Liever ree dan damhert Je wordt stil in de kooi PZC i*oo'l*te PZC vrijdag 19 november 2004 Floortje van Oosten Floortje van Oosten uit Terneu- zen is 10 jaar. Ze vond het leuk om zelf iets over haar mooiste plek te schrijven. Natuurlijk vonden we dat prima! „Zeeland en Zeeuws-Vlaande- ren hebben veel natuur en bij zondere landschappen. Van het Verdronken Land van Saeftin- ge tot en met het strand van Groede. Ik vind het allemaal mooi, maar het mooiste vind ik een weggetje net buiten Temeu- zen, de Verkorting aan de rand van de Margarethapolder. Het is een echt juweeltje, want daar kom je allerlei soorten natuur tegen in een heel kort straatje nog wel! Je ziet er verschillende dieren zoals schapen, fazanten en haasjes, een kronkelend kreekje met riet en een oud dijk je met hoge populieren. Even verderop zijn er een paar ak kers waarop aardappelen, uien, vlas en graan groeien en op de achtergrond ligt de grote, groe ne Westerscheldedijk. Als je op die dijk staat heb je een heel mooi uitzicht over de Verkorting aan de ene kant en de Westerschelde aan de andere kant. Bij laag water zijn daar veel vogels op zoek naar voed sel. Ik zoek naar schelpen. Ik heb er ook een keer een zee hondje gezien. Toen was het hoog water. Dit stukje natuur heb ik leren kennen toen ik hier in januari 2003 kwam wonen. Want hier voor woonde ik in Woerden in het Groene Hart van de Rand stad. Maar daar kwam ik niet zoveel natuur tegen! Daar heb je alleen een singel en veel slo ten maar geen Westerschelde. En heb je de dieren daar ge zien? Het zijn doodnormale een den en koeien. Maar ivild, nee, dat zie je daar niet. En akkers, waar dan? Wel veel grasland en nog meer huizen en wegen en En wat zo leuk is aan Zeeland is dat de natuur zo dichtbij is. Vanuit mijn slaapkamerraam kan ik het al zien! Ook daarom vind ik de Verkorting zo mooi, het is natuur bij mij om de hoek. Dus ik ben blij dat ik nu in Zeeland woon." Floortje van Oosten Voor een wildsafari is een be zoek aan Kenia helemaal niet nodig. Ook in Zeeland is het mogelijk om oog in oog te staan met wilde dieren. In natuurge bied de Manteling tussen Dom burg en Vrouwenpolder leven minstens honderd damherten. De beesten zijn niet onder de in druk van bezoekers. Bij een ont moeting bekijken ze wandelaars rustig van een klein afstandje. Damherten komen in Neder land van oorsprong eigen lijk helemaal niet in de natuur voor. Alle exemplaren die los rondlopen zijn afstammelingen van damherten die in gevangen schap hebben geleefd. Dat is ook zo in de Manteling. In 1944, toen Walcheren onder water is gezet door de geallieerde troe pen, zijn de damherten die leef den in een hertenkamp bij bui tenplaats Overduin losgelaten. Sindsdien wonen ze in het bos. Damherten zijn redelijk groot, in ieder geval een stuk forser dan de reeën die ook in de Man teling leven. De kleinere reeën laten zich ook nauwelijks zien. Een damhert tegenkomen in de Manteling is geen kunst, voor een ontmoeting met een ree moet je echt moeite doen. Een damhert is te herkennen aan zijn formaat en aan het gewei van de mannetjes. Dat is iets af geplat, net zoals bij een eland. Bovendien heeft een damhert een lange staart, in tegenstelling tot een ree die bijna geen staart heeft. Net als alle andere hertensoor ten, paren damherten in de herfst. Die periode heet de bronsttijd. Om vrouwtjes te lok ken, maken de mannetjes typi sche geluiden, de bronstroep. In juni worden de kleine hertjes ge boren, meestal één tegelijk. Piet de Keuning van staatsbos beheer kent de stille plekjes in de Manteling. Zachtjes stapt hij door het bos. Hij tuurt over de varens onder de bomen en het duurt niet lang voor hij het eer ste damhert ziet. Het is een vrouwtje. Dat is goed te zien, want ze heeft geen gewei. Ze staat rustig kauwen, op twee honderd meter afstand. Naast haar beweegt nog iets, tv/ee reeën springen op uit de plan ten. Ze gaan er snel vandoor. De Keuning vindt het helemaal niets, die damherten. „Een ree is flexibeler, een damhert lijkt meer op vee dan op wild." Dam herten zijn een beetje slome gra zers, net als koeien. Vaak zoe ken ze voedsel buiten het bos. Vooral boeren hebben daar last van. „Bij de buurman is het eten natuurlijk altijd lekkerder", zegt De Keuning. „Ze houden van suikerbiet, van winterwor tel en cichorei." Daarnaast ver nietigen ze de gewassen nog op een andere manier. „Ze eten niet alleen de gewassen op, ze veroorzaken ook tredschade." Tijdens het eten vertrappen ze de gewassen waar ze doorheen lopen. Jacht De damherten zorgen voor zo veel overlast dat ze mogen wor den geschoten. Er mag alleen op de herten worden gejaagd die schade veroorzaken. Dit jaar mo gen op Walcheren maximaal Damhert tien herten worden gedood. Bos wachter De Keuning zou het lie ver anders zien. „Nu worden de sterkste dieren geschoten. De an deren blijven in het bos. De min der vitale beesten blijven over en daardoor kan de totale popu latie verzwakken." Als het dan toch moet, zou het beter zijn om in het bos te jagen, vindt De Keuning. Dan kan de jager de zwakkere beesten uit zoeken. De Keuning wil zelfs nog een stap verder gaan. Van hem mogen alle damherten uit het bos verdwijnen. Het veel kleinere ree komt nu een beetje in de verdrukking door de aan wezigheid van het grote dam hert. „Men had er beter voor kunnen kiezen om het damhert uit het gebied te halen en te kie zen voor het ree." Maar het dam hert is een beschermde dier soort, daarom mag er eigenlijk niet op worden gejaagd. De damherten in de Manteling zijn twee jaar geleden geteld. Toen waren er honderd. Vermoe delijk zijn er nu alweer meer. Soms gaan ze in groepjes op stap, er gaan verhalen over kud des damherten op het strand bij Oranjezon, in tuinen in Oostka- pelle en op akkers in de omge ving. Wie zelf een damhert wil zien, kan de hele dag terecht in de Manteling. Maar de beste tijd is 's ochtends vroeg of 's avonds als het donker wordt. Op die tijdstippen zijn de beesten het actiefst. Overdag liggen ze vaak een beetje in de bosjes te slapen, rustig hun eten te verteren. Nadia Berkelder éa.ftr illustratie Adri Karman Cora Reitsma 17 vrijdag 19 november 2004 Cora Reitsma van de christelij ke basisschool Koningin Juliana is twaalf jaar oud en is met haar klasgenootjes in de eendenkooi te Anna Jacobapolder geweest. Ze vindt het maar wat leuk om met de klas naar de eendenkooi te gaan. Ze had het geluk er twee keer gebruik van te mogen maken. Een keer gingen ze met een boerenkar. Dat was wel een hele speciale toegift. Zo'n pi kant extraatje is mogelijk om dat het natuur uit de eigen omge ving betreft en deze natuur vaak zo dichtbij is. Onontdekt vaak. Zo verging het Cora ook. Ze brengt dat wat ze ziet en hoort met verwondering over. De stil te, er zijn nauwelijks mensen. Vroeger liep ze kriskras overal doorheen, maar nu bekijkt ze planten en beseft ze dat het al tijd om iets bijzonders gaat. Nee, als ze moest kiezen tussen een schoolreis met een saaie speeltuin of voor een bezoek aan de eendenkooi te Anna Jacoba polder, zou ze voor het laatste kiezen. Ik loop bij het bezoek al tijd vooraan om maar niets te missen van ivat er gezegd wordt. De meeste schoolklassen combi neren het kooibezoek met een fietstochtje. Zo maken ze kennis met de binnendijkse- en buiten dijkse natuur. Cora vindt wel dat de binnendijkse natuur het meest tot de verbeelding spreekt. Het is de plek waar je woont en dat daar een eenden kooi in is, waar je zo naar toe kunt, vindt ze bijzonder. In het bezoekersgebouw was ook veel te beleven. Het is er met die riet- schermen extra spannend ge maakt. Het zijn allemaal herin neringen die blijven. Ron Brouwer Langs het stroomgebied van de Oosterschelde, terugge trokken van de buitenwereld, ligt een wereld achter de scher men, als een oase van rust door agrarisch gebied omgeven. Een kilometer noordelijk van Anna Jacobapolder ligt een van de vier eendenkooien die Zeeland rijk is. Dit unieke object is in be zit van stichting Het Zeeuwse Landschap. De eendenkooi van Anna Ja cobapolder is eigenlijk nog een jong gebied. Uit een kreek restant in het voormalige getij- dengebied is de eendenkooi aan gelegd en tot op de huidige dag bewaard gebleven. Geheimzinni ge stilte hangt rond het gebied. Tot voor enkele jaren geleden maakten de mensen uit de omge ving slechts op afstand kennis met de kooi, omdat het een uiter mate kwetsbaar gebied is. Sinds enkele jai-en is dat sterk veranderd. In het voorjaar van 2001 startte Het Zeeuwse Land schap een scholenproject. Eenen twintig basisscholen van Tholen en Sint Philipsland zijn tijdens het broedseizoen - de maanden april, mei en juni - welkom voor deelname aan excursies. De doel groep waarop Het Zeeuwse Landschap zich richt betreft de bovenbouw; kinderen van de groepen zeven en acht. Voor de ze doelgroep werd een lesbriei' ontwikkeld. De info-expositie- ruimte annex het oude Itouiki'rs- foto Ruden Riemens met scholenwerk. Hoe liggen de interesses, kunnen de kinderen de materie aan, zit het didac tisch goed in elkaar etc. Tot dus ver is het een groot succes. De jeugd uit de streek wordt in con tact gebracht met de natuur in de directe omgeving. Er komen verbaasde reacties, dat zo dicht bij huis zoveel te zien is. Deurtje Een excursie met een groep van ongeveer 24 kinderen duurt een dagdeel. Veel scholen komen driemaal met een groep. De ont vangst bij het paneel is hectisch. Op de vraag 'wie van jullie weet wat een eendenkooi is?', gaan vingers heftig de lucht in. Het aangewezen kind geeft een om schrijving. Ook andere kinderen krijgen kans met hun uiteenlo pende ideeën. Samen komen we tot de conclusie dat een eenden kooi geen kooitje is met een voeren de spanning op. In alle rust ontdekken de kinde ren het nest van een bonte specht. Ze zien kleine rode kop jes in de rondgeklopte opening van een wilg. Bij de vangpijp worden de eenden gevoerd in sa menwerking met het kooikers hondje. De klassieke manier waarop vroeger eenden werden gevangen, lokt een fluistertoon discussie uit. Deze lost vanzelf op wanneer de kinderen horen dat het accent van het vangen op het ringen van blauwgoedeen- den ligt. Dit zijn wintertalingen, smienten, pijlstaarten, slobeen den of krakeenden. Deze eenden worden geringd en vrijgelaten. Wanneer we het bospad afslui pen staan we plotseling stil bij een paar dode stammen. Op de vraag of deze bomen nog leven denkt de één van wel en de an der niet. Dode bomen zitten ech ter vol met leven. „Insecten!", roept een van de kinderen veel .7,j kunnen worden door de water merkziekte en dat honingzwam- men de boom verder verzwak ken. Het hout wordt zacht en de boom gaat dood. Toch blijft de stam waardevol, want insecten graven hun nestholletjes in dood hout. Die kleine gaatjes in de stam zijn inderdaad broedcel- len voor insecten. Er volgt een verhaal over de vele soorten in secten die in dit gebied voorko men. Achter de dijk is het water zoet, binnendijks zout. Dit vormt een overgangsgebied waar bepaalde insecten juist voorkomen. Een voorbeeld is de kweldergifoog- daas. Er gaat een nieuwe wereld voor de kinderen open. Ze maken kennis met de rijke leefgemeen schap van de eendenkooi. De vo gelhut geeft een aanblik op de plas, waar jonge opgroeiende dodaarsjes worden begluurd door een blauwe reiger. Op de achterste plas ontdekken ze klei ne zilverreigers en bij de koepel kreek zien we hoe libellen hun eitjes afzetten op de witbloeien de waterranonkel. Jacobsvlin- ders vliegen aan de rand van het bos. Het icaris blauwtje, bruin blauwtje, de huismoeder, het koolwitje en de citroenvlinder worden eveneens waargenomen. Ook het netwerk waarmee de stippelmot de elzen inpakt, om zijn honderden rupsjes te be schermen die in trossen cocon netjes ontpoppen, maken deel uit van het wonder. Na de wandelinjj maken de kin-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 32