De vrouw is niet gemaakt om te winnen
Je moet die dracht
wel de baas kunnen
Mannen hebben een betere lichaamsbouw
vrijdag 24 december 2004
Op de Olympische Spe
len van het jaar 2156
lopen vrouwen voor het
eerst een snellere tijd op de
100 meter sprint dan man
nen. Met die voorspelling
kwam een groep Britse we
tenschappers in september
aanzetten. De gouden race
bij de vrouwen zal volgens
hun computermodellen
naar verwachting 8,079 se
conden duren; die bij de
mannen 8,098 seconden. De
vrouwen halen de mannen
in! „Onzin", oordeelt spor
tarts John IJzerman. „Man
nen hebben een geschiktere
lichaamsbouw. Maar wel
licht dat het ooit mogelijk
zal zijn met behulp van ge
netische manipulatie."
Sportende vrouwen zijn on
praktisch, oninteressant,
onesthetisch en incorrect. Duide
lijke taal van baron Pierre de
Coubertin, aartsvader van de
Olympische Spelen. De vurige
ambitie van de Parijzenaar was
om van de Spelen een vierjaar
lijks festijn te maken 'van man
nelijke atleten met de bijval der
wouwen als beloning'. Met ande
re woorden: de mannen sporten,
de vrouwen klappen.
Die rolverdeling was in elk ge
val al een stap voorwaarts in ver
gelijking met de klassieke Olym
pische Spelen van vér voor
Christus. Toen mochten vrou
wen niet eens als toeschouwer
aanwezig zijn in het stadion.
Kwamen ze stiekem wél naar al
die naakte spierbundels kij
ken, dan stond daar zelfs de
doodstraf op. Zó'n ouderwetse
liberaal toonde De Coubertin
zich drieduizend jaar later nu
ook weer niet. Vrouwen moch
ten best kijken, maar deelnemen
was onbespreekbaar.
De eerste moderne olympiade in
1896 was daarom een volstrekt
mannelijke aangelegenheid.
Maar hoewel De Coubertin tot
1925 de baas van de olympische
beweging was, bleken die Spe
len van 1896 uiteindelijk de eni
ge zónder wouwelij ke deelna
me. In 1900 zeilden, tennisten
en golften de wouwen al voor
olympische medailles. In 1904
kwam boogschieten erbij, in
1908 - opmerkelijk voor Zomer
spelen - figuurschaatsen en elke
vier jaar werd er wel een sport
aan de olympische wouwenka
lender toegevoegd.
De grootste schok kwam in de
Amsterdamse editie van 1928,
toen de atletiek de deur openzet
te voor wouwen. Dat kon echt
niet, vond een commentator in
dagblad NRC: „Moeten vrou
wen zich nu zoo uitsloven en in
spannen, zoodat ze met verwron
gen gezichten, met verbeten
trekken, verwilderde haren, hij
gend en afgemat door de finish
gaan? Hebben vrouwen geen an
dere, geen betere sport dan de
ze, die er één voor de man is?"
Edith Gerards en Floris Jan Koole
foto's Ruden Riemens
Met name na de 800 meter de
den zich, volgens dagblad de Te
legraaf, wouw-onterende tafere
len voor. De winnares was nog
vrij kwiek, maar „de rest duizel
de, voor zoover niet volkomen
buiten kennis, zwaaiend en tol
lend van uitputting over de
streep." Dat leidde tot de conclu
sie: „Laat dit de laatste maal
zijn geweest, Heeren voorberei
ders van de Olympiades." De re
volutie was blijkbaar te woeg
ingezet, want het nummer werd
inderdaad afgevoerd.
Toch waren er barsten in een
heilig huisje ontstaan. Steeds
meer vrouwen gingen sporten
en steeds minder sceptici gingen
steigeren; De gouden triomfen
van Fanny Blankers-Koen leken
bijvoorbeeld toch niet zo oninte
ressant als De Coubertin een hal
ve eeuw daarvoor had voorge
spiegeld. En de schaatsacroba-
tiek van Sjoukje Dijkstra was
toch ook niet zo onesthetisch.
En de gouden hattrick van Yvon
ne van Gennip al helemaal niet
zo incorrect. De geest van De
Coubertin verdween langzaam
in de fles.
De dop van die fles zit nu muur
vast. Inmiddels heeft een groep
wetenschappers van de universi
teit van Oxford een andere fles
ontkurkt. Volgens hen lopen
wouwen de 100 meter over ruim
150 jaar sneller dan mannen. Ze
baseren zich op de progressie
die vrouwen de afgelopen decen
nia hebben geboekt en constate
ren aan de hand van computer
modellen dat die vooruitgang
groter is dan bij mannen. In het
jaar 2156 zullen de snelste vrou
wen derhalve 8,079 seconden
over de 100 meter doen en man
nen 8,098 seconden.
Lichaamsbouw
Sportarts John IJzerman, een be
kend gezicht in de Zeeuwse atle-
tiekwereld, gelooft er evenwel
niks van dat bijvoorbeeld in het
Middelburgse atletiekpaar Flo
ris Jan Koole en Edith Gerards
de krachtsverhoudingen zullen
veranderen. Of dat een vrouw
de kogel verder zal kunnen sto
ten dan een man. Of dat er ooit
een vrouw in de spits zal lopen
bij voetbal-hoofdklasser Hoek.
„Mannen hebben nu eenmaal
een geschiktere lichaamsbouw
voor sport dan vrouwen", zegt
de medicus uit Bergen op Zoom.
„Een wouw heeft verschillende
fysieke nadelen ten opzicht van
de man: de hoeveelheid bloed
die vrouwen kunnen rondpom
pen is kleiner, ze hebben minder
spierkracht en ze missen testos
teron. Iiet is toch veelzeggend
dat vrouwen die betrapt worden
op doping over het algemeen
mannelijke hormonen hebben
gebruikt."
Uit wetenschappelijk onderzoek
is gebleken, dat wouwen over
ongeveer tweederde van de
kracht van mannen beschikken.
De kracht per spiercel is welis
waar gelijk, maar mannen ont
wikkelen meer spieren. Daar
naast is de gemiddelde westerse
man zo'n dertien centimeter lan
ger en zestien kilo zwaarder dan
de gemiddelde westerse vrouw.
Bovendien hebben mannen een
grotere vetvrije massa en min
der lichaamsvet dan vrouwen.
Dat zijn fraaie ingrediënten
voor een hedenhaagse Hercules.
Vrouwen hebben enkele voor
deeltjes op mannen (gunstigere
vetstofwisseling, beter coördina
tievermogen en leniger), maar
die kunnen de fysieke nadelen
niet compenseren. „Vrouwen
zijn dichterbij gekomen als je
naar de records kijkt. Maar dat
heeft maatschappelijke en socia
le achtergronden. Vroeger moch
ten vrouwen niet eens meedoen
aan sport. Naarmate er vervol
gens meer wouwen gaan mee
doen, wordt de kans dat een ge
netisch ideale wouw meedoet
steeds groter."
IJzerman heeft in het verleden
al eens onderzoek gedaan naar
de bewegingsmechanismen in
het dierenrijk. Daarmee waren
aardige parallellen tussen mens
en dier te maken. „In het dieren
rijk heb je ook verschillen in
bouw en gewicht. Een niet
zwaar en niet groot dier als een
muis is niet snel. Hoe groter en
zwaarder een dier is, hoe sneller
die zal zijn. Dat geldt tot een be
paald niveau en dan gaat de
snelheid weer omlaag. Boven
aan die curve staat het jachtlui
paard, met een ideaal gewicht
van zestig kilo. Het ideale ge
wicht voor een marathonloper is
bijvoorbeeld 62 kilo."
Prehistorie
„Het verschil tussen mannetjes
en wouwtjes in het dierenrijk is
naar mijn idee - ik heb het niet
onderzocht - minder groot dan
bij mensen. Als je naar kuddes
antilopes en zebra's kijkt, lopen
ze allemaal even snel. Ongeacht
sekse. Misschien is dat iets uit
de prehistorie. Misschien had
den wij mensen niet de behoefte
om met z'n allen in een groep
weg te rennen voor sabeltandtij-
gers en is zó het verschil ont
staan."
De verschillen in bijvoorbeeld
de atletiek worden inderdaad
kleiner. De achilleshiel in de Ox-
ford-argumentatie is echter dat
er puur naar de cijfers wordt ge
keken en niet naar het mense
lijk lichaam. 'Oxford' claimt dat
de wouwen in 76 jaar 1,27 secon
den van het olympisch record
op de 100 meter hebben afge
haald. De mannen daarentegen
'slechts' 1,15 seconden in 104
jaar. Maar deze glazen bol ver
meldt niet, dat het wereldrecord
bij de vrouwen van Florence
Griffith-Joyner al zestien jaar
onbenaderd is (10,49), terwijl de
mannen sinds 1991 toch opge
schoten zijn van 9,92 (Carl Le
wis) tot 9.78 (Tim Montgomery).
De vrouwen lijken het plafond
dus al jarenlang te hebben be
reikt, terwijl de mannen nog
steeds kleine hapjes van het re
cord afknabbelen. Ook zulke ge
dachten sterken IJzerman in
zijn gedachte dat de wouwen de
mannen nooit zullen inhalen.
„Zeker in het huidige"tijdperk is
het onzin. Maar wellicht dat het
in de toekomst ooit mogelijk zal
zijn met behulp van genetische
manipulatie."
Dan zal de muis ook harder kun
nen lopen dan het jachtlui-
Rudy Boogert
Haar wereld werd drie jaar geleden opeens een stuk groter. Na een heup
breuk verliet C. Boonman-Vermue (92) haar vaste stek bij Ovezande en
nam haar intrek in zorgcentrum De Kraaijert in Lewedorp. „Dat was zó'n
overgang. Ik heb altijd buiten het dorp gewoond, op een boerderij, dus het
viel niet mee om hierheen te gaan. Al die mensen en al dat leven! Als ik naar
huis kon, dan zou ik gaan, maar ik weet wel dat het niet meer kan."
In haar kamer op de eerste etage geniet ze van het uitzicht, vult haar dagen
met breien, het verstellen van kleren, de televisie en de krant. Haar voor
naamste 'verzetje' is het kaartclubje, dat bijna dagelijks bijeenkomt om te
jokeren. „Dat gaat niet zo vlug hoor, want het zijn allemaal oude mensen.
Maar het is wel gezellig. Anders zit je hier ook maar. We spelen om enkele
centjes, dus dat heeft geen waarde."
Ze werd op Kapelle geboren, verhuisde na haar trouwen naar Driewegen om
uiteindelijk in Ovezande neer te strijken. De Zeeuwse dracht, waarin ze zich
van jongs af hult, is ze altijd trouw gebleven. „Dat doe je niet meer af, of het
moet echt niet meer kunnen. Het blijft wel een heel werk. Ik sta er 's mor
gens woeg voor op, want ik wil wel om tien uur beneden zijn. De zusters kun
nen je er niet mee helpen, want die hebben daar geen verstand van. Dus als
je het zelf niet meer kunt, is het afgelopen. Dat zou ik wel heel vervelend vin
den, want je bent het zo gewoon dat je het wil blijven doen. Ik geloof ook
niet dat ik me erg gelukkig zou voelen in een gewoon jurkje."
Ondanks haar hoge leeftijd probeert ze nog steeds te volgen wat er in de we
reld gaande is. Dat stemt haar niet vrolijk. „Ze schieten elkaar gewoon zo
maar dood!", zegt ze, verwijzend naar de moord op Theo van Gogh. „Dan
denk je wel: wat moet er van de wereld terechtkomen."
Het is niet alleen het toenemende geweld dat haar zorgen baart. Ook zet ze
vraagtekens bij de huidige welvaart. „Het is allemaal zo veranderd. Zoals
laatst met Sinterklaas: zo veel pakjes voor die kinderen! Al die cadeaus, wat
moet je ze op den duur nog geven? Het wordt echt te gek. Wij kregen bijna
niets toen we klein waren."
„Vroeger was het alleen maar armoe, armoe. Het was scharrelen om rond te
komen. Schoenen gingen van het eerste op het tweede kind en soms ook op
het derde, als ze nog goed waren. Als je op zondag naar de kerk was geweest,
C. Boonman-Vermue
moesten direct de goede kleren uit en deden we oude aan. Je was zuinig op je
spullen."
„Nu is er nergens meer eerbied voor. Mensen hebben het tegenwoordig té
goed. Als iets kapot gaat, wordt meteen een nieuwe gekocht. Ze moeten ook
per se op vakantie naar het buitenland, terwijl ik helemaal nooit op vakantie
ben geweest. Toch zijn ze nog ontevreden! Kinderen snappen ook de waarde
van geld niet meer. Ze denken dat je ermee kunt smijten. Volgens mij kan
het allemaal niet goed blijven gaan."
Ze beseft dat haar toekomst beperkt is, dat de tijd van hooggespannen ver
wachtingen achter haar ligt. „Ik ben niet bang voor de dood, wel dat ik ga
sukkelen en dat ik mijn verstand verlies. Daar ben ik echt benauwd voor."
Ze ziet er in De Kraaijert, helaas, te veel voorbeelden van. „Dat je nergens
meer weet van hebt, dat lijkt me verschrikkelijk."
Rolf Bosboom