>zc Perfect rieten dak lekt nooit Sint-Annabos is populair onder de Antwerpenaars Klimaatverandering heeft veel gevolgen 27 dinsdag 30 november 2004 Al een paar duizend jaar staat in West-Europa het oude ambacht van rietdekken op zeer hoog niveau. De vroege Romeinen, naast goede militairen vooral uitste kende ambachtslui, hebben er al met verbaasde verwonde ring gewag van gemaakt. Gewend aan hun dure, luxe hui zen in Rome en omgeving, met gebakken tegels, stromend water en centrale verwarming, vonden ze het in onze con treien maar een armzalig en primitief gedoe. Halfnaakte barbaren met beschilderde lijven, zonder ontwikkeling. Maar, zo schreef Plinius, een geschiedschrijver: 'Hun hui zen en schuren bedekken zij met riet en soms met stro en dat doet men zo bekwaam dat het dak nooit lekt, en het aangenaam toeven is onder de rieten kap. Hun hoge daken houden bovendien zeer langdurig stand.' In een notendop beschreef Pli nius heel goed de kenmerken van een perfect gelegd rieten dak. Dat is waterdicht, het iso leert beter dan welk ander dak in de winter en het is luchtig en koel in de zomer. Dekken doet en deed men met riet terwijl de onderste laag vaak niet van riet maar van roggestro was/is. Het dak is hoog en steil omdat het belangrijk is dat het riet goed en snel afwatert. Tot 1850 waren vrijwel alle schuurdaken in Zeeland met riet gedekt. Langzamerhand kwamen er daarna meer pannen daken. De pannen werden goed koper (door de mechanisatie) en de arbeid werd langzaam duur der. Dat laatste was ten nadele van de neten daken. Bovendien was er bij riet het eeuwige ge vaar van brand, en het onweer legbare feit dat een dakpan voor 'altijd' op het dak ligt en een rie ten dak zo'n veertig a vijftig ja ren meegaat. Die periode houdt een goed gedreven dak het uit. Een rieten dak wordt met de hand gelegd, maar met een vak term noem je dat een 'gedreven' dak. Zo'n dak is gelegd met de pluimen van het gesneden riet naar boven. De bovenkant van het riet, waar het dunner is, wijst dus naar boven, en het dik kere uiteinde naar beneden. Een goed gedreven schuurdak is zo'n dertig centimeter dik. Dat wil zeggen, aan de onderkant. Bo venaan is het drie centimeter dunner. In Zeeland zijn alle riet- gedekte schuren gedreven. Be halve in Oost-Zeeuws-Vlaande ren; daar werd het riet met de pluimen naar beneden gelegd. Daan Hamelink, telg uit een riet dekkersfamilie, heeft me uitge legd waarom. De goede rietvel den in Zeeland zijn grotendeels in Oost-Zeeuws-Vlaanderen te vinden. Vaak is het water in Zee land brak en dat is geen goede voedingsbodem voor sterk riet. Kreken en putten met zoet wa ter zijn vooral te vinden in Oost-Zeeuws-Vlaanderen. Er is zelfs een polder bij Clinge die de Rietveldpolder wordt genoemd. Die bevat dus veel en goed riet. Zorgden overal in Zeeland de rietdekkers voor hefriet, in Oost- Zeeuws-Vlaanderen deden de boeren dat vaak zelf. Dat is ook logisch. In de rustige periode in de zomer, als er weinig werk was voor het vele personeel, zocht men allerlei karweitjes. Arbeiders en knechten gingen dan vaak naar de naburige riet velden en rietputten om te voor zien in de behoefte van riet op de boerderij. Dat riet werd door de rietdekker geselecteerd en op het dak met de pluimen naar be neden neergelegd. Dat heet een hangend dak of een hangdak. Zo'n schuurdak is even solide als een gedreven dak, maar gaat ongeveer 15 a 25 jaar mee. Die kortere tijd werd echter ruim ge compenseerd door de lagere kos ten. En de arbeidskosten waren nu eenmaal honderden jaren lang zeer laag. Sikkel Voor een gedreven rieten dak wordt altijd éénjarig riet ge bruikt, dat is het sterkste en het beste. Oud, overjarig riet is broos en slecht. Dat betekent ook dat een rietveld of rietput, wil het kwaliteit leveren, ieder jaar gesneden en onderhouden moet worden. Vroeger sneed Rietdekkers aan het werk in Oostkapelle. men met een sikkel, daarna met een speciaal rietmes - een soort grote'speciale rietsikkel - nu gebruikt men een grote machine met wielen voor en rupsbanden achter die zich goed door het vochtige rietveld kan bewegen. Een goed onderhouden rietveld waar ieder jaar gesneden wordt, krijgt een goede 'vloer' en is re delijk begaan-en beloopbaar door de wortelvorming, al is en blijft het vochtig werk. Nog steeds is er volgens Daan Hame link goed riet beschikbaar, voor al in de Oost-Zeeuws-Vlaamse regio, maar dan moet het regel matig gesneden worden. Dat is hier echter steeds minder het ge val en dus komt er steeds meer riet uit het buitenland - Polen, Hongarije - waar zeer grote riet velden met goede machines in gebruik zijn, en waar de arbeids kosten laag zijn. Maar ook Hol lands Riet (de vakterm voor één jarig goed riet in de winter ge sneden) is nog steeds aanwezig. De Weerribben in Overijssel, de Alblasserwaard en de wateren bij de Eemshaven in Groningen leveren nog steeds een goede kwaliteit. De gereedschappen van de riet dekker waren en zijn zeer een voudig, net zo eenvoudig als het ermee werken moeilijk is. Die gereedschappen zijn: Een lange, gebogen naald om mee te 'henge len'; om de draad waarmee het riet wordt vastgezet en die on der het riet doorgaat weer op te halen. Als draad gebruikte men vroeger groene wilgentenen, maar tegenwoordig dun en sterk gegalvaniseerd ijzerdraad of dun betonijzerdraad. Een drijfbord om het riet op de gedreven daken te kloppen en mooi recht te maken. Een paard, ook wel dakstoel ge noemd. Dit is een klein ladder tje met een paar sporten waarop de rietdekker staat of zit tijdens het werk. Vroeger deed men het nog primitiever, dan stonden de rietdekkers op galghouten die in het dak bevestigd waren met ha ken. Een galghout was een laad boom waarmee de boerenwa gens werden verbreed en verste vigd tijdens de oogst. Een knaap, dat is een hulpmid del om het riet voor schuiven te behoeden voordat het vastgezet is met de naald. Zo'n ding wordt knaap genoemd omdat ze vroe ger jongetjes gebruikten om het riet vast te houden - kinderar beid dus. Het rieten schuurdak werd in Zeeland traditioneel bekroond met een 'haan'. Dat is een wind wijzer van stro of riet die hoog foto's Dirk-Jan Gjeltema op het dak staat. Iedere rietdek ker had z'n eigen haan. Aan de hanen konden de kenners dus zien wie het dak gedekt had. De Hamelinks hadden hun nering overgenomen van Dries Yse- baert, en gebruikten dus zijn kenmerkende haan van stro met een hoge staart. De gebroeders - Spruit (Zuid-Beveland) hadden een haan van vlas. Verloren Riet, dat oeroude materiaal dat al zoveel eeuwen onze boerend aken siert, is heel snel aan het verdwijnen. Dat is erg jammer, want daarmee gaat een stuk cul tuur, een stuk historie en een oud en uiterst moeilijk te leren ambacht verloren. Los van het brandgevaar is riet ook nog steeds de best denkbare dakbe dekking. Passend bij milieubesef, cultuur historie en schoonheidsideaal. En juist restauratie van rieten daken valt niet of bijna niet on der subsidiebepalingen. Ook niet bij Rijksmonumenten of Ge meentemonumenten. Terwijl een blond (jong) of grijs rieten dak de natuurlijke bekroning is van een mooie historische Zeeuwse boerderij. Gerard Smallegange Het klimaat verandert. Bijna dagelijks komt dit onderwerp wel op de een of an dere manier aan de orde. Geen wonder, want de klimaatveran dering - het wordt door de hoge uitstoot van broeikasgassen war mer - werkt door op vele fron ten. Water (zeespiegelrijzing), natuur (soorten komen én ver dwijnen), landbouw (de produc tie-omstandigheden wijzigen) hebben er alle mee te maken. In het boek Opgewarmd Neder land staat welke gevolgen nu al merkbaar zijn en wat op langere termijn verwacht kan worden. In de Oosterschelde dienen de veranderingen zich al aan. De gemiddelde temperatuur van het water is de laatste jaren toe genomen. Niet duidelijk is trou wens of dit komt door de kli maatverandering of door de aan leg van de stormvloedkering, waardoor het water sinds 1986 langer in de zeearm verblijft. Stichting Anemoon (voor vnj- willigersonderzoek in het zeemi lieu) geeft aan dat sinds 1978 in totaal 46 nieuwe soorten in de Oosterschelde zijn waargeno men. Hierbij zitten zuidelijke soorten en exoten. Bekendste - misschien beter: beruchtste - voorbeeld is de Japanse oester. Binnengebracht door oesterboe- ren, ter vervanging van de zwaar aangetaste platte Zeeuw se oester. De verwachting was dat de Japanse oester zich in de naar verhouding koude Ooster schelde niet zou kunnen voort planten. Het tegendeel blijkt waar. De soort voelt zich prima thuis in de Oosterschelde en heeft zich inmiddels verspreid in alle deltawateren, met zoveel succes dat sprake is van een plaag, waartegen maatregelen verzonnen worden. Andere soorten, zoals de gewo ne golfbrekeranemoon, de Ame rikaanse zwaardschede en het hang spookkreeftje, zijn vermoe delijk met ballastwater van sche pen in de Zeeuwse wateren te recht gekomen. In 1991 ver scheen volgens stichting Ane moon een nieuwe kolonievor- mende zakpijp in de Oosterschel de: de druipzakpijp. Deze soort is algemeen langs de Franse At lantische kust, maar kwam noor delijker niet voor. Wimereux in Noord-Frankrijk was de meest noordelijke vindplaats. In 1991 Japanse oesters gedijen in de Oosterschelde doordat de gemid delde temperatuur van het wa ter is toegenomen. foto Dirk-Jan Gjeltema werden voor het eerst kleine aantallen kolonies gezien in de Oosterschelde. Vanaf 1997 melden duikers dat grote delen van de bodem in de zeearm overwoekerd worden door deze soort. Het gaat zoda nig hard, dat andere soorten er door verdreven worden. Kli maatverandering kan hiervan de oorzaak zijn. Maar ook het feit dat het watermilieu in de Oosterschelde door de storm vloedkering stabieler is gewor den - minder getij verschil, lage re stroomsnelheden - kan moge lijk een rol spelen. Feit is in elk geval dat de afgelo pen eeuw de zeespiegel ten op zichte van het land met twintig centimeter is gestegen. Dat noopt tot maatregelen aan de kustverdediging. Ook in Zee land worden zandsuppleties langs de stranden uitgevoerd. Doordat de hoeveelheid grof zand toeneemt, vermindert de verscheidenheid aan soorten op het strand en in de brandingszo ne. Het opschuiven van zuidelij ker vissoorten, zoals de mul. gaat gepaard met het optrekken van koudeminnende soorten (als schol, kabeljauw, wijting en ha ring) naar het noorden. Door de stijgende winter- en len- tetemperaturen wordt de voort planting van schelpdieren en platvissen belemmerd. De kans dat de beschikbaarheid van voedsel en het opgroeien van jonge dieren niet meer gelijk op lopen, wordt groter. Als de voortplanting van nonnetjes, kokkels en mossels terugloopt, heeft dat een nadelige invloed voor schelpdieretende soorten. Ook de vissers zullen er mee te maken krijgen. Korstmossen Uit Opgewarmd Nederland blijkt dat reeds veertig procent van de korstmossen van (subtro pische herkomst is en dat plan ten sneller op de veranderingen reageren dan dieren. Bossen groeien sneller. De negatieve ge volgen zullen het sterkst zijn in versnipperde natuurgebieden met veel soorten die zich maar in geringe mate (kunnen) ver plaatsen: soortenrijke graslan den, hoogveengebieden, heide velden en laagveenmoerassen. Het onderstreept dat vergroting van natuurgebieden en het ma ken van verbindingszones voor de natuur belangrijk is. De samenstellers van het boek pleiten voor een 'overlevings plan klimaatverandering'. Uit gangspunt daarvoor is: de uit stoot van broeikasgassen moet drastisch omlaag. Dat kan on der meer door een doelmatiger energiegebruik, toepassing van duurzame energie (wind, zon, water) en ondergrondse C02-op slag. Bij het boek is een dvd ge voegd, waarop zeven korte docu mentaires staan over veranderin gen bij de flora en fauna in Ne derland. Rinus Antonisse Opgewarmd Nederland. Redac tie Rolf Roos en Saskia Wouden berg - Uitgave Stichting Natuur- Media (Amsterdam), in samen werking met uitgeverij Jan van Arkel en Stichting Natuur en Milieu (Utrecht), prijs boek en dvd €34,95. LANGS DE BOORDEN VAN DE SCHELDE Natuurbeschermers en land schapsbeheerders zien het Sint-Annabos niet als één van de groene longen voor wereld stad Antwerpen. De natuur waarde van het bos is daarvoor te gering, stellen boswachter Luc Schrey en natuurwachter Björn Deduytsche. Dat laat on verlet dat duizenden joggers, paardrijders, fietsers en al of niet hun hond uitlatende wande laars het hele jaar door de net geen honderd hectare grote hof bevolken. 's Zomers is het strandje aan de rand van het bos enorm geliefd. Klein Benidorm noemen de Ant werpenaars hun 'Scheldebeach' graag. „Voor ontspanning en re creatie van een groot deel van de inwoners van de stad is het Sint-Annabos dan ook heel be langrijk", geeft Schrey zonder dralen toe. Maar als boswachter had hij het bos heel anders inge richt dan dik vijf decennia gele den is gebeurd. In de jaren dertig van de vorige eeuw werden grote hoeveelhe den zand uit de benedenloop van de Schelde op de Linkeroe ver gedeponeerd. Na het inklin ken van het enorme pakket grond tot een dikte van acht me ter besloten de toenmalige ge leerden een bos op de opgespo ten vlakte aan te leggen. Om snel de contouren van een bos te kunnen zien, werden vooral Canadapopulieren aangeplant: snelgroeiende bomen, die de moeilijke overlevingsomstandig- heden (droogte, voedseltekort, beschadigingen door alles kaal vretende konijnen) het best het hoofd konden bieden. De duizenden aangeplante po pulieren vormen samen voor de gemiddelde leek een behoorlijk bos. Maar natuurliefhebbers en bosbeheerders zijn minder en thousiast. Populieren zijn in der tig, veertig jaar kaprijp. Na vijf tig jaar hebben de bomen hun tijd meer dan gehad. Schrey: „Kappen is gewenst, want een beetje storm kan er toe leiden dat veel bomen als lucifershout jes tegen de vlakte gaan. Als al le populieren in één keer wor den gekapt, heb je echter geen bos meer over." Waar de populieren het niet haalden, staan wat ruwe ber ken, schietwilgen en vooral vlierstruiken. Bomen en strui ken die extreme groeiomstan- digheden kunnen weerstaan, meldt het entreebord van het Vlaamse Gewest vlak achter de manege. Sinds het gewest het Sint-Annabos bijna zes jaar ge leden overnam, zijn er wat proe ven op touw gezet om te zien of Paardrijders, joggers, fietsers en wandelaars komen graag in het bos van bijna honderd hectare. foto Peter Nicolai andere bomen en struiken een kans maken. Vandalen en konij nen zorgden er tot nu toe voor dat de proeven nauwelijks iets opleverden. De extreem voedselarme grond maakt overleven niet makkelijk voor veel loofbomen, zegt Schrey. De dennen die dertig jaar geleden zijn geplant, krij gen het ook steeds moeilijker. Het feit dat de bosaanplanters een halve eeuw geleden gewoon begonnen zijn de grote zand plaat in te zaaien, achtervolgt de bosbeheerders van vandaag de dag nog steeds. Schrey: „Als ze destijds de grond wat door elkaar hadden gehusseld, zodat ook de vruchtbaardere klei wat meer aan de oppervlakte was gekomen, was er waarschijnlijk een veel gevarieerdere vegetatie ontstaan." Hoewel die schrale grond er ook voor zorgt dat het Sint-An nabos korstmossen kent die an ders nooit in een stadsbos wor den gevonden,hopen de bos wachter en de natuurwachter dat het bos een grotere natuur waarde vertegenwoordigt na aanleg van de Oosterweclverbin- ding. Een groot deel van het bos dient de komende jaren name lijk als werk- en opslagplaats voor de aanleg van de nieuwe verbindingsweg en tunnel van Linkeroever naar de Noorder laan, ter hoogte van het bio scoopcomplex Metropolis. Frisse neus Dat het Sint-Annabos na de vol tooiing van de nieuwe doorsteek annex rondweg zijn functie als recreatiebos houdt, staat overi gens vast. Niet alleen de bewo ners van de dichtbevolkte wijk Sint-Anna bezoeken het bos ten slotte, veel Antwerpenaren uit de rest van de stad komen ook regelmatig een frisse neus ha len. De meeste recreanten die Sint-Anna bezoeken, zijn tevre den met de mogelijkheden van het cultuurbos. Zij komen niet in de waardevollere aangrenzen de natuurgebieden Blokkersdijk en Het Rot, twee vogelparadij zen. Blokkersdijk is slechts gedeelte lijk toegankelijk. Ornithologen en gewone vogelliefhebbers kun nen vanuit diverse observatie hutten veel zeldzame vogels zien fouragcren, rusten en - in het voorjaar - broeden. Het Rot ligt aan de overkant van de Charles de Costerlaan, inge klemd tussen stedelijke ver keersaders en de verbindings snelweg tussen E17 en de Ex- pressweg. Ondanks dat broedt er elk jaar een grote kolonie blauwe reigers. Die kolonie moet van februari tot juni worden ontzien, maar voor de rest is Het Rot vrij toe gankelijk. Waarschijnlijk omdat het er minder druk en dichter begroeid is dan het Sint-Anna bos is Het Rot een gewilde ont moetingsplaats voor homosek suele mannen. Het rondslinge ren van gebruikte condooms en preservatievenverpakkingen is één van de grootste ergernissen voor de bosbeheerders. „We hebben niet genoeg opzich ters om constant te controleren. Als een groot deel van het Sint-Annabos in gebruik is als voorraad- en parkeerplaats voor de nieuwe verbindingsweg wordt het misschien wat druk ker in Het Rot. Hoewel we niet op een grotere recreatiedruk zit ten te wachten, kan een toena me van publiek er misschien wel voor zorgen dat het natuur gebied zijn aantrekkingskracht als ontmoetingsplaats verliest", hoopt opzichter Deduytsche. René Hoonhorst

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 39