Iedereen verandert steeds PZC Bezeten van eten Gr0ndahl Poëzie op het menu woensdag 10 november 2004 Vraag het elke vreemdeling. Wat mis je het meest? De smaak van thuis! Laatst had ik een gast die vier jaar geleden Ne derland voor Ierland verruilde. Zijn eerste gang in het vermale dijde vaderland gold de super markt. Alsof hij jaren had ge hongerd, greep hij rookworst, zuurkool, hagelslag en peper koek uit de schappen. Bezeten van eten. Ieder mens kent het ge voel, op de Nederlandse dich ters na. Er wordt in onze poëzie gekust en gespot, gereisd en ge zwommen, maar in complete oeuvres wordt geen hap gege ten. In Lyrisch over eten wil Mara Grimm (geb. 1979) - ze studeert Nederlands en is redactrice van de restaurantgids Lekker - 'de lekkerste gedichten uit de Ne derlandse poëzie' serveren. Maar de bundel maakt een kari ge in plaats van een overvloe dige indruk. Hier wordt niet uit volle schalen geschept, maar van bijna lege borden ge schraapt. De selectie begint met een grap pig 'Oudhollands tafelgebed' van Lévi Weemoedt en besluit met een duf 'Danck-liedt nae den eten', zoals vele andere ge dichten uit Komrij's De Neder landse Poëzie van de zeventien de en achttiende eeuw geplukt. Tussen de twee gebeden in krijg je een rommelige salade voorge zet. De ordening van de gedich ten lijkt volstrekt willekeurig. Een paar dingen worden wél duidelijk. In de Nederlandse poëzie hangt de geur van gaar keukens, niet de odeur van culi naire tempels. Houtsnip en gan zenlever worden versmaad, des te meer aandacht is er voor bo terham en aardappel. Mara Grimm had alle ingrediënten voor een overtuigende aardap pelanthologie. Menigeen betuigt z'n respect aan dit gewas, alleen Bemlef moppert: 'aardappel/ wat heb ik je/ gehaat'. Bemlef, uitgerekend Bernlef, de schraalhans van onze literatuur, is in dit boek een kampioen. Ik citeer een van z'n culinaired ties compleet: 'Een doorjd reide jachtschotel/ smaak) beter/ dan deze in dit rd rant.// Gesteld dat beide a tels even voortreffelijk ra Met zulke poëzie heb jegg) en gedronken. Gelukkig r-j óók aangename veirasaj De knorhaan wordt uitga» tot de smakelijkste vis e] wordt soep met een fieissi een bril gekookt. Van fj Scholten is er een mooi s» over de tandarts en de taan Jacob Cats zong al de lof ra boter: 'De boter die althaa Holland wordt gemaakt/!; een honingdauw, die al dei reld smaakt.' Eeuwen later bepleitte Ujai nard Pfeijffer: 'Serveer nc roomboter gebakken bed Hij bedoelde het anders, e een enkele dichter vatte het! terlijk op. Zo beseft, afgar op haar stevige 'Kooklust' li joleine de Vos dat eten Is Anderen weten het ook. 3 ontbreken vaak in dit :o Waar is Lut de Block a zijn zoveel andere dichters de lekkere trek? Waarom S 'Paasontbijt' van Ivo de Wijs staan zoveel andere verrukk ke gedichten niet op het ps sche menu? Mijn lange lijst! ik graag eens aan Mara Gr> Uiteraard in ruil vooreen! lijke maaltijd. Mario Mc^ Lyrisch over eten. De lekke dichten uit de Nederlandse Samenstelling Mara Grimm verij Thomas Rap, 128 p den, €15,- Kooklust Met gretige borsten staat begeerte aan het aanrecht zoent het zaad uit tomaten, kijkt naar het zwellen van beslag onder vochtig doek. Haar hand liefkoost de haas van een jonge stier, zijn zoekende tong is gemaakt voor de hare, verzaligd streelt ze zijn ballen de pan in. Hartstocht is een keukenprinses met aanraakbare huid, donzig als deeg, geurig als boter, een weerloze van bot bevrijde eend die naakt wil zijn als een olijf in olie, een perzik op sap. Ze wil zich ontleden op het hakblok, betast worden door gulzige vingers en gloeiend verslonden. Een vis zijn, zwemmend in roomsaus Gewiegd, gekend, begeerd, genoten. MarjoleinedeVos k ben het soort schrijver, zegt Jens Christian Grondahl, „dat steeds te rugkeert naar dezelfde the ma's, dezelfde vragen en de zelfde emotionele situaties. Ik herneem ze om te zien hoe het patroon zich subtiel heeft veranderd omdat ik zelf ver anderd ben en me ontwik keld heb." v Jens Christian Grondahl spreekt zoals hij schrijft. De boeken van de Deense groot meester kenmerken zich door een onderzoekende stijl en zo praat hij dus ook. Vat het ver haaltje van zijn romans samen en het lijkt de stof waar de Bou- quetreeks van gemaakt is. Neem Hartslag, zijn roman uit 1999 die recent vertaald werd. Een mislukte architect die met zijn zoon in Kopenhagen een te ruggetrokken leven leidt als ver koper van Japanse prenten, krijgt te horen dat zijn jeugd vriend Adrian plotseling is over leden. Pas daarna krijgt hij een brief waarin Adrian om een ge sprek vraagt. Dit brengt hem weer in contact met Ariane, niet alleen de zus van Adrian maar ook zijn grote jeugdliefde. Onuit gesproken, weggestopte herinne ringen dringen zich op. Diep on der het oppervlak van het ver haal broeit en gist het vervaar lijk. Grondahl sleurt de lezer ge nadeloos mee de diepte in. „Ik vergeet mijn boeken niet, maar ik laat ze achter langs mijn weg. Al mijn boeken zijn parels aan een ketting, of hou ten kralen zo je wilt. Marke ringspunten van mijn verleden. Als ik terugkijk op mijn oude ro mans dan is dat met een mix van nostalgie en het gevoel dat het niet om mij gaat, maar om wie ik was toen. Hartslag is wat dat betreft een bijzonder voor beeld, want de personages in de roman kijken zelf ook zo terug op hun verleden. Ook zij komen erachter dat ze niet de personen zijn die ze waren of dachten dat ze waren." „Het grote thema van het boek is onbestendigheid. Het leven verandert steeds. Plaatsen ver anderen, mensen veranderen. We kunnen wel de illusie heb ben dat we steeds dezelfde mens blijven, maar dat is het dan ook precies: een illusie. Het moment is een breekbaar ding." Loser „Van het schrijven aan Hartslag kan ik me weinig herinneren, moet ik bekennen. Ik laat dat achter. Wel weet ik nog dat hij, die man, deze loser die zich uit de wereld heeft teruggetrokken, eigenlijk als eerste bij mij op kwam. Hij in een kelder met zijn prenten. Het andere idee Jens Christian Grqndahl: „Geluk is zo vervelend. Er valt niks te vertellen over gelukkige mensen." foto Marcel Israel/GPD zijn beste vriend en zijn grote liefde, in vast zitten. Wat hij ont dekt is dat dit patroon zich op allerlei momenten in zijn eigen leven heeft herhaald. We den ken dan wel dat we individuen zijn en dat we allemaal ons ei gen leven vorm kunnen geven, maar hier blijkt hoe afhankelijk we zijn van anderen én hoe vroe ge relaties een blijvende struc tuur aan ons leven opleggen. De verteller beseft hoe zijn vroege relatie met Adrian en Ariane hem mede heeft gevormd. Dat besef en zijn acceptatie maken dat hij aan het einde van het boek in staat is een nieuwe lief de te vinden en te onderhouden. Zodat zowaar een boek van mij hoopvol eindigt. Ik verbaasde mezelf dat een roman een happy end kon hebben." „Geluk is zo vervelend. Er valt niks te vertellen over gelukkige mensen. Geluk verwart. Wat ver bonden is aan pijn en verlies, dat achtervolgt je, dat wacht er op om verteld te worden. Daar een taal voor vinden, is de ma nier om pijn te verdragen. Zo is literatuur ontstaan. Daarom zijn de Griekse tragedies nog steeds zo sterk. Ze zijn een.uit drukking in taal voor de funda mentele chaos aan gevoelens diep in ons innerlijk." Theo Hakkert Jens Christian Grondahl - Hartslag. Roman - Vertaling Gerard Cruys, Uit geverij J.M. Meulenhoff, 254 pag., €17,50. was de brief. Wat gebeurt er met je als je een brief krijgt van een vriend, terwijl je net ge hoord hebt dat hij plotseling overleden is? Een brief uit het verse graf zogezegd. Mijn ro mans beginnen vaak zo. Mijn personages ondergaan in hun kalme bestaan iets schokkends dat hen dwingt terug te kijken op hun verleden, vaak naar een episode waar ze niet of niet graag op terugkijken. Een ge beurtenis die hun wereld op de kop zet, waardoor de persona ges naakt en breekbaar tegen over de wereld en hun eigen ver leden komen te staan. Ze wor den gedwongen oude plekken en oude relaties in hun geest op nieuw te bezoeken en te her waarderen." De sfeer van het boek werd gro tendeels bepaald, vertelt hij, door een bezoek aan een noorde lijke wijk van Kopenhagen. Een dure wijk waar Grondahl wel op school was gegaan, maar zelf niet had gewoond. „Ik ben een gewone jongen uit de middle- class, maar toevallig stond de dichtstbijzijnde school in die wijk. Een wijk met oude villa's in diepe, donkere tuinen. Ik was er nooit meer geweest. Ik was to taal verbijsterd dat er in al die jaren niets was veranderd. Al leen de bomen waren een beetje gegroeid." Hij ging zijn oude school in, die open stond maar waar hij nie mand aantrof. „Ik voelde me een geest die zijn verleden be geest voor de grote variatie aan ervaringen die het menselijk be staan met zich meebrengt. Je ac cepteert meer, ook de donkere kanten van je ziel en de dingen waar je je voor schaamt. Dat is de verlossing die literatuur biedt. Het helpt je bij hef accep teren van hoe fundamenteel te genstrijdig we in elkaar zitten, hoe veel donkere kanten we heb ben, het accepteren van al die gevoelens waar we geen woor den voor hebben. Fictie doet het werk. Literatuur vertaalt dat wat zo persoonlijk is dat er geen taal voor is. Het helpt je ande ren in jezelf te herkennen en je zelf in anderen. Dat gebeurt bij schrijven. En bij lezen." Incestueus Centraal in Hartslag staat een incestueuze scène waarbij Aria ne bij haar broer Adrian in bed belandt. Het kan ook een vergis sing zijn, want Ariane lijkt per ongeluk een verkeerde kamer binnen te gaan. Grondahl laat meesterlijk in het midden hoe het precies zit. „Die scène is de knoop in het web, een punt waarin alle lijnen samen zouden komen. Een punt waar we in het Deens de uitdrukking 'waar het donker begraven ligt' voor heb ben. Deze scène heeft het leven van alle betrokkenen bepaald. Een gebeurtenis waarvan ze zich geen van allen hebben we ten los te worstelen. De verteller is verstrikt geraakt in de knoop waarin de broer en zus, immers zocht. Dat beeld bleef me de he le tijd dat ik schreef aan Hart slag bij. Schrijven gaat, behalve over gebeurtenissen op een tijd lijn, altijd ook over dat wat in jezelf gebeurt onder het schrij ven. Als ik zou schrijven over mijn eigen leven zou ik niet zo open en eerlijk kunnen zijn als ik ben wanneer ik fictie bedenk op de speelse manier waarop ik dat doe. Dat speelse is voor mij essentieel. Op mijn dertiende ben ik met het spel begonnen, en het bleef speels toen ik zo oud was geworden dat ik iets had om over te schrijven. Ik heb lichtheid en zorgeloosheid no dig, als in een spel, want daar mee lok ik mezelf uit de tent en gaan de donkere krochten van mijn bestaan en ervaring open. Dan beken ik langs de weg van de fictie zaken die ik niet graag bekend zou hebben als ik recht streeks over mijn eigen leven had geschreven." „Schrijven draait om openen, open gaan, open leggen, jezelf openen. Dat doet taal in fictie: het legt bloot. Dat geldt ook voor de lezer. Fictie opent de Rudy Kousbroek Zing dan, Hostie! oen ik deze foto zag was ik als geëlectriseerd. Een meneer en een mevrouw zijn uitzinnig ver liefd op elkaar. Dat komt voor, vroeger zag je dat soms, nu zijn het alleen nog maar verveel de adolescenten. Ze zijn omgevallen met stoel en al. Bij zo'n foto geef ik mij meteen gewonnen, zoals een gelovige bij een vrome afbeelding. Het drong niet meteen tot me door dat het een beeld is afkomstig uit de film L'age d'or van Luis Bunuel, gemaakt in 1930, ik kon het eerst niet thuisbrengen. Een meneer en een mevrouw die het met el kaar willen doen: razend, hartstochtelijk, onbeheersbaar; waar ze ook zijn, ze proberen het meteen weer opnieuw, maar telkens komt er wat tussen, zoals in een droom. Ik heb de film gezien toen ik twintig was, ik leefde toen zelf ook nog in een droom. Die vertoning was heel opwin dend, want clandestien, in 1950 in een Ciné-club in Parijs. Iedereen deed heel schichtig, L'age d'or was verboden sinds 1934, dat hoorde je voortdurend fluisteren, maar er waren illegale copieën in omloop. In mijn hoofd zijn het voornamelijk verwarde beelden, maar dat waren het ook. In eerste instantie zie ik skeletten aangekleed als bisschop pen, telkens het doek vol gouden mijters. Maar dat kan niet, want het was geen kleurenfilm. Naar verluidde was er een vagebond, gespeeld door Max Ernst, maar ik wist toen niet wie Max Ernst was. Ik herinner me ook dat een blinde die de straat wil oversteken niet wordt geholpen maar in elkaar geslagen. Daar werd bij geapplaudisseerd. Als ik de film methodisch probeer te reconstrueren zie ik eerst een opname van schorpioenen en dan een liefdesscè ne in de modder. Zoiets had ik nog nooit gezien, ik had het niet meer. Dan was er iets met een schip, ik kan het niet duiden want de episode breekt af en komt niet meer terug, voor zover ik me herinner. Andere beelden komen alsmaar opnieuw, beelden van dwalen door de stad en van een def tig diner, met allerlei incidenten waar niemand zich wat van aantrekt, de keukenmeid vliegt in brand en iedereen doet of het heel gewoon is; en dan steeds weer die verliefde mensen met maar één idee in hun kop. Er wordt een bis schop uit het raam gegooid, en een giraffe, en een man doodt zijn kind om een of andere kleine ongehoorzaam heid. Het eindigt met een orgie waar Christus aan blijkt te hebben deelgenomen, dat was vooral waarom de film ver boden werd. De uitwerking die deze beelden in 1930 moet hebben ge had is niet meer voorstelbaar. Een van de grootste raadsels achteraf is hoe Bunuel een dergelijke film in die tijd gefi nancierd kon krijgen; het antwoord is dat alles werd be taald door de Vicomte de Noailles, voor wiens principes je nog meer respect krijgt als je leest dat hij de film nog dap per in het publiek heeft geprezen nadat hij geroyeerd was door de Jockey Club. Het prestige dat het lidmaatschap van deze club verleende is ook allang onbegrijpelijk gewor den; sommige passages in het werk van Marcel Proust ge ven er een idee van. Wat toen (en eigenlijk nog steeds) in alles de rol van dyna miet vervulde was religie. Er was (en is) goedbeschouwd niets ter wereld waardoor de mensen zich tot zulke razer nij laten opzwepen als het geloof. Ook verwijzingen naar de sexualiteit zijn daar ondergeschikt aan, dat was onge twijfeld ook iets dat Bunuel met deze film wilde laten zien: zonder religie is er op erotisch gebied alleen maar vrijheid en onschuld. 'Godzijdank ben ik Atheïst', luidde een uitroep van Bunuel, maar daarmee drukte hij eigenlijk alleen maar een intentie uit. Het geloof was hem in feite een onafgebro ken kwelling, die hem voortdurend aanzette tot het beden ken van uitdagingen, 'theologische gags', zoals Max Aub ze noemt (in Uren met Bunuel, Meulenhoff 1989), religieu ze visioenen - of pogingen tot heiligschennis. Een verhaal dat mij altijd is bijgebleven is dat Bunuel in Mexico de ge woonte had om dagelijks naar de Mis te gaan en hosties mee naar huis te nemen. Die gooide hij dan in een kooi met Foto uit L'age d'or, 1930. krekels, roepend: 'Zing dan, Hostie, zing dan, als je nog durft!' Ook als dit verhaal aprocrief is illustreert het op onnavolg bare wijze Bunuels geest, doortrokken van een, voor ie mand die Protestants is opgevoed zoals ik, onbegrijpelijk Rooms-Katholicisme. Wat Bunuel in staat stelde om daar mee enkele van de grootste films van alle tijden te maken was het Surrealisme, dat ik nog altijd beschouw als een van de meest indrukwekkende intellectuele doorbraken van de vorige eeuw.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 22