PZC Handkokkelaars hebben het tij mee Journalisten moeten zich veel vaker op straat vertonei I De Journaaljaren van Haasbroek Die mensen zetje niet achter een lopende band zaterdag 11 december 2004 Journaaljaren heet het boek van Nico Haasbroek dat onlangs is verschenen. Haasbroek beschrijft daarin zijn tijd als hoofdredacteur van het NOS Journaal, zijn gedwongen vertrek en het opzetten van het café Club Math in Rotterdam. Daarmee haalde hij zijn gelijk: het nieuws ligt op straat en daar zouden de NOS-journalisten wat vaker te vinden moeten zijn. Wie zijn organisatie niet wil veranderen, doet er goed aan Nico Haasbroek (60) bui ten de deur te houden. „Daarom begrijp ik achteraf niet waarom ze me bij het NOS Journaal als hoofdredacteur wilden. Ze zei den dat ze wilden veranderen, maar toen ik dat deed, kreeg ik geen steun van de direc- tie. Mijn conclusie: in Hilversum is men uit op behoud en niet op verandering", zegt Haasbroek. Twee jaar na zijn gedwongen vertrek bij de belangrijkste nieuwsrubriek van Nederland publiceert hij het boek Journaaljaren. Des tijds wilde hij zijn vertrek niet toelichten, nu via het boek wel. Van de driehonderd pa gina's gaan er zo'n zestig direct over zijn ontslag als hoofdredacteur. Verder probeert Haasbroek nuttige tips te geven voor het op lossen van problemen op het gebied van ar beidsconflicten, publieke omroep, verande ringsprocessen, integratie, veiligheid en journalistiek. „Ik wilde het een beetje lees baar houden. Alleen een boek over het Jour naal is waarschijnlijk niet boeiend genoeg. Dus heb ik het uitgebreid. Voor mij zitten er twee thema's in het boek: de dood en hoe verbind je de staat en de straat. De dood is een thema, omdat het me is opgevallen dat het grote nieuws in mijn Journaaltijd steeds te maken had met het overlijden van perso nen. En de laatste jaren zijn in mijn privé-le- ven ook veel voor mij belangrijke mensen overleden." Het thema 'staat en straat' heeft ook veel met zijn jaren bij het Journaal te maken. Haasbroek werd in 1997 als hoofdredacteur gehaald om het bed op te schudden. En vijf jaar later, toen de boel net wat wakker leek te worden in zijn ogen, zegde het personeel het vertrouwen in hem op en moest hij weg. Haasbroek: „Ik begrijp nog niet waarom. Al le harde argumenten, zoals dat ik er te wei nig was en te veel kritiek had, kan ik weer leggen. En als ik weg moest, had dat veel vriendelijker gekund. Bijvoorbeeld door me de laatste anderhalf jaar voor mijn pensioen in de luwte te plaat sen." Maar Haasbroek moest toch vooral vertrekken omdat hij naar buiten toe te veel kritiek had op zijn eigen Journaal? Haas broek: „Wat een onzin. Journalisten kunnen niet tegen kritiek. Dat is raar, want journa listen moeten het in hun werk juist hebben van mensen die voor hun mening durven uit komen. En dan zou ik dat niet mogen doen?" Tegenwoordig is Hans Laroes hoofd redacteur van het NOS Journaal, ten tijde van Haasbroek nog diens plaatsvervanger en beoogd opvolger. Laroes probeert zijn medewerkers meer de straat op te sturen. Journalisten bij het Journaal moeten zich minder laten leiden door de uitnodigingen die ze van Jan en Alleman krijgen. In plaats daarvan moeten ze zelfstandig op zoek naar nieuws. Haasbroek: „Het is een ontwikkeling die ik in gang heb gezet. En ik ben er na mijn ver trek bij het Journaal mee door gegaan. Ik heb laten zien hoe je dat doet. Ik ben de kroeg Club Math in Rotterdam begonnen. Een café waar én politici kwamen én journa- Nico Haasbroek listen, maar juist ook de gewone man en de illegaal. Op die manier verbind je de staat en de straat en het levert ook nieuws op. Dit foto: Ron Nagtzaam/GPD soort vernieuwingen moet het Journaal op pakken. Het hoeft niet meteen een kroeg te zijn, maar waarom zou een Journaal-mede werker niet een half jaar in een barks' gaan werken en met de hoofdredactie" voren afspreken hoeveel reportages #j komen?" Club Math is inmiddels gesloten om® pand gesloopt wordt. Mogelijk datW terugkomt als de nieuwbouw er staat.' Haasbroek lijkt dat van minder belast; toont zich liever een man van de grote' nen. Hij heeft bewezen dat het kan$» kroeg met idealen. Misschien dat het® om weer tijd is voor iets anders. Over het huidige Journaal zegt hij rid' veel. „Het gaat me niet om de details* gaat overal wel eens iets mis. In grote', doen ze het prima. Wel heb ik ervarffl' het Journaal een instituut is met een J sterke eigen cultuur. Zo sterk dat een" du daar geen verandering is aan kante gen." J Waarom heet het boek eigenlijk Jour® ren als het daar maar summier over£<j Haasbroek: „Marketing. Ik hadeena» titel bedacht. Maar mijn uitgever ze'/ moet met je hoofd op de cover ënhètl Journaal moet in de titel." Dolf ft Nico Haasbroek, Journaaljaren, Vassallucci, 16,95 De klap is hard aangekomen, de sluiting van de Waddenzee voor de mechanische kokkel visserij. Een zeer winstgevend product is plotseling weggevallen. Het 'ach en wee'-ge- klaag over de teloorgang van een bedrijfstak was niet van de lucht, maar heeft inmiddels plaatsgemaakt voor een naarstig zoeken naar nieuwe kansen. Voor de tweeëntwintig kokkelschepen is het einde oefening. Dat is duidelijk. Ook een groot deel van de conservenindustrie die financieel op kokkels dreef, zou verdwijnen, zo luidden de eerste onheilspellende berichten. Tweehonderd directe arbeidsplaatsen vervallen plus nog eens zeker zoveel indirecte werkgelegenheid. Simon Lenger, directeur van Heiploeg Shell fish, zegt dit jaar op een 'heel groot verlies' af te stevenen. „We verwerken alleen nog wat par tijen uit Frankrijk en Engeland en wat afzet van handkokkelaars, maar dat is het dan wel." Heiploeg Shellfish heeft twee conservenfabrie- ken, één in Harlingen en één in de Burenpolder in Yerseke. Het bedrijf bereidt een reorganisa tie voor, waarbij circa 85 van de 165 banen zul len verdwijnen. De verwachting is dat het ver lies in Yerseke groter zal zijn dan in Harlingen, omdat daar vrijwel alle kokkels van handmati ge vissers worden verwerkt. En die mogen wel actief blijven. Ook bij De Roem van Yerseke, dat in Yerseke naast Heiploeg Shellfish een conservenbedrijf heeft, staat werkgelegenheid op de tocht. „Maar", laat directeur Huub Lacor weten in te genstelling tot eerdere berichtgeving, „we gaan de fabriek niet sluiten." Hij heeft een nieuwe order in de wacht gesleept, voor het verpakken van garnalen. „Want we willen zoveel mogelijk mensen aan het werk houden." Vijfendertig van de zestig arbeidsplaatsen - niet alleen in de fabriek, ook in de verkoop en het transport - kunnen behouden blijven. Prins en Dingemanse in Yerseke heeft een kok kel- en mosselconservenfabriek aan de Grint weg. De kokkelpoot is overbodig geworden, maar, meldt directeur Edwin Foudraine, 'we gaan zeker niet stoppen met de conserven'. De mosselpoot blijft in elk geval bestaan. Prins en Dingemanse heeft allerlei nieuwe mosselpro ducten - zoals mosselen in Toscaanse saus - in de markt gezet voor 'bij de borrel of de televi sie'. Foudraine verwacht daar veel van. Voor het personeel op de kokkelschepen wordt het nog het moeilijkst elders werk te vinden, want, zeggen de directeuren van de diverse bedrijven, 'die mensen zet je niet achter een lopende band, die zijn de vrije natuur gewend'. Harmen van der Werf Handkokkelvissers Jelko Boorsma (links) en Jouke Visser foto's Wietze Landman/GPD Hij heeft er lang tegen aangehikt, handkokkel visser Jouke Visser uit Harlingen. Moest hij nu wel of niet samen met zijn ouders, Broer en Hijlkje Visser, investeren in een nieuw schip? Of was het beter om de visserij voor ge zien te houden? Hij koos voor een nieuw schip. Een verstan dige keus, nu duidelijk is dat het over en uit is met de me chanische kokkelvisserij op de Waddenzee en in de Zeeuw se wateren. „Wat een ruimte hè, deze stuur hut. En wat een comfort. Voor het eerst in ons leven hebben we warm water aan boord. En een wc. Voorheen deden we de sani taire stop op een emmer." Jouke Visser is dik tevreden over zijn nieuwe schip, een voormalige mosselkotter uit Yerseke, Dertig meter lang en zeven meter breed is het inmiddels tot HA 32 omge doopte vaartuig. „Vooral bij stormachtig weer is het een rots in de branding. Bij onze vorige schepen was het altijd span nend, Meestal gingen we snel naar de wal." De 33-jarige Harlinger kan het niet ontkennen. Als de mechani sche kokkelvisserij op de oude voet door was gegaan, dan had den ze de investering hoogst waarschijnlijk niet gedaan. Nu de politiek en de Raad van State vanwege de gevolgen voor de na tuur een streep hebben gezet door deze bedrijfstak, krijgen de handkokkelvissers wat meer lucht. „Logischerwijze ontstaat er voor ons nu wat meer ruimte. Bij een geringere aanvoer zal de prijs ook wel wat stijgen." Wat Visser nu beurt voor een kilo kokkelvlees wil hij niet zeggen. Kokkelvoorman Jaap Holstein ook niet maar hij wil wel kwijt dat de prijs direct na het verbod op de mechanische visserij fors is gestegen. De twintig handkok kelvissers leven weer op na drie jaar van sappelen. „Vooral vorig jaar was een drama. We konden maar zes weken vissen, van juli tot september. Er lagen gewoon te weinig kokkels om rendabel .te kunnen werken. Om brood op de plank te krijgen, verhuurde ik mezelf aan metaal- en tim merbedrijven. Dit jaar is het weer wat beter, omdat de mecha nische kokkelvissers dit najaar al niet meer uitvoeren." Toen het pleit voor de mechani sche kokkelvissers definitief be slecht was, ging de vlag bij de Vissers niet in top. „Wat die jon gens overkomt, is een drama. Het zijn onze collega's. We lever den aan dezelfde fabriek. Na tuurlijk, met die mechanische korven woelden ze de grond flink om, maar het werd niet zo'n dode boel als de natuuror ganisaties altijd beweerden." Crossterrein Volgens de Waddenvereniging is dat wel degelijk het geval. „Na het vissen heeft de grond veel weg van een crossterrein", zo stelde de vereniging in een van haar vele anti-kokkel visse rijcampagnes. Bovendien viste de mechanische vloot te veel op waardoor er te weinig voedsel was voor onder meer eidereen- den en scholeksters. Visser: „Het volgende jaar trof je er altijd weer broed aan. Dus het viel wel wat mee. We heb ben deze visserij nooit veroor deeld. Handkokkel visserij is niet geboren uit idealisme, maar omdat we destijds de investe ring te groot vonden." Dé drie magere jaren wijt de Harlinger, die al op zijn twaalfde een hand- kokkelvergunning had, ook niet aan zijn mechanische collega's. „Het ontbreken van een strenge winter was de grote oorzaak. Tij dens een strenge winter geeft de kokkel, vlak voor zijn sterven, nog enorm veel zaad af. Na twee jaren profiteren wij daarvan. Een andere reden is waarschijn lijk de fosfaatafname. Er zit minder voedsel in het water." Ondanks het nieuwe, comforta bele schip, zal de werkwijze van de Vissers niet veranderen. Handkokkelvissen is en blijft keihard bikkelen. Het belang rijkste gereedschap is nog altijd, net als honderd jaar geleden, de kokkelbeugel. Dat is een lange hark met een net. Die wordt door de bovenste centimeters van de kokkelrijke bodem ge trokken. Tijdens het achteruit lopen maakt de visser in zijn waadpak snelle, jojoachtige bewegingen door de knieën. Het scheiden van kokkels en zand werkt al leen als er boven de zandplaat tussen de 10 en 80 centimeter water staat. In de praktijk komt dat er op neer dat er 1,5 uur bij opgaand tijd en 2,5 uur bij af gaand tij gewerkt wordt. Ook 's nachts wordt er in dit ritme ge vist. „Komt het water hoger, dan is de opwaartse druk te groot. Dan hou ik de hark niet op de grond", legt Visser uit. Een vol harknet wordt geleegd in een verzamelnet dat in een rek hangt. Als dat gevuld is met zo'n 500'kilo kokkels, wordt het met een kraan op het schip in het laadruim gestort. Rubberboten Is het moeilijk om het schip na bij een kokkelbank te krijgen, dan zetten de handkokkelvis sers rubberboten in. Ook daarin kan zo'n 500 kilo kokkels opge slagen worden. Op een normale werkdag is Visser zo'n zestien uur in touw. „Het is hard en zwaar werken, maar wel prach tig. Noem mij een baan met zo veel rust, ruimte, natuurschoon en vrijheid." Zijn Harlinger col lega Jelko Boorsma beaamt dat. Hij was eerder opvarende op een garnalenkotter. „Altijd la waai, altijd dieseldampen en nog minder slapen. Ik vind dit een verademing." Iedere dag vangst leveren ze af bij Lenger Seafoods in Harlingen. Daar worden de kokkels drie a vier minuten gekookt, waarna ze over een trilplaat gaan die schel pen en vlees scheidt. Het vlees wordt ingeblikt en vooral in Spanje afgezet. De visperiode loopt van juni tot en met december. In de winter periode is het vleesgehalte te ge ring. De industrie kan ze dan niet rendabel verwerken. De in die periode wel opgeviste kok kels gaan naar de verse handel, die ze vooral afzet in Frankrijk. Beperkt Hoewel de Harlinger kokkelvis ser meeleeft met zijn mechani sche collega's, vindt Visser niet dat ze recht hebben op een hand- kokkelvergunning. „Daar zal ik fel tegen protesteren. Denk niet dat we nu een overvloed aan kokkels hebben. Onze visgebie- den zijn maar beperkt." „De gronden moeten een grote kokkeldichtheid hebben, de schelpdiertjes moeten eigenlijk tegen elkaar aanliggen. Mecha nische kokkelvissers visten ook regelmatig in gebieden met een lagere kokkeldichtheid. Boven dien kunnen zij op stikgronden werken, wij hebben stevige zandgronden nodig." Holstein denkt echter dat een uitbreiding van het aantal ver gunningen van levensbelang is voor de handkokkelvissers. „Het aanbod moet toenemen. Anders worden de conservenlij- nen van de schelpdierverwerken- de bedrijven in Nederland on rendabel." Aan Dirk van der Meuen r ui

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 26