Op de universitaire apenrots PZC Een beslagen spiegel blijft een spiegel Joke Hermsen Droefenis Negen eeuwen Franse poëzie woensdag 5 januari 2005 Ik heb mijn moed en macht verloren, mijn vrienden en mijn vrolijkheid; zelfs de trots te zijn uitverkoren door mijn talenten, ben ik kwijt. Toen Waarheid in mij werd geboren leek ze een en al bekoorlijkheid; toen ik mij haar had toegewijd was mij ontgoocheling beschoren. En toch is zij van alle tijden, en allen die haar niet belijden leven zonder werkelijkheid. God spreekt, de mens moet antwoord geven. Al wat mij overschiet van 't leven is dat ik somtijds heb geschreid. Alfred de Musset vertaling M. Nijhoff) Niet alleen dichters sterven, ook een poëzie kan onder gaan. De Franse dichtkunst ligt al een poos aan het beademings apparaat. Loze vertoningen en lege prozagedichten moeten de naderende dood verhullen. De Spiegel van de Franse poëzie be sluit dan ook met tientallen bladzijden afleidingsmanoeu vres. De essentie zit vooral in de eerste helft van de bundel. De dichters proberen dan niet de ge nadeloze spiegel te ontwijken, maar willen er juist recht voor staan. In het geselecteerde fragment uit 'Le Lai de l'ombre' van Jean Renart (actief aan het begin van de 13e eeuw), is het daarbij trou wens om iets anders begonnen. Namelijk om 'Het spiegelbeeld van haar die bij/ Hem zat en die hij zo beminde.' De ring die zij weigerde, geeft hij aan haar spie gelbeeld. Frankrijk is immers óók het land waar de liefde werd uitgevonden. De liefde als spel van overheersing en onder werping waarbij de dames zoge naamd de bevelen geven en de heren doen alsof zij gehoorzame ridders zijn. Zo'n heer en zo'n dame treden niet alleen bij Renart op, ze heb ben vele broers en zussen, kijk vandaag naar dansvloer en videoclip. Vrouwen in de Franse poëzie: er wordt veel óver hen gezegd in deze Spiegel, zelf komen ze nau welijks aan het woord. Dat ligt niet aan de samensteller. De be scheiden Nederlandse dichter Philip Ingelse geeft nauwelijks eigen meningen over de onbe scheiden Franse poëzie. Zijn boek is vooral een parade van Grote Namen, en die zijn zelden voor niets zo groot geworden. Wanneer ze deze naam niet aan hun poëzie danken, gunt hij hen soms toch een plaats. Zo dagen Jean-Jacques Rousseau, Denis Diderot en Jean Genet op. Ook de toneelschrijver Molière wordt voor de spiegel gesleurd. De bloemlezing biedt de Franse teksten én de Nederlandse ver sies. Soms zijn er interessante combinaties: de 19e-eeuwse dichter J.J.L. ten Kate vertaal fabels van La Fontaine, Pij Boutens laat Charles d'Orléy schitteren en M. Nijhoff tekeno voor een uitstekende weerga; van Alfred de Musset. Heel wj gedichten werden voor de gei; genheid vertaald, waarbij dei breng van Robert de Does oj valt. 'Le mariage, Agnès, n'est pasq badinage', grapte Molière. H; gevleugelde woord wordt do de vertaler gekortwiekt: 'Het, geen kinderspel, mijn Agnès, oj te trouwen.' Als Gérard de Ns val het over 'Tout Rossini, toj Mozart et tout Weber' heeij wordt de laatste componist g: schrapt. De Does lijkt niet: lézen wat hij vertaalt, i Joachim du Bellays sonnet ga het over de reis van Ulyss 'Heureux qui, comme Ulysse. fait un beau voyage.' In de ven ling heeft hij alleen maar 'v? ervaren'. Maar een beslagen spiegel b| een spiegel. Een spiegel van"! Chanson de Roland' uit 1100! en met de in 1964 geboren Chn tophe Tarkos. Een spiegel v een van de rijkste literaturen- aarde. Een spiegel van een po zie waarin na zoveel gloriën eeuwen alles lijkt gezegd. 'Ef spiegel van eerste kus en laats zucht. Mario Molegra Spiegel van de Franse poëzie. Van elfde eeuw tot heden. Samengesli door Philip Ingelse - Uitgeverij Mi lenhoff, 592 pag. gebonden, 55,-. chrijvers die om een onderwerp verlegen zitten, zouden zich voor de duur van een college jaar als student of administra tieve kracht bij een universi teit moeten laten inlijven, om vervolgens een kijkje te ne men op de apenrots die door de heren en dames weten schappers wordt bevolkt. Wat ze daar aantreffen aan conflictstof, machinaties en intriges is ruim voldoende voor een hilarische roman van minstens driehonderd pa gina's. De campus- of universiteits roman heeft het gebracht tot een internationaal verbreid genre. De mooiste staaltjes tot nu toe werden geleverd door Malcolm Bradbury ('The Histo ry Man') en David Lodge ('Chan ging Places', 'Small World' en 'Nice Work'). Maar de Neder landse literatuur kent ook be- faamde voorbeelden: te denken valt aan W.F. Hei-mans' 'Onder professoren' en 'Uit talloos veel millioenen', aan 'Bij nader in zien' van J.J. Voskuil en ten dele ook aan 'Het Bureau' van die zelfde Voskuil. Typerend voor de universiteits roman is dat hij doorgaans niet door pseudo-studenten of ande re undercovers wordt geschre ven, maar door romanciers die sinds jaar en dag als hoogleraar, docent of onderzoeker aan de academie zijn verbonden en daar zoveel frustraties hebben opgedaan dat ze letterlijk op vei--: haal willen komen. Dat kan op minstens twee manieren: door stem en pen te lenen aan perso nages met wie de lezer zich zo verregaand kan identificeren dat sympathie en medelijden de brug slaan tussen auteur en pu bliek; of door de mensen en si tuaties die je aan de kaak wilt stellen onder het zwavelzuur van je satire te bedelven. Brad bury, Lodge en Hermans kozen voor de tweede optie, Voskuil verschool zich achter een mas ker van onaangedane afstande lijkheid. In De profielschets lijkt Joke Hermsen beide strate gieën te combineren. Met twee van haar romanfiguren vereen zelvigt ze zich, met het resteren de deel drijft ze meedogenloos de spot. Het is veelzeggend dat Joke Hermsen laatstgenoemde categorie hoort tot de bewoners van de universi taire apenrots. De leiders van de troep, dat wil zeggen de staf van de afdeling wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam, zijn het vleesgeworden cliché van de pretenties en de hanig heid die het culturele erfgoed van de mannelijke wetenschap pers uitmaken. Philip Ver- broucke is voorzitter van de vak groep filosofie, maar schittert het liefste op buitenlandse con gressen en laat de dagelijkse lei ding van de werkvloer graag over aan zijn jongere collega Bernt Brakhoven, wat niet weg neemt dat Verbroucke ook op afstand de regie blijft voeren. Allesreiniger Het complete verhaal speelt zich af binnen één enkel etmaal, vrijdag 19 januari 2002. Brakho ven moet het bestuur van de fa culteit geesteswetenschappen uitsluitsel geven over het profiel van een nieuw te benoemen pro fessor. Onder zijn leiding wordt daar al maanden over gebakke leid, maar omdat het geduld bij foto Eddy Posthuma de Boer de bestuurders uitgeput raakt, is het geboden eindelijk tot za ken te komen. De meningen zijn en blijven ver deeld. Aan de ene zijde van het toernooiveld bevindt zich het kamp van de old boys voor wie alle wetenschap een sekseneu- trale (lees: overwegend mannelij ke) aangelegenheid is. Aan de andere kant trappelt een coali tie van feministen, politiek-cor- recten en opportunisten van on geduld om de oude garde een les je te leren. De aankomende hoogleraar moet een vrouw zijn of niet zijn. Bemt Brakhoven koestert zijn eigen agenda. Meni ge benoeming die onder zijn ver antwoordelijkheid tot stand kwam, draagt het stempel van een bijzondere belangstelling voor het andere geslacht. Bernt is nu eenmaal een van die man nen die uitsluitend gedijen als zich een schare kirrende wijfjes om hen heeft verzameld. Vrou wen zijn de allesreiniger voor zijn kleinzerige ziel en zijn alles overstelpende behoefte aan ge negenheid, aandacht en bewon dering. Overigens houdt hij het met nie mand langer dan drie maanden uit. Maar op 19 januari 2002 maakt hij zich graag wijs dat zijn Italiaanse collega Laura Briagotti de liefde van zijn le ven is. En dus zet hij al zijn ma nipulatieve vermogens in om een vacaturetekst te laten accor deren die op haar ranke lijf ge schreven is. Helaas: nadat hij lange tijd in de waan heeft ge leefd dat Laura hem dankbaar te voet zal vallen, komt hij er tot zijn schande en schaamte achter dat ze hem met aap nummer een, Philip Vanbroucke, flink bij de ballen heeft gehad. Terwijl Bernt aan het einde van deze komedie geheel en al bij de pakken neerzit en geen idee heeft waar hij het zoeken moet (naar Amerika? met of zonder Laura terug naar Amsterdam?), hebben we ook afscheid kunnen nemen van de twee vrouwen die Joke Hermsen met heel wat meer liefde heeft gevolgd. Bernts echtgenote Ella, die le ven en loopbaan geheel voor hem heeft opgeofferd, is uitein delijk tot het besluit gekomen om haar prins-op-het-wit- te-paard uit het zadel te stoten en voor zichzelf te kiezen. Det van Vliet, los-vast mede werkster op het filosofisch insti tuut, heeft heel even geloofd in de mogelijkheid dat er in het ka der van de vacaturestrijd naar haar argumenten én kandida tuur gekeken zou worden, maar nog voor het einde van de beslis sende vergadering besluit ze de handdoek in de ring te gooien. Hermsen laat er weinig twijfel over bestaan dat haar voorkeur uitgaat naar Ella en,Det. Zo wei nig twijfelt ze, dat ze van de weeromstuit doorschiet naar een manier van schrijven die in leving als het allerhoogste goed beschouwt. Van tijd tot tijd waande ik me via de tijdmachi ne teruggeschoten in de jaren ze ventig van de vorige eeuw, toen het feminiene zelfbeklag - en identificatieproza hoogtij vier de. En dat niet alleen vanwege de goede bedoelingen, maar ook vanwege het sopperig soort pro za dat Hermsen afscheidt zodra ze de kant van de vernederden en vertrapten kiest. Jammer, want de noten die ze voor het front van de heren kraakt, mo gen er zijn, satire of geen satire. Jaap Goedegebuure Joke B. Hermsen: De profielschets - Uitgeverij De Arbeiderspers, 287 pag., 17,95. Rudy Kousbroek Een scheur in de aardkorst at er in zit moet er uit. Dat was de voorstelling die ik mij als kind maakte van het vul- canische binnenwerk van de aarde. Ik kwam er al vroeg mee in aanraking: ik was een jaar of zeven toen de hoofdonder wijzer op een ochtend langs onze klaslokalen rende, roepend: 'D'r uit! d'r uit!' We stoven naar buiten. Een aardbeving! Ik zag in de schoolmuren scheuren en barsten ontstaan, die het beeld opriepen van een beest dat zich onder de grond bewoog en zijn rug er onder zette als een athleet die wakker wordt. Het lot wilde dat ik zou opgroeien tussen vul kanen en zwavelmeren; bij elke gelegenheid dat ik met iets van dat vulcanisme te maken kreeg stelde ik mij een complex van onder aardse hoogovens voor, ketelhuizen onder de grond waarin helse onbedwingbare vuren loei den, met verstopte schoorstenen en op sprin gen staande leidingen, aan alle kanten lek kend door spleten en barsten en zich een weg banend naar buiten. De aanwezigheid daar van was af te leiden uit de scheuren in de aard korst, de sulfataren, de fumarolen en de borre lende zwavelpoelen die ik gezien had in de kra ter van de Sibajak, de grote vulkaan die waak te over mijn jeugd. Ook onderzees vulcanisme, vuurspuwende ber gen onder water, waren een onderdeel van dit beeld. De uitbarsting van de Krakatau, oor zaak van een 'grote golf' (het woord tsunami, clat in feite 'havenvloed' betekent, was nog niet gangbaar) waardoor op de kusten van Ja va en Sumatra bijna 38.000 mensen omkwa men, leefde in mijn kinderjaren in Indonesië nog sterk in de herinnering. Maar de kroon op het vulcanisme was toch de eruptie zelf, met aswolken tot op kilometers hoogte, inktzwarte duisternis bij klaarlichte dag, regens van puimstenen, lavastromen die langs berghellingen naar beneden kwamen en alles op hun weg bedolven en vernietigden. Een geraffineerde verfijning was de nuée ar- dente, de gloedwolk, zoals die van de Montag- ne' Pelée, die op 8 Mei 1902 als een gerichte vlammenwerper het stadje St Pierre op Marti nique in een paar minuten volkomen vernietig de, waarbij de hele bevolking van ca. 30.000 mensen omkwam. Op twee mensen na: Léon Compère, een schoenmaker, en Louis Cyparis, een zwerver die wegens openbare dronken schap was opgepakt en gevangen gezet. Hij was opgesloten in een cel die zich half onder de grond bevond en hem aldus behoedde voor de vuurstorm die over de stad joeg. Alleen al uit het feit dat hun namen een eeuw later nog bekend zijn (ik herinner me ze ook als kind gehoord te hebben) is iets af te leiden omtrent de verpletterende indruk die hun se lectieve overleven destijds op de mensheid maakte. Vooral onder gelovigen was het raad sel van deze miraculeuze uitverkiezing een on derwerp van ootmoedige overdenking en spe culatie. Zelfs het feit dat de uitverkorenen de initialen L.C. deelden had voor sommigen een diepe religieuze betekenis. De gespaarde dronkaard zelf bekeerde zich en bracht de rest van zijn leven door in vrome bespiegeling en gebed. Bij alle grote rampen, zowel natuurlijke als door mensen veroorzaakte, spelen zulke over wegingen een rol. Wat dat betreft is het aan deel van de huidige zondvloed in Azië tot dus ver nogal bescheiden; op de BBC ving ik iets op over de plaatselijke bevolking, die er een straf of in elk geval een boodschap voor de Moslims in meende te zien - waren het niet juist de door hen bewoonde gebieden die het meest werden getroffen? - en ik hoorde een Ka tholieke en een Anglicaanse bisschop betogen dat het bij zulke verschrikkingen soms moei lijk is om in Gods goedheid te blijven geloven. Wat wij nodig hadden was een 'strong faith'. Dat waren dus Roomskatholieken en Anglica nen, en het trof mij als een milde en geëvolu eerde variant van het geloof. Bij de Protestan ten vind je vaak een heel wat realistischer idee van religie: rechtzinnige gelovigen weten donders goed dat God een genadeloze tiran is, die voortdurend wil worden geprezen, be dankt en toegezongen om zijn goedertieren heid. Smeken om genade, dat is het algemene foto herkomst onbekend beginsel. Denk ook aan het offer, dat was oor spronkelijk een schenking aan het Opperwe zen om het gunstig te stemmen en erger te voorkomen. Ook in de Islam wordt de meedo genloosheid van Allah heel goed ingezien, van daar die merkwaardige interrupties in Islami tische teksten om hem complimenten te ma ken voor zijn barmhartigheid, telkens als zijn naam wordt genoemd. En niet te vergeten die gretigheid om hem te behagen door iedereen die hem niet welgevallig is te bestraffen. Zo is het inwendige vuur een manifestatie van de permanente woede der bovennatuurlijke machten.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 20