ'o-
Planten
komen en gaan
rieën waarvan je er een hard
hoofd in moet hebben of ze over
leven. Bijvoorbeeld de vlasdo-
lik, ooit ook veel in
Zeeuws-Vlaanderen voorko
mend. Die is gewoon uitgestor
ven, radicaal van de aardbodem
verdwenen."
Duizendblad
Moeiteloos somt hij meer plan
ten op die hij tegenwoordig niet
meer tegenkomt in Zeeland. Wil
de bertram, een soort duizend
blad; kalmoes, een oeverplant;
bergdravik, een grassoort van
bloemrijke graslanden; blauwe
anemoon, een stinsenplant die
op landgoederen bloeide; wilde
weit, een akkeronkruid.
Jacobusse geeft aan dat de ak
keronkruiden als groep het
ergst geleden hebben. Hij
schrijft dat toe aan gebruik van
bestrijdingsmiddelen en ook
aan verbeterde zaaizaadscho-
ning: onkruidzaadjes glippen er
minder makkelijk door. Even
eens flink getroffen zijn planten
van voedselarm water en oever
planten.
Hier speelt de zure regen een ne
gatieve rol. Jacobusse tekent
aan dat veel planten van de zou
te en brakke wateren verdwe
nen zijn, zij het nog niet hele-
Nieuwe planten die in Zeeland zijn gesignaleerd: bergnachtorchis
en goudknopje. illustraties Adri Karman
deeld op grond van hun binding
met het landschap: schorren,
duinen, dijken, inlagen, kreken,
welen, en dergelijke. „Die lijst
zal ons veel vertellen over de
ontwikkelingen. Ik denk dat ver
lies aan eigenheid toch wel het
centrale thema zal zijn."
Het is niet allemaal kommer en
kwel. Er zijn ook nieuwe plan
ten in Zeeland opgedoken, Jaco
busse signaleert voorlopig zeven
tig nieuwkomers.
De opwarming van het klimaat
zorgt voor meer
orchideënsoorten, zoals de bok-
kenorchis en de bergnachtor
chis. Het toegenomen verkeer
tussen landen - ofwel de globali
sering - brengt ook nieuwe soor
ten mee. Bijvoorbeeld het bezem-
kruiskruid uit Zuid-Afrika. Dat
kwam in 1980 niet voor en is nu
in Zeeland een van de meest
voorkomende bermplanten.
De ontdekking van nieuwe soor
ten schrijft Jacobusse ook toe
aan beter onderzoek. „Er zijn
nu meer mensen die zich in plan
ten verdiepen en die ook kijken
naar ondersoorten. Vooral in
het stedelijk milieu - in de stad
is een warmer klimaat dan in
het buitengebied - zijn er daar
door veel nieuwkomers waarge
nomen."
Verheugend vindt hij de planten-
rijkdom die in en om de randme
ren Krammer-Volkerak en
Zoommeer is ontstaan. Door ver
zoeting van zoute gebieden zijn
daar nu goudknopje, bitterling
en slijkgroen te vinden.
Rinus Antonisse
Wie maalt er nou om de
wilde bertram? Of de
vlasdolik? Slechts een klein
aantal mensen weet dat het
om wilde planten gaat. Plan
ten, die de laatste kwart
eeuw uit Zeeland verdwe
nen zijn. We eten er geen bo
terham minder om. Toch
gaat het wel om levensvor
men die, althans in Zee
land, het loodje hebben ge
legd. Weer enkele planten
soorten minder. Hun ver
dwijning staat niet op zich
zelf, er zijn afgelopen 25
jaar ongeveer honderd plan
tensoorten niet meer in de
provincie gezien.
Het gaat goed met de natuur
gebieden in Zeeland, maar
slecht met de Zeeuwse natuur,
meldde de provincie enkele ja
ren geleden in de nota Soorten
beleid. 'De oppervlakte aan na
tuurgebieden neemt toe. Steeds
meer gebieden krijgen een na-
tuurbestemming en worden ex
clusief voor natuurdoeleinden
beheerd. En toch zijn er nog
steeds planten- en diersoorten
die het veld moeten ruimen.'
Aan die ontwikkeling lijkt voor
alsnog geen eind te zijn geko
men. Ruim 25 jaar geleden hield
stichting Het Zeeuwse Land
schap een enquête onder de
plantenliefhebbers. Ze werden
gewaagd op te geven welke in
de provincie voorkomende plan
ten ze kenden. Uit dat onder
zoek ontstond het boekje De
Plantenlijst van Zeeland. Er
staan bijna duizend verschillen
de soorten in. Op de toen ruim
1400 in Nederland bekende plan
ten een heel aardige score, stelt
Chiel Jacobusse, hoofd externe
betrekkingen van Het Zeeuwse
Landschap.
Het was een zo compleet moge
lijke plantenlijst, zonder een
volgorde van belangrijkheid (of
zeldzaamheid) aan te geven. Dat
is wel gebeurd in de Zeeuwse Ro
de Lijst van bedreigde planten
en dieren.
Daarbij gaat het om soorten
waarvoor Zeeland een grote ver
antwoordelijkheid heeft. Voor
de provincie een handreiking
om er 'soortenbeleid' op los te
laten: maatregelen voor behoud
van zeldzame planten- en dier
soorten, die groot risico lopen te
verdwijnen. Zoals de ruige an
jer, de Noordse woelmuis, de
bontbekplevier, de boomkikker
maal uitgeroeid. Dat zijn juist
voor Nederland meer bijzondere
planten, kenmerkend voor het
Deltagebied. „Het vertaalt zich
nog niet in het geheel verdwij
nen van soorten, wel in het zeld
zamer worden."
Jacobusse gaat in samenwer
king met de provincie en Flron
Zeeland een nieuwe plantenlijst
maken. De soorten worden inge-
Planten die verdwenen zijn: wilde
weit en bergdravik.
De Schelde kronkelt als Zee-
schelde in Vlaanderen
heel wat meer dan als estua
rium Westerschelde in Neder
land. De mooiste kronkel tussen
Berlare en Uitbergen is echter
al duizenden jaren verdwenen.
Niet om de scheepvaart te gerie
ven, maar door natuurlijke ver
landing.
Rivierduinen ontstonden door
opstuivend zand en tussenlig
gende meertjes verlandden door
afstervende waterplanten. De
dode waterplanten vormden in
de loop der eeuwen een dikke
veenlaag. De kronkel in het
Scheldetraject verdween in de
loop van tienduizend jaar gele
den bijna. Maar de gemeente
Berlare - waartoe ook de dor
pen Overmere, Uitbergen en de
recreatiepiassen Donkmeer en
Nieuwdonk behoren - koestert
nog immer haar 'Scheldemean-
der'.
De aantrekkelijkheid van de
meander is te danken aan een
zeldzame mix van natuur- en
cultuurhistorie. De voormalige
loop van de Schelde is door na
tuurlijke oorzaak verschoven.
Maar de unieke natuurwaarden
van de huidige broekbossen,
zoetwaterschorren, het Donk-
meer en het Nieuwdonk in en
om Berlare zijn vaak ontstaan
door mensenhand. Het Donk-
meer bijvoorbeeld is één grote
turfput. Van het eind van de ze
ventiende tot ver in de negen
tiende eeuw werd turf gestoken
om als brandstof verkocht te
worden. De grootste afgravin
gen zijn nu lustoorden voor zei
lers, surfers, roeiers en poot
je-baders. De turfsteker krijgt
de eer die hem toekomt: hij is
vereeuwigd in een standbeeld
aan de kop van het Donkmeer,
in de buurt van de vele paling
restaurants die ook de smulpa
pen onder de dagjesmensen
naar de meander lokken.
Gedeeltelijk door turfstekers
ontgonnen gebieden zorgden
voor het ontstaan van broekbos
sen: bossen in moerassig land.
Bomen die gedurende een groot
deel van het jaar met hun voe
ten in het water staan, maken
een sprookjesachtige indruk op
wandelaars en fietsers uit de
wijde omgeving. Twee kastelen
- helaas particulier bezit, dus
niet te bezoeken -, een laat-mid-
deleeuwse kapel, een bijzonde
re kerk, een originele schand
paal en een historische eenden
kooi maken de meander ook cul
tuurhistorisch interessant. Het
Het Donkmeer bij de Schelde, tussen Berlare en Uitbergen, is een
overblijfsel van de turfwinning. foto Peter Nicolai
zicht op de Schelde vanaf de
vaak befiets- en bewandelbare
dijken blijft daarnaast één van
de grootste attracties.
Dirk De Mesel is conservator
van een aantal snippers natuur
gebied in de meander. De Mesel
beheert samen met een colle
ga-vrijwilliger ruim vijftien hec
tare bijzondere landschapsge
deelten voor Natuurbeheer, één
van de natuurbeschermingsor
ganisaties die gebieden beheert
in de meander. De Mesel kant
zich niet tegen de intensieve re
creatie in Berlare en omgeving.
Het Donkmeer en Nieuwdonk
zorgen er juist voor dat recrean
ten kwetsbaarder gebieden min
der betreden. En solitaire wan
delaars en fietsers doen het na
tuurgebied weinig kwaad.
De landbouw heeft meer schade
aangericht. Intensieve teelten
hebben het land uitgeput en
vooral voor veel vogels veel min
der aantrekkelijk gemaakt. De
Mesel wijst niet met de beschul
digende vinger naar agrariërs.
„Die mensen verdienen gewoon
him brood. Ze zijn er door politi
ci toe aangezet om veel te produ
ceren tegen zo gering mogelijke
kosten. Politici laten immer het
economisch boven het ecolo
gisch belang prevaleren. Zo
werd vroeger Amerikaanse vo
gelkers in de stuifduinen ge
plant, omdat het hout goed in
de mijnbouw kon worden ge
bruikt. Die struiken overwoeke
ren tot op de dag van vandaag
inheemse bomen en struiken.
Tot eind vorige eeuw werden
prachtige stuifduinen, die tot in
Berlare reikten, bovendien nog
geofferd aan nieuwbouwhuizen
en een school."
Als het om de vogelstand gaat,
is De Mesel 'eerder pessimis
tisch dan optimistisch'. De blau
we reiger en de aalscholver ge
dijen goed bij het Donkmeer en
ook roofvogels als sperwer en
buizerd voelen zich thuis in de
meander. Vroeger veel voorko
mende vogeltjes als de rood-
borsttapuit, de nachtegaal, de
gele kwik, de spotvogel, de veld
leeuwerik, de ringmus en de
huismus zijn echter niet meer te
zien of hollen hard achteruit.
De Mesel schetst het schrik
beeld van een stille lente, een
voorjaar dat niet meer wordt op
geluisterd door kwinkelerende
vogels, 'omdat er steeds meer
orkestspelers uitvallen'. „Het
landschap is nog steeds prach
tig, maar natuurwaarden die
eenmaal zijn verdwenen, ko
men niet makkelijk terug."
René Hoonhorst
LANGS DE BOORDEN VAN DE SCHELDE
Deel veertien:
de Scheldemeander