Het gaat om wat feiten doen
PZC
Begin van opluchtini
Autobiografie
Willem Brakman
Judith
Herzberg
woensdag 8 december 2004
Het erge
Zie je, nu is het erge echt gebeurd;
het kan me al veel minder schelen,
ik zeg nog: liever jouw ogen een halfuur
dan duizend wonderen's eeuwige duur,
maar terwijl ik het zeg
meen ik het niet meer echt.
Nu zou ik dus moeten beginnen te rouwen
mijn kleren scheuren èn schreeuwen van pijn
want dat het me minder schelen kan
is erger dan eeuwig verdriet zou zijn.
Judith Herzberg (geb.1934)
Niemand peilt onze woorden
zo diep als zij. Het woord
'behoedzaam' bijvoorbeeld. Ju
dith Herzberg schrijft in haar
pas verschenen Soms vaak on
der meer: 'behoedzaamheid is
twee handen als een koepel/ bo
ven iets kostbaars.' Zo eenvou
dig kan deze dichteres het inge
wikkelde voorstellen. Zoals ze
het ogenschijnlijk simpele bui
tengewoon gecompliceerd weet
te maken.
In het slotgedicht tast ze het
woord 'ja' af in alle onvermoede
nuances: 'Niet het jaha van moe
ders die zich vervelen/ niet het
ja van oja goed want bijna
vergeten/ niet het ja van wees
maar gerust/ niet een ja als een
knal/ niet een ja uit twee delen.'
Wat voor ja krijgt de dichteres
van haar lezer? Vaak een ja met
een uitroepteken.
Ook in deze bundel staat werk
dat geen enkele dichter uit Ne
derland of Vlaanderen kan eve
naren, op een enkeling uit een
ver verleden na. Neem 'Het er
ge' over het einde van een liefde,
door de dood, door een schei
ding of wat dan ook. De verla
tene voelt niet wat hij of zij zou
moeten voelen. In plaats van
pijn is er een begin van opluch
ting. Wat weer leidt tot overwel
digende schaamte, schaamte 'er
ger dan eeuwig verdriet'. De le
zer antwoordt in stilte met een
ja van dank, een ja van zo is het
precies, en onvermijdelijk ook
een ja dat recht in het hart
steekt.
Haar werk verdient niet altijd
een ja met een jubel. Tegen een
aantal verzen uit Soms altijd.
zeg je hooguit tja. In 'Sexles' of
'Mijn konijn' zitten wel aardige
gedachten, maar het werden
geen geslaagde gedichten. Soms
Minkt ook een ja vol wrevel, een
ja van waarom moeten wij dit le
zen. Zo is het kwatrijn 'Raad'
geen aangename verrassing:
'Komt Klaas Vaak vaak/ veel te
laat? Dan:/ niet op hem ge
wacht!/ Goedenacht.'
Toch hóórt zo'n versje, ni_
of niet, bij Judith Henben
is niet zo iemand die de killej
mos van de kunst bultende!
me ware wereld plaatst. D
ter: het betekent te vaak vei
Verder van ons, verder va
bestaan vandaan. Zij is de:
ter van steeds dichterbij,
bij de wijsheid, zo dicht s
lijk bij het leven. Vandar
ze meer dan eens de slapt;
en de hulpelozen adviseert.
Wie zijn wij? Zij zoekt nas:
antwoord op een manier m
leen een dichter dat kan, de
weg die de kortste route k
De bundel opent met ditgeq
je: 'Een bok staat/ bij
aan berg/ vaak bovenop'
hok.' We zijn als die bol
zens van het surrogaat, va
met minder genoegen moeti
men.
Verderop gaat het overet
dichten wedstrijd. Numma
krijgt een bronzen roos. 1
mer twee een roos van zilvt
voor nummer één is er een
kelijke roos. Wat haar in
'Nu zie ik in de krant, de
den tijden/ zijn voorbij. K
dan eindelijk/ de echte'
even onstilbare als onven
re hang naar het echte. I
dat verlangen er is, zal er]
zijn. Poëzie van het ja h
dat. Poëzie om ons mense
onze zielen, om onze woor
peilen.
Mario Md
Judith Herzberg: Som mi
Harmonie, Amsterdam, 52
12,50
illem Brakman
schreef een auto
biografie. Wie uit
is op de ware feiten komt be
drogen uit. De schrijver: 'Ik
hou van autobiografieën, als
ze maar onbetrouwbaar zijn.'
Niet de feiten, maar wat de
feiten teweeg brengen in
de hoofden van zijn romanfigu
ren. daar gaat het om bij veel
schrijver Willem Brakman
(1922). Dat heeft geleid tot meer
dan vijftig boeken, hoofdzake
lijk romans, die lastig leesbaar
zijn en nauwelijks samen te vat
ten. De lezer wordt steevast ge
confronteerd met zonderlinge,
onbetrouwbare romanpersona
ges die niet te volgen zijn tij
dens hun wonderlijke belevenis
sen.
De kost geven aan iedereen die
wel eens aan een boek van Brak
man is begonnen maar het niet
heeft uitgelezen, zou aardig in
de papieren gaan lopen. Alleen
voor wie bereid is een andere
dan de gebruikelijke leeshou
ding aan te nemen, valt er bij
PC Hooftprijswinnaar Brakman
veel te genieten. Al moet gezegd
dat ook de kleine schare fans
van Brakman al lezend bij tijd
en wijle niet ontkomt aan erger
nis en onbegrip. Gelukkig staat
daar voor die trouwe groep ge
noeg tegenover: Brakmans hu
mor, zijn mooie taal en de prach
tige beelden die hij daarmee
weet op te roepen.
Er bestaat waarschijnlijk geen
roman van Brakman die je van a
tot z snapt - in de rationele bete
kenis van snappen. De schrijver
zelf heeft er overigens weet van
als geen ander, maar is niet ge
neigd een knieval te maken voor
de niet begrijpende lezer. An
ders gezegd: Brakman verwacht
buitengewoon veel van zijn le
zer. Misschien wel te veel, ben je
geneigd te denken als je weer
eens verstrikt raakt in zo'n
mooie, maar onbegrijpelijke pas
sage.
J'accuse! - geleend van Zola - is
de titel van Brakmans nieuwste
boek. 'Een autobiografie', luidt
de ondertitel. Geen fictie dus,
maar non-fictie, zou je zeggen,
Brakman aan het woord over
zijn eigen leven. Eindelijk de fei
ten. Nee dus! Want het gaat de
auteur ook in deze autobiogra
fie niet om de feiten uit zijn le
ven, maar om wat die feiten bij
hem teweegbrengen. In deze ei
genzinnige autobiografie leren
we vooral de binnenwereld van
Willem Brakman kennen, zoals
we in zijn romans vooral de bin
nenwereld van zijn personages
leren kennen.
Dat Brakman niet uit is geweest
op een feitelijk relaas, maakt hij
aan het begin van zijn autobio
grafie meteen duidelijk: 'Ik hou
Willem Brakman over het genre autobiogre
'De eis van nauwkeurigheid, juistheid is de dood in de pot.'
foto Carlo ter Ellen/GPD
van autobiografieën, als ze
maar onbetrouwbaar zijn. Daar
in treedt de literaat naar voren,
die geen verschil maakt tussen
mijn en dijn, niets verifieert,
van een tante meer of minder
geen last heeft, contouren invult
En tien bladzijden verder
zegt hij over het genre autobio
grafie: 'De eis van nauwkeurig
heid, juistheid is de dood in de
pot.' We zijn dus gewaar
schuwd.
In J'accuse! treffen we dus de
nen en een hoofd. En het kan
nog gekker, want op raadselach
tige wijze 'liepen' die lichaams
delen vervolgens de trap op.
'Ik hoorde hoe de ledematen
daarboven op de keien kletsten,
daarna volgden nog de twee be
nen en eerst daarna het hoofd.
Toen ik het trapje op was gelo
pen bleek dat zich daarboven
een naakte man monteerde. De
ze man geneerde zich in het ge
heel niet.' Echt gebeurd? De
vraag stellen, is hem beantwoor-
werkelijkheid aan nadat die
flink is vervormd in het hoofd
van de schrijver (in wording).
Zo is er een passage over een
koffer die de jonge Willem Brak
man uit de binnenhaven in Sche-
veningen had opgevist. 'Erin
trof ik een paar zeemanslaar
zen, wat toiletartikelen, een sta
peltje handdoeken en een ha
mer', schrijft hij. Maar er zat
meer in die koffer. Willem vond
ook nog: twee armen, twee be
den. Natuurlijk niet. Het lugube
re verhaal komt voort uit de
enorme afkeer die de jonge Wil
lem had van zijn hoofdonderwij
zer Besteman.
Zoals ook de fietstocht van Wil
lem met buurvrouw Paap ('Al
wat vrouwelijk is, was in haar
neergelegd') en de wonderlijke
gesprekken die hij met haar
voerde zonder twijfel eveneens
ontsproten zijn aan de rijke ver
beelding van de jongen.
Nee, wie uit is op 'de ware fei
ten', komt bedrogen uit. Al zijn
er ook verscheidene passages
aan te wijzen die autobiogra
fisch zijn in de gebruikelijke be
tekenis van het woord. Bijvoor
beeld over Brakmans vader:
'Mijn vader (zoals gezegd) was
een gebroken man, hij had een
abonnement op pech, zo werd
hij na drie jaar lagere school
naar huis gehaald omdat zijn va
der, een bakker, was overleden.
In die tijd spartelde hij nog wat
tegen, ontroerend was zijn tocht
van Terneuzen naar Den Helder
omdat hij had gelezen dat de Ko
ninklijke Marine een leer
ling-torpedomaker zocht. Diplo
ma ambachtsschool was vereist
Mijn vader had geen diploma
maar reisde toch naar Den Hel
der, wat in die tijd een enorme
onderneming was, in de hoop
dat er een wonder zou gebeuren,
bijvoorbeeld een miraculeus ver
geten om naar dat diploma te
vragen, een om wat voor reden
dan ook door de vingers zien
van alles. Mogelijk zat men ver-
légen om een bakkersknecht,
heel misschien mengde zich de
Here Here in de zaak, want mijn
vader was op zijn manier
vroom, al was dat gewoon fat
soen zoals het in die tijd nog
voorkwam.'
Dat de tocht naar Den Helder
niets opleverde, laat zich raden.
Brakmans vader was een vat vol
frustratie. Hij meende zich te
kunnen bewijzen door het huis
werk van zijn zoon te maken.
'Even was hij de beste van de
klas...', schrijft zijn zoon. En er
staan meer interessante feiten
in deze autobiografie, over Brak
mans moeder, over de oorlogsja
ren, over zijn kennismaking met
de kunsten, maar we leren Wil
lem Brakman uit deze autobio
grafie vooral kennen als een
mens met - zoals hij het zelf
noemt - 'een extreem ervarings
vermogen'. Weinig in zijn leven,
zeker in zijn jeugd, is langs zijn
koude kleren afgegleden. Veel
in zijn leven maakte veel indruk
op hem. 'Wie een groot erva
ringsvermogen bezit, ervaart
veel en wie veel ervaart wil daar
van getuigen', schrijft hij.
Aan Brakmans tientallen getui
genissen is met de wonderlijke
autobiografie J'accuse! weel
een nieuwe toegevoegd. Voor
wie ervan houdt om in de wonde
re wereld van Willem Brakman
rond te lopen, is zijn pittige au
tobiografie een aanrader. Maar
voor de ware feiten moet je niet
bij Brakman zijn. Die vindt hij
te saai om zonder meer op te
schrijven; dan zou hij zich een
boekhouder voelen. Om met
Brakmans vader te spreken: Wil
lem is niet als de andere jon
gens.
Henk Aalbers
Willem Brakman: J'accuse! - Queri-
do, 168 pag., 16,50
Rudy Kousbroek
Slaapliedje
laap kindje slaap.
Deze foto zou het oerbeeld kunnen zijn dat
wordt opgeroepen door dit slaapliedje, dat ook
in Nederlands-Indië gangbaar was. Ik ben er
mee opgegroeid. Ook met andere, waaronder Nina bobo,
dat trouwens naar het schijnt op een gezamenlijke voorou
der teruggaat.
Daar buiten loopt een schaap.
Nina bobo is ook een lied waarin het slapen wordt aanbe
volen, maar er komen geen schapen aan te pas; ik had als
kind nog nooit een schaap gezien en kende deze dieren al
leen uit de illustraties van Hollandse boeken - een wonder
lijk beest, een soort geit in een baal wol, opvallend slecht
uitgerust voor de tropische hitte. Ook als ik deze foto be
kijk overvalt me nog een zekere bevreemding: zo'n ballon
van een dier, gedragen door vier dunne poten, meer zoals
voor een bijzettafeltje of een pianobankje.
Wat mij als kind bezig hield was dat het schaap niet bin
nen was, maar buiten liep. Ik zag een buitengesloten
schaap, eenzaam blatend in de tuin onder de ramen. Dat
was een verontrustend beeld want buiten waren tijgers -
een van onze honden is later ook inderdaad door een tijger
'weggehaald', zoals dat heette. Het liefst had ik het schaap
naar binnen gebracht, veilig in huis. Op de foto is alles wat
dat betreft goed geregeld, het schaap is buiten van de kin
deren uit geredeneerd, maar de scène speelt zich niettemin
binnenshuis af, in een stal of op een overdekte binnen
plaats, er liggen geribbelde tegels.
Een schaap met witte voetjes.'
De situatie op de foto doet niet alleen recht aan het lied,
het dier heeft ook werkelijk witte voetjes, of tenminste
pootjes: als kind had ik een vaag beeld van een creatuur
met mensenvoeten en daardoor ook een min of meer mense
lijk gezicht. Wat gaat er in hem om? Het schaap op de foto
heeft een uitdrukking of het luistert, ik kijk onderzoekend
naar zijn profiel; van dierengezichten krijg je nooit ge
noeg, iedere keer dat ik kijk begint hetzelfde proces, het
vergeefse doorgronden opnieuw; de blik van een dier lijkt
iets uit te drukken dat zonder meer herkenbaar is, en tege
lijk staar je in een diepte waar je nergens meer op stuit,
een donker uitspansel zonder sterren, een onbegrijpelijke
wereld. Dit dier herinnert mij aan Albert Plesman. Belang
rijk is de stand van de oren: wat schapen zo aandoenlijk
maakt is dat zij meestal horizontaal staan, op kwart voor
drie of kwart over negen. Schapentijd. Gevoelens van gro
te liefde wellen omhoog, dieren zijn dierbaar, het woord
zegt het al. Schapen zijn naar het schijnt typische prooidie
ren, al in mijn kinderjaren hoorde ik daar iets over dat mij
altijd is bijgebleven, namelijk dat prooidieren het niet la
ten blijken als ze pijn hebben; dat is een onderdeel van
hun overlevingsstrategie: gewond zijn ze nog weerlozer
dan anders en daarom verbergen ze hun pijn. Het heeft de
essentie van het tragische. Schapen en konijnen als stille
helden, glimlachend in doodsnood.
'Liggen de kindertjes al in bed, of spelen ze nog buiten?'
Dat is ook een regel uit een slaapliedje die hier
geïillustreerd wordt. Het mysterie van deze foto huist na
tuurlijk toch het meest in de bedstede met de drie kinderge
zichten. Voor mij komt er nog de deken bij, precies zo'n de
ken als we op het internaat hadden, met paarsrode strepen
en de rand afgezet met van die u-vormige steekjes; op de
foto zijn ze met een vergrootglas te zien. Als kind zag ik er
een klabang in, een soort duizendpoot, schrijlings op de
rand van de deken. Ook dat is een onderdeel van het ge
heim.
Waar berust het mysterie op? Op de combinatie van gezel
ligheid en bittere armoede. Toch is de afgebeelde situatie
minder dan honderd jaar geleden (Bellingwolde, Gronin
gen 1913). Tot niet lang geleden was met meer dan één in
bed niets bijzonders. In een door Gustave Doré ge'ülustreer-
Foto Tonnis Post, Coll. Middendorp, Groningen 1913
de editie van de Fabels van La Fontaine in mijn vaders boe
kenkast stond een afbeelding van twee meisjes in een bed
stede; mijn vader, hierover geraadpleegd, legde uit dat het
dienstboden waren. Zelfs in zijn jeugd kwam het nog wel
voor dat de dienstboden samen in één bed moesten slapen,
soms met de kinderen. Op deze foto overheerst de armoe
de. De intimiteit van met z'n drieën in bed prikkelt de ver
beelding maar wordt geremd door de misère die uit de foto
spreekt.
Alsof je er misbruik van maakte.