zc
Uilen vinden steeds
moeilijker een holletje
In het Nauw van Bath moetje schuin gaan
Oosterschelde is het
buitenbeentje onder
de nationale parken
Rode Lijst van
bedreigde vogels
21
dinsdag 23 november 2004
Minister Veerman van
Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit onderte
kende onlangs de nieuwe
Rode Lijst van bedreigde vo
gels. Er staan 78 soorten op,
met als opmerkelijke nieuw
komer de huismus. Op het
punt van uitsterven staan
duinpieper, klapekster en
ortolaan. Het blijkt vooral
slecht te gaan met akker
en weidevogels: dieren van
het boerenland, zoals veld
leeuwerik, grutto en orto
laan. Ten opzichte van de
vorige lijst uit 1994 staan er
24 nieuwe, kwetsbare soor
ten op en zijn er 11 verdwe
nen, waaronder ijsvogel,
ooievaar en oeverzwaluw.
Niet iets om vrolijk van te
worden, zo'n Rode Lijst
van bedreigde vogels. Die beves
tigt vooral dat het voor een aan
tal soorten vijf voor twaalf is. In
plaats van minder, zijn het er
meer geworden. Gerard van
Zuijlen, de vogelman van de pro
vincie, noemt als somber voor
beeld de veldleeuwerik. Ooit
was Zeeland een bolwerk van
deze bewoner van agrarische
landschappen. Dat bolwerk ver
toont steeds grotere scheuren,
zegt Van Zuijlen en hij is er niet
blij mee.
„De veldleeuwerik is een soort
die de mensen aanspreekt. Het
is droevig als je ziet hoe de aan
tallen in Zeeland dramatisch
zijn teruggelopen."
Een kwarteeuw geleden werd
het aantal paren in de provincie
geschat op 16.000 tot 32.000. In
middels is dat gedaald tot
5000-7100 paar. Vooral op Wal
cheren houdt de veldleeuwerik
het voor gezien.
Zang
Plekken waar de heldere zang
van de vogel nog een lieve lust
is, worden zeldzamer. Juist die
zang is een opvallend kenmerk
van de veldleeuwerik, die er vrij
gewoontjes uitziet, met een
bruin verenkleed, waar zwarte
en crème strepen doorheen gewe
ven zijn, een witte onderkant en
geelbruine borst. Het tjirrup,
tjirrup verkondigt de nieuwe
lente. Van Zuijlen tekent aan
dat het Zeeuwse aandeel afgelo
pen 25 jaar steeg van 3,8 naar
10 procent, wat grimmig genoeg
wil zeggen dat het dier elders in
het land er nog slechter aan toe
is.
„Het is voor Zeeland een belang
rijke soort", zegt Van Zuijlen.
„We proberen dat ook zo te hou
den, onder meer via akkerran-
denbeheer, zodat de leefomstan
digheden voor het beest weer
aantrekkelijker worden. Er is
ook onderzoek naar de nesten
en het broedsucces gedaan bij
Axel: hoeveel jongen zitten er
in, hoe is hun conditie, hoe ver
gaat het ze. Wanneer we meer
weten, kunnen we ook maatrege
len daar beter op afstemmen."
Van Zuijlen schrijft de achteruit
gang met name toe aan een ver
anderende landbouwkundige be
drijfsvoering: ander graslandge
bruik, minder verschillende ge
wassen op de akkers en op
komst van maïs en wintergraan,
verarming van prooidieren en
kruidenrijkdom door bestrij
dingsmiddelen en kunstmest,
aantasting van de open ruimte.
Duidelijk is dat de veldleeuwe
rik niet meer in staat is twee tot
drie legsels per seizoen te produ
ceren en die zijn hard nodig om
de soort op peil te houden.
De bijna duizelingwekkende
vaart waarmee de veldleeuwe
rik afneemt, treft ook boeren
landvogels als patrijs, graspie
per en grauwe gors. De laatste is
in Zeeland als broedvogel bijna
verdwenen, meldt Van Zuijlen.
Lichtpuntje
Hij ziet, naast de opkomst van
akkerranden - die niet dicht en
hoog opgeschoten mogen zijn -
wel een lichtpuntje. De vogels
Nederland kent twintig na
tionale parken; natuurge
bieden met een gezamenlijke op
pervlakte van 100.000 hectare.
Ze hebben elk bijzondere waar
den. Samen zorgen ze ervoor
dat natuurlijk erfgoed bewaard
blijft. In het aanwijzen van na
tionale parken vormt Nederland
geen uitzondering. Het gebeurt
wereldwijd, het eerste park
werd in Amerika al in 1872 aan
gewezen: het Yellowstone Park.
Nationaal park Veluwezoom
werd in 1930 koploper in ons
land, maar pas na 1975 kwam er
meer gang in de aanwijzing van
gebieden en daarmee de bijbeho
rende bescherming.
Van de twintig nationale parken
ligt er één in Zeeland: de Ooster
schelde. Wat oppervlakte be
treft het grootste in het land.
Een tweede ligt op de stoep van
de provincie en dat is het bijzon
dere - namelijk grensoverschrij
dende - park de Zoom-Kalmt-
houtse Heide. In de zuidwestelij
ke Delta valt ook de Biesbosch
onder de vlag van de nationale
parken. Van de twintig zijn er
achttien aangewezen door het
Rijk, twee (Hoge Veluwe en Ve
luwezoom) worden particulier
beheerd.
In het door de ANWB uitgege
ven boek Nationale Parken in
Nederland zijn voor het eerste
de twintig parken bijeen ge
bracht. Het is een staalkaart
van de natuur. Van een com
pleet eiland (Schiermonnikoog),
heide, bossen, heuvels, duinen
tot en met water: de verschillen
de in het land aanwezige ken
merkende landschapstypen zijn
vertegenwoordigd. Auteur
Frans Buissink bespreekt elk
park afzonderlijk en ze blijken
alle wel een eigen, bijzonder ver
haal te hebben. Toegevoegd is
een brochure met bezoekersin
formatie en routes.
Buissink noemt de Oosterschel
de het buitenbeentje in de reeks
nationale parken: niet alleen het
grootste, ook het natste. Van de
37.000 hectare bestaat het mees
te uit zout water, bij vloed meer
dan bij eb. Eromheen ligt 125 ki
lometer oever met een reeks na
tuurgebiedjes. Dat zijn buiten
dijkse schorren, maar ook bin-
nendijkse terreinen als kreken
en inlagen. Buissink schetst de
Oosterschelde als het Blauwe
Hart van Zeeland in vijf woor
den: rust, ruimte, vogels, water
en wind.
Tot de verrassende rijkdom van
het nationaal park Oosterschel
de rekent hij vooral de kleurige,
veelvormige, geheimzinnige on-
derwaternatuur. „Vol met
vreemde planten en dieren die
zo totaal anders zijn dan het die
renleven op het vertrouwde dro
ge." Dat begint voor Buissink al
met namen als platte slijkgaper,
schelpkokerworm, zeeduizend
poot, kreukel, haringgraat, dode-
mansduim en zeerups. En de
geografische namen klinken
voor hem als een gedicht:
Schaar van Vuilbaard, Kurke-
nol, Slikken van Viane, Witte
Tonnen Vlije, Roompot, Dort-
man en Diep van de Kraaijer.
Het land en de oude dorpen en
steden vormen een omlijsting
die het nationaal park Ooster
schelde extra interessant
maakt, stelt Buissink. Hij gaat
kort in op de ontstaansgeschie
denis en de worsteling om land.
Ook de strijd om een open Oos
terschelde komt aan de orde,
waaruit de stormvloedkering in
de monding als compromis op
rees. Hoewel de getijbeweging
hierdoor gehandhaafd is, zijn er
toch ingrijpende gevolgen, die
zich steeds duidelijker manifes
teren.
Over de negatieve gevolgen van
de peperdure stormvloedkering
voor de Oosterschelde wordt in
Zeeland bij voorkeur niet teveel
ophef gemaakt. Buissink windt
er geen doekjes om. Het volume
water dat in- en uitstroomt is
met dertig procent afgenomen.
Het gemiddelde getij verschil
was vroeger 3,70 meter en is nu
3,25 meter. De stroomsnelheden
in de getemde zeearm zijn met
dertig tot veertig procent afgeno
men. Door de gewijzigde stro
mingen worden de zogeheten in-
tergetijdegebieden - platen, slik
ken en schorren die afwisselend
onder water staan of droogval
len - kleiner. Juist die gebieden
zijn belangrijk als voedselbron
voor vogels.
Zandhonger
De intergetijdegebieden worden
kleiner door wat genoemd
wordt de zandhonger van de
(stroom)geulen. Die zijn tegen
woordig te ruim bemeten voor
de verminderde stromingen. Ze
vullen zich met zand. Dat kan
door de aanwezigheid van de ke
ring met 65 pijlers (geen 21 be
tonnen kastelen, zoals Buissink
schrijft), niet uit de Voordelta
binnenkomen. Het glijdt nu van
af de platen, slikken en schor
ren de geulen in. Van de 12.000
hectare slikken en schorren gaat
tot 2020 ongeveer 1500 hectare
af en zonder maatregelen blijft
het proces doorgaan.
De zandhonger hangt, meer nog
dan de bedreiging door recrea
tieve ontwikkelingen, als een
sombere wolk boven het natio
naal park Oosterschelde. De
zeearm is, samen met de Wester-
schelde (waar voortgaande ver
diepingen de natuur ook in de
problemen brengen) als vogelge-
bied bijna net zo belangrijk als
de hele Waddenzee. De vraag is:
hoe lang nog?
Rinus Antonisse
Frans Buissink: Nationale Par
ken in Nederland - Uitgave
ANWB, Den Haag, prijs €14,95.
De steenuil of poepuul komt in Zeeland voornamelijk nog voor in Zeeuws-Vlaanderen. foto's Foto Natura
De huismus is nieuwkomer op de Rode Lijst van bedreigde vogels. De leeuwerik is één van de weidevogels waar het slecht mee gaat.
Dwergstern: van de ongeveer vijfhonderd paren in Nederland zijn
er zo'n driehonderd in de Delta te vinden.
blijken zich ook thuis te voelen
op braakliggende akkers. Dan is
de kans ook minder groot dat ze
worden verstoord door werk
zaamheden.
Ook de steenuil geniet de twijfel
achtige eer als kwetsbare soort
op de Rode Lijst te staan. „De
trend van de laatste twintig jaar
is een flinke achteruitgang",
stelt vogelaar Mark Hoekstein.
Hij noemt eveneens als belang
rijkste ooi-zaak de intensivering
van de landbouw.
De kleinste uilensoort, in Zee
land wel aangeduid als poepuul,
is nauwelijks groter dan een me
rel, maar tweemaal zo breed en
voorzien van een bolle kop en
dik, gevlekt verenpak. „Eén van
de grootste problemen is het ver
dwijnen van nestgelegenheid.
Het agrarisch landschap wordt
veel te netjes. Het is voor de
steenuil steeds moeilijker een
holletje te vinden", merkt Hoek
stein op. „Je zult niet meer zo
gauw een rommelschuurtje, een
stapel dakpannen en dergelijke
vinden. En de afname van prooi
dieren speelt ook een rol. De
steenuil eet muizen, maar voor
al in de broedtijd ook grote in
secten als meikevers. Die zijn er
bijna niet meer."
Hoekstein geeft aan dat de steen
uil op Walcheren, Tholen,
Sint-Philipsland en Noord-Beve
land uitgestorven is. Op Schou-
wen-Duiveland ligt het aantal
broedparen onder de tien en op
Zuid-Beveland leeft ongeveer
25 paar in en om het heggenge-
bied bij Nisse. Zeeuws-Vlaande
ren doet het nog het beste:
250-300 paar.
Weliswaar worden maatregelen
genomen, zoals het plaatsen van
nestkasten en herstel van kleine
landschapselementen, maar
vraag is of die het tij nog kun
nen keren.
Ook een echte Zeeuwse kustvo-
gel als de dwergstern heeft het
moeilijk. Van de nog geen vijf
honderd paar in Nederland, zijn
er driehonderd aangewezen op
de Delta.
Reddingsplan
Hoekstein wijst erop dat kale ei
landjes en stille strandjes, waar
de dwergstern broedt, steeds
zeldzamer worden. Er is een red
dingsplan opgesteld, waar tot
zijn teleurstelling weinig mee is
gebeurd. Zo'n plan wil nog wel
eens werken.
Voor de lepelaar bijvoorbeeld -
ook terug van weggeweest in
Zeeland - heeft het soortenbe
schermingsplan ertoe geleid,
dat de vogel van de Rode Lijst
kon worden gehaald.
Rinus Antonisse
Er komt wat voorbij varen
op de Wester schelde. Vijf
tigduizend zeeschepen per
jaar, op weg naar Antwer
pen, Gent, Temeuzen. De
Westerschelde is één van
de grootste loodsgebieden
ter wereld. Nederlandse en
Vlaamse loodsen zorgen
voor een veilige afwikke
ling van al die scheepvaart.
In deze rubriek wordt weke
lijks bericht over het reilen
en zeilen van de loods-
dienst.
Met een vaart van zo'n elf,
twaalf knopen neemt de
Busan Express het Nauw van
Bath, het beruchtste stukje vaar
water van de Westerschelde.
Het is er niet alleen smal, er zit
ook een vrij scherpe bocht in.
Over een afstand van zo'n twee
kilometer moet in het Nauw
van Bath de koers bijna negen
tig graden worden verlegd.
Dat vraagt in elk geval extra
aandacht, al is dat niet altijd
voldoende gebleken. Op weinig
plekken in de Westerschelde
zijn zoveel ongelukken ge
beurd, als onder de rook van
Bath. Vandaar dat het dorp
nooit tot wasdom is gekomen?
Aan ramptoerisme geen gebrek,
zo af en toe. Bij het ernstigste
ongeval bij Batli, dat negen zee
lui het leven kostte, de aanva
ring tussen de Italiaanse tanker
onder Panamese vlag Miraflo-
res en het Engelse tankschip
Abadesa, zal het nog niet zo
druk zijn geweest. Zoveel auto's
waren er december 1963 nog
niet en het was bovendien bit
ter koud.
Hoe anders was het eind 1994,
toen het Russische container
schip Pioner Onegi in het Nauw
van Bath bijna kapseisde. Sleep
boten van het inmiddels verdwe
nen Vlissingse bergingsbedrijf
Van den Akker waren er razend
snel bij en zetten de Pioner One
gi tegen de zandplaat bij Bath.
Het schip kon bij laag water
bijna worden aangeraakt. Bath
beleefde drukke tijden, net zo
als juli vorig jaar, toen de Peli
can 1 - ook met containers - uit
koers raakte en vervolgens in
aanvaring kwam met de Maersk
Bahrein. Belgen en Nederlan
ders, gebroederlijk zaten ze op
de dijk te kijken naar de ber
gingswerkzaamheden.
Bij de passage van de Busan Ex
press is rond zes uur 's avonds
niemand op de dijk te zien, zelfs
geen mensen die een hond uitla
ten. Slecht weer is het niet.
Bath eet zeker en een container
schip dat voorbij vaart, is hier
de gewoonste zaak van de we
reld. Niemand kijkt ervan op.
Wat wel opvalt, aan boord, op
de scheepsbrug, is hoe schuin
de Busan Express moet gaan
om het Nauw van Bath goed te
nemen. Het maakt maar weer
eens duidelijk hoe belangrijk
het is dat elk schip goed wordt
geladen, dat de lading netjes
over het schip wordt verdeeld.
Met de Pioner Onegi was dat
eind 1994 niet het geval, met ge
volg dat de Rus bijna kapseisde.
De Busan Express met rivier-
loods Freek de Bruijn als bege
leider, zet onverdroten de reis
voort, met een snelheid van
twaalf knopen, ruim éénentwin
tig kilometer. Het schip kan het
dubbele halen, maar dat zou al
te veel golfslag geven op de Wes
terschelde. De stenen zouden
uit de dijkglooiingen kunnen
spoelen. Op deze tocht zou dit
'een knappe prestatie' zijn. Het
is dan wel opkomend tij, maar
dat is nauwelijks te merken. De
Platen van Valkenisse steken
nog ver boven het water uit en
ook de geulen van het Verdron
ken Land van Saeftinge staan
grotendeels droog. Stukken
veen liggen aan de kant. Sommi
ge brokken lijken van afstand
als twee druppels water op een
zeehond, waarvan er in de Wes
terschelde - vooral in het ooste
lijk deel - een stuk of vijftig
moeten rondscharrelen. Schijn
bedriegt. Niet één zeehond laat
zich betrappen.
Het zou leuk zijn, een zeehond,
maar het uitzicht vanaf de
Busan Express heeft genoeg te
bieden voor iemand die toch
nergens op hoeft te letten, die in
tegenstelling tot De Bruijn geen
enkele verantwoordelijkheid
draagt voor een veilige door
vaart.
Zuid-Beveland is hier, pakweg
tussen Bath en Waarde, smal,
maar vanaf de scheepsbrug van
de Busan Express lijkt het niet
veel meer dan een landtong,
met daarachter alweer een flin
ke plas water, de Oosterschelde,
en als teken van 'nieuw land in
zicht' de watertoren van Scher-
penisse. Ging de Busan Express
maar iets langzamer.
Harmen van der Werf
Het Nationaal Park Oosterschelde ter hoogte van Wemeldinge.
foto Willem Mieras