Ik voel me soms superieur Clichés hebben onze blik op de wereld veranderd Kees Torn Christoph Peters 21 Geschiedenis op rockmuziek woensdag 5 januari 2005 TP T TP TVTT T TTP" was aan c^e ^an^om 12j X vT-I-j-LN JLj .Lei JlV tentoonstelling Zinnen en Min nen nog te bezoeken. In het Rotterdamse Boymans-Van Beuningen, Ze liep op haar laatste benen, net als het jaar. De tocht over de eilanden stemt de aankomende bezoeker aanvanke lijk mild. Tot even voorbij Hellevoetsluis althans. Dan begint de gro te wereld en wil je er zo snel mogelijk zijn. De ingang van Boymans is op een binnenplein, met hoog water. De tentoonstelling, op het eerste verdiep, doet veel vergeten: ze omvat schilderijen van ruim twintig schilders uit de zeventiende eeuw. En kele meesters zijn niet zo bekend. Maar Gerrit Dou en Gerard Ter Borch behoren tot de top van de gouden eeuw. Bovendien hangen er vier werken van Vermeer. Alleszins rechtvaardigde dit de reis naar de grote havenstad. Bij de ingang van de expositie reiken vriendelijke Rotterdamse sup poosten een informatieve brochure uit. Ook dat nog. Op het omslag is een Vermeer afgebeeld. Een jonge vrouw zit aan een tafel te schrijven. We zien haar van opzij, ze is even opgehouden met schrij ven en kijkt je aan. Ze draagt een gele mantel, met hermelijn afge zet. Van links valt er licht op haar door een onzichtbaar raam bo ven de tafel. Dat getemperde licht geeft een tere schoonheid aan dit fantastische portret. Te grote woorden? Zie haar gezicht, een inge houden glimlach. Geamuseerd, maar met mate. Zie haar handen, de armen, haar gezicht. In het bulletin staat dat deze tentoonstelling het dagelijkse leven als onderwerp heeft. Zinnen en minnen verwijst dan ook naar de vijf zintuigen en de liefde. Drinkende mensen, een man en een vrouw maken muziek, iemand schrijft een brief, iemand anders krijgt er een. Dokterscènes, solda ten in een wachtlokaal. De eerste smamsstmmmm: vier schilderijen heten alle vrolijk gezelschap. Dat is in de donkere da- gen nooit weg. D p p 1 /T p -p De tentoonstelling is om nog een réden interessant. In het boekje en uitvoeriger nog in de catalogus wordt betoogd dat achter deze alle daagse onderwerpen geen morali stische bedoeling schuil gaat. Bij een doek van Pieter Codde staat: 'er is weinig reden om in dit schil derij iets anders te zien dan een vrolijk gezelschap'. Bij een afbeel ding van een strijkende vrouw van Jacob Duck zien we een kind met een molentje. Geen diepere bedoeling moet daar achter gezocht worden, geen tegenstelling tussen de deugdzame vrouw en het dwa ze molentje. Vroeger werd daarover anders gedacht. In 1967 schreef Eddy de Jongh een boek dat dë ogen opende: Zinne- en minnebeelden in de schilderkunst van de zeventiende eeuw. In 1976 was er in het Am sterdamse Rijksmuseum zelfs een grote tentoonstelling van de ze- ventiende-eeuwse Hollandse genreschilderkunst. Tot Lering en Ver maak heette die en dezelfde De Jong schreef er een bijzondere cata logus bij. Toen werd gewezen op het bestaan van gravures met on derschriften. Beelden van bellenblazende kinderen, kaarsen, doods hoofden, druivenwingerds, vrouwen met vogeltjes, briefschrijvende meiden en nog veel meer moesten moraliserend opgevat worden. De schilders kenden die zinnebeelden immers en pasten ze toe. De uit beelding van allerlei taferelen werd zo iets waar je nog wat van kon leren. Voor het leven en wat daarna komt. Bij deze tentoonstelling wordt daar hardhandig een einde aange maakt. Niks moraal. Op twee formidabele schilderijen van Gerard Ter Borch zien we een vrouw. Op het ene tokkelt ze aan een snaarin strument, op het andere staat een virginaal. Op beide doeken heeft ze eén muiltje uit. Tot een jaar of twintig geleden zou dat een toespe ling zijn: een uitnodiging van een verliefde? Nu heerst de werkelijk heid. Buiten wacht de alledaagse. Via Europoort gaat de weg terug. Na Hellevoetsluis is alles donker. Gelukkig heeft die duisternis geen be tekenis. Lo van Driel Metalband The Gathering heeft samen met de Gro ningse docent geschiedenis Wim Kratsborn een cd gemaakt over de geschiedenis van de mens heid. Op The Musical History Tour, die begin deze maand ver schijnt, zijn verschillende perio den uit de geschiedenis muzi kaal verbeeld. „In ieder nummer hebben we ge probeerd de sfeer van een be paalde periode weer te geven", zegt Kratsborn. De muziek, met zang van Gathe- ring-zangeres Anneke van Giers- bergen, is het best te omschrij ven als sferische rock, al is er ook een klavecimbel te horen en bevat het slotnummer dance-ele- menten. Kratsborn, docent geschiedenis aan de Hanzehogeschool in Gro ningen: „We hebben geprobeerd om muziek te maken die niet al leen voor jonge mensen interes sant. is, maar voor iedereen die in geschiedenis geïnteresseerd is." Het project vloeit voort uit een cd-rom die Kratsborn maakte voor zijn boek Onvoltooid Verle den, een lesmethode voor pa bo-studenten. Via e-mail kwam hij in contact met The Gathe ring. „Ik heb ze een keer op Pinkpop gezien en dacht: als er één groep is die dit kan, zijn zij het. Dat heeft met de sfeer te maken. Ra- diohead zou ook heel goed pas sen, denk ik. Ik heb ook nog ge dacht aan Blof en De Kast, maar dat past toch minder goed." GPD of ik zoek een natuurgebied in de buurt op." Zijn zesde programma heet Doe mee en win, waarin hij onge kend fel van leer trekt tegen de vervlakking. Zelf heeft hij nog- nooit meegedaan aan wélkftele- visiespelletje of loterij dan ook. Dat de Postcode Kanjer van 20,9 miljoen recent in zijn huidi ge woonplaats Rotterdam is ge vallen, is hem volledig ontgaan. Het interesseert hem geen zier. „Ik hoef geen twintig miljoen. Ik zou het direct weggeven aan Unicef of zo. Want gelukkig zou ik er niet van worden." Doe mee en win is lovend ont vangen in de pers. Kees Torn wordt alom geprezen om zijn geestige overpeinzingen en geni aal taalgebruik. Maar een klein woordje van kritiek ontbreekt niet. Hij is volgens veel cabaret critici te traag. „Ik vind van mezelf juist dat ik te snel ga. Dat ik sneller praat dan mensen kunnen denken of begrijpen. Ik vrees dat de reeen senten tempo verwarren met vo lume. Omdat ik mijn stem niet of nauwelijks verhef, noemen ze me traag." Journalisten verwijt hij op zijn beurt luiheid. „Ze vergelijken veel te veel. Zo ben ik wel eens beschreven als de lange versie van Arnon Grunberg. Wat moet ik met zó'n vergelijking? Recen senten zijn te lui om een show of een cabaretier te beschrijven." In zijn nieuwste show kraakt hij collega's als Guido Weijers en Freek de Jonge tot het bot toe af. Hij-moet echter toegeven nooit een volledige show van Guido Weijers te hebben gezien. „Ik kijk wel uit. Ik hoef geen stront te vreten om te weten dat het vies is, Zelfingenomen,vindt hij de Bra bander. „Als iets in het theater irritant is, dan is het ijdelheid. Guido is een nareist. Laten we snel over hem ophouden, want mijn nekharen staan recht over eind." Kees Torn kamt zijn haar nooit, poetst zijn tanden bij hoge uit zondering en geneert zich niet voor de vele vlekken op zijn col bert. Desondanks moet hij be kennen dat ijdelheid hem niet helemaal vreemd is. „Je kunt dit werk niet doen als je niets van jezelf de moeite waard vindt. Mijn ijdelheid zit wat dieper. Ik heb soms een superioriteitsge voel. Op zulke momenten voel ik me verheven boven de mas sa." Hij heeft een bloedhekel aan meelopers, aan groepsvorming. „Ik wantrouw kliekjes op voor hand." Ooit wilde hij er graag bijhoren, maar hij kwam van een koude kermis thuis. „Tijdens het voet ballen op de lagere school maak te het mij niet uit in welk doel de bal terechtkwam: in die van de tegenstander of in die van mijn eigen team. Spelen vond ik leuker clan winnen. Om die re den hoorde ik er niet bij. Omdat ik er ook niet bij wilde hangen, besloot ik dat ik geen vriendjes meer wilde hebben. Vanaf dat moment ben ik mezelf gaan ver maken." De drang om zich te onderschei den was jarenlang groot. „Ik ver tikte het net als de rest in spij kerbroek naar school te gaan. Ik liep in een lange regenjas met hoed en een dikke sigaar in mijn bek. Mijn onvermogen om me aan te passen heb ik geculti veerd. Maar het dwangmatige, het puberale is er in de loop dei- tijd wel een beetje van af. Ik hoef me niet meer zo nodig aan te stellen." Interviews geeft hij graag. Want dan krijgt hij aandacht. „Op zo'n moment ben ik zielsgeluk kig. Ik begrijp heel goed waar om mensen naar een psycholoog gaan. Het is lekker om aandacht ees Torn noemt zichzelf 'een rare kwibus'. De cabare tier die net is begonnen aan zijn zesde theatershow Doe mee en win, laat zich onmoge lijk in een hokje stoppen. Hij heeft een grote afkeer van kliekjes. „Het onvermogen om me aan te passen heb ik gecultiveerd. In de ene hand een sigaar, in de andere een glas whisky. Kees Torn (in 1967 te Oostburg geboren) maakt er geen geheim van een alcoholist te zijn.Met klokken heeft hij niets, met hor loges evenmin. „Op mijn veer tiende heb ik mijn horloge weg gegeven en sindsdien heb ik er geen meer gedragen." Omdat hij geen flauw idee heeft hoe laat het is, arriveert hij ruim een uur te vroeg voor het interview. Dat veel te vroeg zijn, is routine geworden. „Zo dra ik wakker word, vertrek ik naar de plek waar ik die avond moet optreden." Zo kan het gebeuren dat hij zes uur moet wachten in Deventer, „Of ik nu zes uur thuis in Rotter dam wacht of daar. Ga ik een beetje in de stad rond slenteren te krijgen zonder zelf te hoeven luisteren." Van Kees Torn is nauwelijks hoogte te krijgen. Hij is een man vol tegenstrijdigheden. Zo zegt hij niet van steden te houden, maar ondertussen woont hij al jaren in Rotterdam. „Maar met zeuren en klagen verdien ik mijn brood. Soms moet je niet consequent willen zijn", vindt hij. „Ik ben een man van mijn woord. Ik maak niet vaak af spraken, maar als ik ze maak, kom ik ze na. Ik heb nog nooit een optreden verzuimd. Er was een voorstelling gepland in Ber gen op Zoom op de dag dat José (de vrouw met wie hij vijf jaar een fijne relatie heeft gehad en die nog altijd zijn haar knipt om dat hij weigert te betalen voor de kapper) haar master of arts haalde. Ik ging niet naar haar bul-uitreiking in Londen, ter wijl ze altijd wel naar mijn pre mières kwam. Ik heb mezelf dat achteraf heel kwalijk genomen. Soms moet je uitzonderingen durven maken." Dijlan van Vlimmeren Kees Torn, 'Doe mee en win', onder meer te zien op: 7 januari in Schouw burg De Kring, Roosendaal10 fe bruari: cultureel centrum De Stoep Spijlcenisse; 7 april: Theater Zuid plein, Rotterdam; 5 mei: Chassé Thea ter, Breda. foto Jaap Rozema/'GPD Kees Torn Hhristoph Peters neemt een grappa. Het >is nog vroeg aan de Hackescher Markt, iiaar dezer dagen komt hij toch niet tot jchrijven. Hij is een man van twee keer Vee weken vakantie per jaar. „En verder ghrijf ik. Altijd. Zes dagen per week van 's porgens vroeg tot aan het begin van de ivond. Als een ambtenaar." pet werk ligt nu even stil. Eerdaags is zijn Poeder jarig en dan wordt hij geacht een festrede te houden, thuis, in zijn geboorte- lorp Kalkar. Hij zucht veelbetekenend. Lie- |er had hij stevig doorgewerkt aan een nieu- fe roman. Peters heeft drie concrete ideeën P zijn hoofd, waarvan één stoutmoedige. [Over zes, zeven jaar wil ik een ouderwetse h'atenroman geschreven hebben. Dat is en oude droom van mij. Een echt goede pi- denroman, want die is er eigenlijk hele- |aal niet. Het water, de smeer, de haat, de iderlinge verhoudingen, de strijd en de ormen, alles. Maar naast storm ook de windstilte en die moet clan pagina's lang inhouden." piratenroman. En dat voor een auteur ri uitgesproken theorieën over hoe cli- les uit met name film onze blik op de we id hebben veranderd. Zoals ook blijkt uit eerste roman die van Peters in het Neder- nds is vertaald: Nachtweefsel. Inspiratie bdee voor het boek deed hij in 1993 op in tanboel op het dakterras van zijn. hotel, ^a die vier dagen kwam ik tot de conclu- e dat het oude deel van de stad, dat ik had izocht, een imitatie was van mijn mythe n lstanboel. Ik zocht en vond slechts be ziging van ingesleten clichés. Wat nu 'g ontbreekt, dacht ik, is dat achter het aan de overkant iemand neergescho- wordt en dan komt James Bond." f'het boek is de kunstenaar en alcoholist Christoph Peters: „Een roman is een opera." foto Veronika Peters/GPD Albin Kranz getuige van een moordaanslag in een hotel aan de overkant, maar nie mand gelooft hem. Een bekend thema uit films als Rear Window van Hitchcock en Body Double van De Palma. De lezer krijgt Kranz' kant van het verhaal voorgeschoteld in delirisch proza dat veel vragen open laat, De andere kant van het verhaal wordt verteld door een jonge man uit een Duits reisgezelschap waar Kranz contact mee krijgt. Het boek is al het Duitse Onder de vulkaan genoemd, naar de apocalyptische drankro man van Malcolm Lowry, „Formeel slaat die vergelijking nergens op. Tuurlijk voel je je gevleid, want Onder de vulkaan is tenslot te een van de groots-te romans aller tijden. Maar Lowry heeft een totaal andere vertel- instelling' dan ik. De enige overeenkomst is de alcohol en de ondergang door de roes. De laatste dagen van een drinker." Thrillerelement Nachtweefsel heeft zeker raakpunten met Ik heet Karmozijn van de Turkse schrijver Orhan Pamuk. In Peters' roman gaat het on der andere over het oude handwerk van het tapijten knopen, wat erg doet denken aan de fanatieke wijze waarop in Pamuks boek tekenaars werken. En beide boeken hebben nadrukkelijk een thrillerelement. „Dat is het voertuig, het lokkertje waarmee je lezers vangt. Het is er gericht ingebouwd om de ondergang van de hoofdpersoon te ondersteunen, terwijl de lezer het boek wordt ingelokt met de moord en de vraag wie het gedaan heeft. Maar ik hoopte bij het schrijven al clat die vraag gaandeweg naar de achtergrond zou verdwijnen, dat de lezer zo door het andere verhaal zou zijn op geslokt clat de moord hem niet meer interes seert." Anders clan Pamuk, die ooit in een inter view verklaarde dat hij naderhand spijt had van het thrillerelement, beschouwt Pe ters het als essentieel voor zijn boek. „Mijn roman beschrijft hoe wij, in tegenstelling tot de mensen vroeger, beelden van de wer kelijkheid maken en structureren, Met na me films spelen daarin een veel grotere rol dan we denken. Hoe Hitchcock de werke lijkheid weergaf, heeft onze manier van hoe we naar de wereld kijken blijvend beïn vloed en ook hoe we schrijven en hoe we on ze levensverhalen vertellen. We zijn zelf in spanningsbogen gaan spreken. Alleen al het feit clat ik claar Istanboel dacht 'Nu moet er iemand neergeschoten worden' zegt genoeg over hoe onze perceptie door de Amerikaanse film wordt gestuurd. De ro man wil laten zien hoe we in deze mediagek- ke tijd op allerlei niveaus beelden van de realiteit maken. Wat dat betreft pas dat thrillerelement dus goed, wanf zo zijn we gaan denken. Het is deel van onze reflectie geworden. Waarmee de vervolgvraag voor de hand ligt; kun je dan nog wel een piratenroman schrijven zonder beïnvloeding door de vele piratenfilms die er zijn? Als er toch één gen re van clichés aan elkaar hangt. „Nee, zo'n boek schrijven is onmogelijk. Maar daarom moet je het juist proberen. Het wordt als het ware een dubbele uitdaging of, als je dat een naar woord vindt, een dubbele op dracht. Dan moet je met heel veel research terug naar de bron, naar de oorsprong, naar de werkelijkheid van toen. Het wordt spelen met clichés, ja, clichés die je met iro nie moet afbreken. Ik zal de lezer voortdu rend bewust moeten maken van het feit dat we met clichés leven, dat we ons voorstellin gen maken die uit de media komen en niet uit de werkelijkheid. Als ik zorg dat de le zer daarvan doordrongen raakt, zou het kunnen lukken een piratenroman te schrij ven. Maar het kan ook alsnog mislukken. „Het is nodig dat het ironische element in de roman zit. Maar nu moet ik niet doen als of dat iets nieuws is. Integendeel. De Euro pese literatuur begon met een door en door ironische roman. Don Quichotte van Cer vantes is een ridderroman die luid en duide lijk van alle pagina's schreeuwt dat ridder romans niet meer kunnen. De Europese lite ratuur is dus begonnen vanuit het idee dat bepaalde manieren van vertellen -van meet af aan niet konden bestaan. De illusie dat je wel, laat ik zeggen, authentiek kon vertel len, is sindsdien herhaaldelijk verstoord door boeken als Tristam Shandy van Lau rence Sterne, waarin al vertellende de draak met alle soorten van vertellen werd gestoken. Ik noem dat toch-boeken: we we ten dat het niet kan, maar we doen het toch." „Ik persoonlijk vind een literatuur die niet reflecteert op het feit dat literatuur fictie is, geen literatuur. Dat zijn boeken voor het slapen gaan. Nog even na een lange, zware dag iets lezen. Feel good-boeken. Maar ik vind niet dat literatuur noodzakelijkei'wijs een goed gevoel moet geven." Christoph Peters (1966) wilde kunstschil der of schrijver worden. Hij bezocht de staatsacademie voor beeldende kunst in Karlsruhe. „Daarvoor wilde ik bioloog worden, maar toen werden .mensen interessanter." Tot zijn achttiende vond hij alles wat hij vanaf de opstellen op de lagere school had ge schreven nogal 'pijnlijk'. „Rond die tijd had ik een aantal verhalen dat zich kon me ten met wat ik van echte schrijvers las." Hij begon aan Nachtweefsel, maar merkte dat het hem aan ervaring en techniek ont brak. Tussendoor schreef hij een andere ro man: Stadt, Land, Fluss. „Om ervaring op te doen met verschuilende vertelperspectie ven, hoe scènes gesneden moeten worden, vormen. Kortweg: het handwerk." Hij probeert nog regelmatig zijn pen. „Ik schrijf steeds weer verhalen om de techniek te leren. Montagetechniek bijvoorbeeld, de stream of conciousness. In een verhaal is dat te overzien. Ik gebruik die verhalen niet in mijn romans. Een roman is een nieuwe poging. De probeersels zijn cle oefenloopjes van tien of twintig kilometer die de mara thonloper doet. Het is leren, leren, leren. Een verhaal schrijven is eigenlijk net een etude. Hoe zet je je vingers? Een roman is een opera." „Ondertussen begin ik met boeken verzame len. Voor Nachtweefsel heb ik alleen al zo'n honderdvijftig boeken over kalligraferen, is lamitische kunst en tapijten knopen aange schaft. Ik moet mijn geest als het ware zo verzadigd hebben met achtergrondinforma tie dat ik me alleen nog op het schrijven van mooie zinnen hoef te concentreren. Ik moet verzadigd zijn van de materie. En dan twee jaar achter elkaar zin na zin. Theo Hakkert Christoph Peters- Nachtweefsel. Roman - Vertaling: Maarten Bogaert. Uitgeverij De Arbeiderspers, 240 blz., 17,95.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 21