Perfect rieten dak lekt nooit
Sint-Annabos is populair onder de Antwerpenaars
Klimaatverandering
heeft veel gevolgen
ju novernuer
Al een paar duizend jaar staat in West-Europa het
oude ambacht van rietdekken op zeer hoog niveau.
De vroege Romeinen, naast goede militairen vooral uitste
kende ambachtslui, hebben er al met verbaasde verwonde
ring gewag van gemaakt. Gewend aan hun dure, luxe hui
zen in Rome en omgeving, met gebakken tegels, stromend
water en centrale verwarming, vonden ze het in onze con
treien maar een armzalig en primitief gedoe. Halfnaakte
barbaren met beschilderde lijven, zonder ontwikkeling.
Maar, zo schreef Plinius, een geschiedschrijver: 'Hun hui
zen en schuren bedekken zij met riet en soms met stro en
dat doet men zo bekwaam dat het dak nooit lekt, en het
aangenaam toeven is onder de rieten kap. Hun hoge daken
houden bovendien zeer langdurig stand.'
Rietdekkers aan het werk in Oostkapelle. foto's Dirk-Jan Gjeltema
In een notendop beschreef Pli
nius heel goed de kenmerken
van een perfect gelegd rieten
dak. Dat is waterdicht, het iso
leert beter dan welk ander dak
in de winter en het is luchtig en
koel in de zomer. Dekken doet
en deed men met riet terwijl de
onderste laag vaak niet van riet
maar van roggestro was/is. Het
dak is hoog en steil omdat het
belangrijk is dat het riet goed en
snel afwatert.
Tot 1850 waren vrijwel alle
schuurdaken in Zeeland met
riet gedekt. Langzamerhand
kwamen er daarna meer pannen
daken. De pannen werden goed
koper (door de mechanisatie) en
de arbeid werd langzaam duur
der. Dat laatste was ten nadele
van de rieten daken. Bovendien
was er bij riet het eeuwige ge
vaar van brand, en het onweer
legbare feit dat een dakpan voor
'altijd' op het dak ligt en een rie
ten dak zo'n veertig a vijftig ja
ren meegaat. Die periode houdt
een goed gedreven dak het uit.
Een rieten dak wordt met de
hand gelegd, maar met een vak
term noem je dat een 'gedreven'
dak. Zo'n dak is gelegd met de
pluimen van het gesneden riet
naar boven. De bovenkant van
het riet, waar het dunner is,
wijst dus naar boven, en het dik
kere uiteinde naar beneden. Een
goed gedreven schuurdak is zo'n
dertig centimeter dik. Dat wil
zeggen, aan de onderkant. Bo
venaan is het drie centimeter
dunner. In Zeeland zijn alle riet-
gedekte schuren gedreven. Be
halve in Oost-Zeeuws-Vlaande-
ren; daar werd het riet met de
pluimen naar beneden gelegd.
Daan Hamelink, telg uit een riet-
dekkersfamilie, heeft me uitge
legd waarom. De goede rietvel
den in Zeeland zijn grotendeels
in Oost-Zeeuws-Vlaanderen te
vinden. Vaak is het water in Zee
land brak en dat is geen goede
voedingsbodem voor sterk riet.
Kreken en putten met zoet wa
ter zijn vooral te vinden in
Oost-Zeeuws-Vlaanderen. Er is
zelfs een polder bij Clinge die de
Rietveldpolder wordt genoemd.
Die bevat dus veel en goed riet.
Zorgden overal in Zeeland de
rietdekkers voor het riet, in
Oost-
Zeeuws-Vlaandei'encleden de
boeren dat vaak zelf. Dat is ook
logisch. In de rustige periode in
de zomer, als er weinig werk
was voor het vele personeel,
zocht men allerlei karweitjes.
Arbeiders en knechten gingen
dan vaak naar de naburige riet
velden en rietputten om te voor
zien in de behoefte van riet op
de boerderij. Dat riet werd door
de rietdekker geselecteerd en op
het dak met de pluimen naar be
neden neergelegd. Dat heet een
hangend dak of een hangdak.
Zo'n schuurdak is even solide
als een gedreven dak, maar gaat
ongeveer 15 a 25 jaar mee. Die
kortere tijd werd echter ruim ge
compenseerd door de lagere kos
ten. En de arbeidskosten waren
nu eenmaal honderden jaren
lang zeer laag.
Sikkel
Voor een gedreven rieten dak
wordt altijd éénjarig riet ge
bruikt, dat is het sterkste en het
beste. Oud, overjarig riet is
broos en slecht Dat betekent
ook dat een rietveld of rietput,
wil het kwaliteit leveren, ieder
jaar gesneden en onderhouden
moet worden. Vroeger sneed
men met een sikkel, daarna met
een speciaal rietmes - een soort
grote speciale rietsikkel - nu
gebruikt men een grote machine
met wielen voor en rupsbanden
achter die zich goed door het
vochtige rietveld kan bewegen.
Een goed onderhouden rietveld
waar ieder jaar gesneden wordt,
krijgt een goede 'vloer' en is re
delijk begaan- en beloopbaar
door de wortelvorming, al is en
blijft het vochtig werk. Nog
steeds is er volgens Daan Hame
link goed riet beschikbaar, voor
al in de Oost-Zeeuws-Vlaamse
regio, maar dan moet het regel
matig gesneden worden. Dat is
hier echter steeds minder het ge
val en dus komt er steeds meer
riet uit het buitenland - Polen,
Hongarije - waar zeer grote riet
velden met goede machines in
gebruik zijn, en waar de arbeids
kosten laag zijn. Maar ook Hol
lands Riet (de vakterm voor één
jarig goed riet in de winter ge
sneden) is nog steeds aanwezig.
De Weerribben in Overijssel, de
Alblasserwaard en de wateren
bij de Eemshaven in Groningen
leveren nog steeds een goede
kwaliteit.
De gereedschappen van de riet
dekker waren en zijn zeer een
voudig, net zo eenvoudig als het
ermee werken moeilijk is. Die
gereedschappen zijn: Een lange,
gebogen naald om mee te 'henge
len'; om de draad waarmee het
riet wordt vastgezet en die on
der het riet doorgaat weer op te
halen. Als draad gebruikte men
vroeger groene wilgentenen,
maar tegenwoordig dun en sterk
gegalvaniseerd ijzerdraad of
dun betonijzerdraad.
Een drijf bord om het riet op de
gedreven daken te kloppen en
mooi recht te maken.
Een paard, ook wel dakstoel ge
noemd. Dit is een klein ladder
tje met een paar sporten waarop
de rietdekker staat of zit tijdens
het werk. Vroeger deed men het
nog primitiever, dan stonden de
rietdekkers op galghouten die in
het dak bevestigd waren met ha
ken. Een galghout was een laad
boom waarmee de boerenwa
gens werden verbreed en verste
vigd tijdens de oogst.
Een knaap, dat is een hulpmid
del om het riet voor schuiven te
behoeden voordat het vastgezet
is met de naald. Zo'n ding wordt
knaap genoemd omdat ze vroe
ger jongetjes gebruikten om het
riet vast te houden - kinderar
beid dus.
Het rieten schuurdak werd in
Zeeland traditioneel bekroond
met een 'haan'. Dat is een wind
wijzer van stro of riet die hoog
op het dak staat. Iedere rietdek
ker had z'n eigen haan. Aan de
hanen konden de kenners dus
zien wie het dak gedekt had. De
Hamelinks hadden hun nering
overgenomen van Dries Yse-
baert, en gebruikten dus zijn
kenmerkende haan van stro met
een hoge staart. De gebroeders
Spruit (Zuid-Beveland) hadden
een haan van vlas.
Verloren
Riet, dat oeroude materiaal dat
al zoveel eeuwen onze boerend
aken siert, is heel snel aan het
verdwijnen. Dat is erg jammer,
want daarmee gaat een stuk cul
tuur, een stuk historie en een
oud en uiterst moeilijk te leren
ambacht verloren. Los van het
brandgevaar is riet ook nog
steeds de best denkbare dakbe
dekking.
Passend bij milieubesef, cultuur
historie en schoonheidsideaal.
En juist restauratie van rieten
daken valt niet of bijna niet on
der subsidiebepalingen. Ook
niet bij Rijksmonumenten of Ge-
meentemonumenten. Terwijl
een blond (jong) of grijs rieten
dak de natuurlijke bekroning is
van een mooie historische
Zeeuwse boerderij.
Gerard Smallegange
Het klimaat verandert.
Bijna dagelijks komt dit
onderwerp wel op de een of an
dere manier aan de orde. Geen
wonder, want de klimaatveran
dering - het wordt door de hoge
uitstoot van broeikasgassen war
mer - werkt door op vele fron
ten. Water (zeespiegelrijzing),
natuur (soorten komen én ver
dwijnen), landbouw (de produc
tie-omstandigheden wijzigen)
hebben er alle mee te maken. In
het boek Opgewarmd Neder
land staat welke gevolgen nu al
merkbaar zijn en wat op langere
termijn verwacht kan worden.
In de Oosterschelde dienen de
veranderingen zich al aan. De
gemiddelde temperatuur van
het water is de laatste jaren toe
genomen. Niet duidelijk is trou
wens of dit komt door de kli
maatverandering of door de aan
leg van de stormvloedkering,
waardoor het water sinds 1986
langer in de zeearm verblijft.
Stichting Anemoon (voor vrij-
willigersonderzoek in het zeemi
lieu) geeft aan dat sinds 1978 in
totaal 46 nieuwe soorten in de
Oosterschelde zijn waargeno
men. Hierbij zitten zuidelijke
soorten en exoten. Bekendste -
misschien beter: beruchtste -
voorbeeld is de Japanse oester.
Binnengebracht door oesterboe-
ren, ter vervanging van de
zwaar aangetaste platte Zeeuw
se oester. De verwachting was
dat de Japanse oester zich in de
naar verhouding koude Ooster
schelde niet zou kunnen voort
planten. Het tegendeel blijkt
waar. De soort voelt zich prima
thuis in de Oosterschelde en
heeft zich inmiddels verspreid
in alle delta wateren, met zoveel
succes dat sprake is van een
plaag, waartegen maatregelen
verzonnen worden.
Andere soorten, zoals de gewo
ne golfbrekeranemoon, de Ame
rikaanse zwaardschede en het
harig spookkreeftje, zijn vermoe
delijk met ballastwater van sche
pen in de Zeeuwse wateren te
recht gekomen. In 1991 ver
scheen volgens stichting Ane
moon een nieuwe kolonievor-
mende zakpijp in de Oosterschel
de: de druipzakpijp. Deze soort
is algemeen langs de Franse At
lantische kust, maar kwam noor
delijker niet voor. Wimereux in
Noord-Frankrijk was de meest
noordelijke vindplaats. In 1991
Japanse oesters gedijen in de
Oosterschelde doordat de gemid
delde temperatuur van het wa
ter is toegenomen.
foto Dirk-Jan Gjeltema
werden voor het eerst kleine
aantallen kolonies gezien in de
Oosterschelde.
Vanaf 1997 melden duikers dat
grote delen van de bodem in de
zeearm overwoekerd worden
door deze soort. Het gaat zoda
nig hard, dat andere soorten er
door verdreven worden. Kli
maatverandering kan hiervan
de oorzaak zijn. Maar ook het
feit dat het watermilieu in de
Oosterschelde door de storm
vloedkering stabieler is gewor
den - minder getijverschil, lage
re stroomsnelheden - kan moge
lijk een rol spelen.
Feit is in elk geval dat de afgelo
pen eeuw de zeespiegel ten op
zichte van het land met twintig
centimeter is gestegen. Dat
noopt tot maatregelen aan de
kustverdediging. Ook in Zee
land worden zandsuppleties
langs de stranden uitgevoerd.
Doordat de hoeveelheid grof
zand toeneemt, vermindert de
verscheidenheid aan soorten op
het strand en in de brandingszo
ne. Het opschuiven van zuidelij
ker vissoorten, zoals de mul,
gaat gepaard met het optrekken
van koudemïnnende soorten (als
schol, kabeljauw, wijting en ha
ring) naar het noorden.
Door de stijgende winter- en len-
tetemperaturen wordt de voort
planting van schelpdieren en
platvissen belemmerd. De kans
dat de beschikbaarheid van
voedsel en het opgroeien van
jonge dieren niet meer gelijk op
lopen, wordt groter. Als de
voortplanting van nonnetjes,
kokkels en mossels terugloopt,
heeft dat een nadelige invloed
voor schelpdieretende soorten.
Ook de vissers zullen er mee te
maken krijgen.
Korstmossen
Uit Opgewarmd Nederland
blijkt dat x-eeds veertig procent
van de korstmossen van (subtro
pische herkomst is en dat plan
ten sneller op de veranderingen
reagei-en dan dieren. Bossen
groeien sneller. De negatieve ge
volgen zullen het sterkst zijn in
versnipperde natuurgebieden
met veel soorten die zich maar
in gex-inge mate (kunnen) ver
plaatsen: soortenrijke graslan
den, hoogveengebieden, heide
velden en laagveenmoerassen.
Het onderstreept dat vergroting
van natuurgebieden en het ma
ken van vei'bindingszones voor
de natuur belangrijk is.
De samenstellers van het boek
pleiten voor een 'overlevings
plan klimaatverandering'. Uit
gangspunt daarvoor is: de uit
stoot van broeikasgassen moet
drastisch omlaag. Dat kan on
der meer door een doelmatiger
energiegebruik, toepassing van
duurzame energie (wind, zon,
watei") en ondergrondse C02-op-
slag. Bij het boek is een dvd ge
voegd, waarop zeven korte docu
mentaires staan over veranderin
gen bij de flora en fauna in Ne
derland.
Rinus Antonisse
Opgewarmd Nederland. Redac
tie Rolf Roos en Saskia Wouden
berg - Uitgave Stichting Natuur-
Media (Amsterdam), in samen
werking met uitgeverij Jan van
Ai'kel en Stichting Natuur en
Milieu (Utrecht), prijs boek en
dvd €34.95.
4*
V
Natuurbeschermers en land
schapsbeheerders zien het
Sint-Annabos niet als één van
de groene longen voor wereld
stad Antwerpen. De natuur
waarde van het bos is daarvoor
te gering, stellen boswachter
Luc Schrey en natuurwachter
Björn Deduytsche. Dat laat on
verlet dat duizenden joggers,
paardrijders, fietsers en al of
niet hun hond uitlatende wande
laars het hele jaar door de net
geen honderd hectare grote hof
bevolken.
's Zomers is het strandje aan de
rand van het bos enorm geliefd.
Klein Benidorm noemen de Ant
werpenaars hun 'Scheldebeach'
graag. „Voor ontspanning en re
creatie van een groot deel van
de inwoners van de stad is het
Sint-Annabos dan ook heel be
langrijk", geeft Schrey zonder
dralen toe. Maar als boswachter
had hij het bos heel anders inge
richt dan dik vijf decennia gele
den is gebeurd.
In de jaren dertig van de vorige
eeuw werden grote hoeveelhe
den zand uit de benedenloop
van de Schelde op de Linkeroe
ver gedeponeerd. Na het inklin
ken van het enorme pakket
grond tot een dikte van acht me
ter besloten de toenmalige ge
leerden een bos op de opgespo
ten vlakte aan te leggen. Om
snel de contouren van een bos
te kunnen zien, werden vooral
Canadapopulieren aangeplant:
snelgroeiende bomen, die de
moeilijke overlevingsomstandig-
heden (droogte, voedseltekort,
beschadigingen door alles kaal
vretende konijnen) het best het
hoofd konden bieden.
De duizenden aangeplante po
pulieren vormen samen voor de
gemiddelde leek een behoorlijk
bos. Maar natuurliefhebbers en
bosbeheerders zijn minder en
thousiast. Populieren zijn in der
tig, veertig jaar kaprijp. Na vijf
tig jaar hebben de bomen hun
tijd meer dan gehad. Schrey:
„Kappen is gewenst, want een
beetje storm kan er toe leiden
dat veel bomen als lucifershout
jes tegen de vlakte gaan. Als al
le populieren in één keer wor
den gekapt, heb je echter geen
bos meer over."
Waar de populieren het niet
haalden, staan wat ruwe ber
ken, schietwilgen en vooral
vlierstruiken. Bomen en strui
ken die extreme groeiomstan-
digheden kunnen weerstaan,
meldt het entreebord van het
Vlaamse Gewest vlak achter de
manege. Sinds het gewest het
Sint-Annabos bijna zes jaar ge
leden overnam, zijn er wat proe
ven op touw gezet om te zien of
Paardrijders, joggers, fietsers en wandelaars komen graag in het
bos van bijna honderd hectai'e. foto Peter Nicolai
andere bomen en struiken een
kans maken. Vandalen en konij
nen zorgden er tot nu toe voor
dat de proeven nauwelijks iets
opleverden.
De extreem voedselarme grond
maakt overleven niet makkelijk
voor veel loofbomen, zegt
Schrey. De dennen die dertig
jaar geleden zijn geplant, krij
gen het ook steeds moeilijker.
Het feit dat de bosaanplanters
een halve eeuw geleden gewoon
begonnen zijn de grote zand
plaat in te zaaien, achtervolgt
de bosbeheerders van vandaag
de dag nog steeds. Schrey: „Als
ze destijds de grond wat door
elkaar hadden gehusseld, zodat
ook de vruchtbaardere klei wat
meer aan de oppervlakte was
gekomen, was er waarschijnlijk
een veel gevarieerdere vegetatie
ontstaan."
Hoewel die schrale grond er
ook voor zorgt dat het Sint-An
nabos korstmossen kent die an
ders nooit in een stadsbos wor
den gevonden, hopen de bos
wachter en de natuurwachter
dat het bos een grotere natuur
waarde vertegenwoordigt na
aanleg van de Oosterweelverbin-
ding. Een groot deel van het bos
dient de komende jaren name
lijk als werk- en opslagplaats
voor de aanleg van de nieuwe
verbindingsweg en tunnel van
Linkeroever naar de Noorder
laan, ter hoogte van het bio
scoopcomplex Metropolis.
Frisse neus
Dat het Sint-Annabos na de vol
tooiing van de nieuwe doorsteek
annex rondweg zijn functie als
recreatiebos houdt, staat overi
gens vast. Niet alleen de bewo
ners van de dichtbevolkte wijk
Sint-Anna bezoeken het bos ten
slotte, veel Antwerpenaren uit
de rest van de stad komen ook
regelmatig een frisse neus ha
len. De meeste recreanten die
Sint-Anna bezoeken, zijn tevre
den met de mogelijkheden van
het cultuurbos. Zij komen niet
in de waardevollere aangrenzen
de natuurgebieden Blokkersdijk
en Het Rot, twee vogelparadij
zen.
Blokkersdijk is slechts gedeelte
lijk toegankelijk. Ornithologen
en gewone vogelliefhebbers kun
nen vanuit diverse observatie
hutten veel zeldzame vogels
zien fourageren, rusten en - in
het voorjaar - broeden. Het Rot
ligt aan de overkant van de
Charles de Costerlaan, inge
klemd tussen stedelijke ver
keersaders en de verbindings
snelweg tussen E17 en de Ex-
pressweg. Ondanks dat broedt
er elk jaar een grote kolonie
blauwe reigers.
Die kolonie moet van februari
tot juni worden ontzien, maar
voor de rest is Het Rot vrij toe
gankelijk. Waarschijnlijk omdat
het er minder druk en dichter
begroeid is dan het Sint-Anna
bos is Het Rot een gewilde ont
moetingsplaats voor homosek
suele mannen. Het rondslinge
ren van gebruikte condooms en
preservatieven verpakkingen is
één van de grootste ergernissen
voor de bosbeheerders.
„We hebben niet genoeg opzich
ters om constant te controleren.
Als een groot deel van het
Sint-Annabos in gebruik is als
voorraad- en parkeerplaats
voor de nieuwe verbindingsweg
wordt het misschien wat druk
ker in Het Rot. Hoewel we niet
op een grotere recreatiedruk zit
ten te wachten, kan een toena
me van publiek er misschien
wel voor zorgen dat het natuur
gebied zijn aantrekkingskracht
als ontmoetingsplaats verliest",
hoopt opzichter Deduytsche.
René Hoonhorst
LANGS DE BOORDEN VAN DE SCHELDE
Deel acht:
Sint-Annabos