Ongelukkig op een eigen wijze
PZC
J
Chaos blijft chaoi
Wouter van Oorschot
De dreiging
Andrea
Voigt
synthese
woensdag 13 oktober 2004
eert van Oorschot
(1909-1987) stond
niet alleen bekend
als een markante, want eigen
zinnige en als het moest ge
haaide uitgever, hij verwierf
zich ook enige roem als au
teur van autobiografische ver
halen. Weliswaar werden zijn
boeken op de markt gebracht
onder het pseudoniem R. J.
Peskens, maar elke welinge
lichte lezer wist wie dat was.
In wezen draaide het schrijver
schap van Peskens maar om
één enkel thema: de confronta
tie met zijn ouders. Vader was
in zijn tijd een strijdbaar so
ciaal-democratische volksverte
genwoordiger, moeder een min
stens zo strijdbare anarchiste.
De jonge Geert werd met zachte
dan wel harde middelen ge
vormd in links vooruitgangsge
loof en maatschappelijk
non-conformisme. Geen wonder
dat hij naderhand heel wat blut
sen en blauwe plekken op zijn
ziel telde. Alleen daarom al
moesten boeken als 'Twee vor
stinnen en een vorst' en 'Mijn
tante Coleta' geschreven wor
den.
Zoon Wouter van Oorschot
(1952) is in zijn vaders sporen
getreden, eerst als opvolger in
de uitgeverij, nu ook als schrij
ver. De parallel gaat nog verder.
Verkleed als mens, de 'vertel
ling' waarmee hij deze maand
zijn debuut als auteur maakt, is
opnieuw een confrontatie met
een vader en een moeder. Geen
echte afrekening, eerder een
late, eigenlijk al te late poging
om antwoord te krijgen op aller
lei 'Uitgestelde vragen', zoals
het in de titel van Peskens' eer
ste verhalenbundel heet.
Wat Wouter van Oorschot over
het graf heen van zijn ouders we
ten wil is dit: hoe is het mogelijk
dat zijn acht jaar oudere broer
Guido, al vroeg uit huis ge
plaatst als onhandelbare en con
tactgestoorde jeugddelinquent,
ruim voor zijn twintigste total
loss was en geen andere uitweg
zag dan de gaskraan? hoe kon
het gebeuren dat niet alleen het
feit maar vooral de nasleep van
die zelfmoord het doen en laten
van de drie achterblijvers, va
der, moeder en tweede kind, zo
verschrikkelijk ging beheersen?
en waarom werd alles wat er
mee te maken had weggestopt,
gecensureerd, verdonkere
maand?
Geïsoleerd van hun context klin
ken de antwoorden als een ver
nietigend requisitoir: Guido
was slachtoffer van emotionele
verwaarlozing, werd het kind
van de rekening, zat klem in de
netelige relatie die zijn ouders
met elkaar onderhielden en de
belangen van de uitgeverij die
niet alleen voor Geert, maar ook
voor Hil van Oorschot-Munneke
voorrang had boven al het ande
re wat het leven hun bood.
Het waren die half zakelijke,
half ideële belangen die Wouter,
misschien eerder onbewust dan
bewust, ertoe dreven om de uit
geverij over te nemen, iets wat
hij naar eigen zeggen niet had
hoeven te doen als zijn broer er
niet voortijdig uitgestapt was.
Om maar niet te praten van de
verantwoordelijkheid waarmee
Guido's dood hem opzadelde
toen hij plotseling het jongetje
werd dat alles goed moest ma
ken, de beschermde Benjamin
die plotseling in de positie van
kwetsbare oudste kwam te ver
keren.
Slagschaduw
Hoe verwijtend de vragen soms
ook klinken, ze komen op uit ge
voelens waarin wrok gemengd
is met liefde. Die liefde is aller
eerst gericht op de 'niet-broer'
die Wouter van Oorschot op
roept uit de dood en tenslotte let
terlijk tot spreken brengt, ver
volgens op de moeder, die hij be
vrijdt uit de alles verduisteren
de slagschaduw van de vader,
en tenslotte ook op de vader
zelf, die in weerwil van zijn dic
tatoriale barsheid en manipula
tieve gedrag een kwetsbare en
deerniswekkende man blijkt te
zijn. 'Van zijn ganse leven over-
hem. Voor mijn beminden. Voor
hem.'
'Alle gelukkige families lijken
op elkaar', merkt Tolstoj aan
het begin van 'Anna Karenina'
op, 'maar elke ongelukkige fami
lie is ongelukkig op zijn eigen
wijze.' Verkleed als mens maakt
ziet hij hef privé gedeelte en oor
deelt het overwegend treurig.
Hoe hard durft hij in die beslo
tenheid voor zichzelf te zijn?
Zonder tot de bodem te gaan
vormt hij zich een oordeel over
zijn eigen rol in dat gezinsleven.
En die van Hil. En van Guido.
En ten slotte ook die van mij.
Schoon schip willen maken, let
terlijk - hoe treurig maar ook
hoe berekenend is hij, handelt
hij? Waar hij zich op verkijkt, is
de mogelijkheid dat ik ooit, in
plaats van met hem afrekenen,
mijn indiscretie wel eens zou
willen kunnen verpakken in lief
de: voor Guido, voor Hil, voor
die uitspraak helemaal waar.
Dit is geen boek dat mikt op al
gemene geldigheid, maar een
menselijk document met een
zeer persoonlijke signatuur en
een uiterst persoonlijk belang.
Niet alleen heeft Wouter van
Oorschot, anders dan senior,
van een pseudoniem afgezien,
hij heeft ook weinig tot geen
moeite gedaan om de feiten in
fictionaliserende sluiers te ver
hullen. De herkenbaarheid is on
evenredig groot, alleen al vanwe
ge de omstandigheid dat de pen
voerende zoon en zelfs de zeven
tien jaar geleden gestorven va
der in min of meerdere mate Be
kende Nederlanders zijn. Dat
maakt het niet gemakkelijk om
onbevangen te lezen en te oorde
len, zeker wanneer men, zoals
ik, bekend is met een deel van
de personages en situaties. Als
getuige ben ik getroffen door de
levensechtheid van de portret
ten en de liefdevolle aandacht
waarmee ze zijn getekend. Als
literair geïnteresseerde stoor ik
me aan het taalgebruik dat hier
en daar vervaarlijk aanzwelt tot
bombast en pathetiek, zeker in
die passages waarin Wouter van
Oorschot toegeeft aan de behoef
te om zijn eigen historie uit te
vergroten tot dé geschiedenis
van zijn generatie, de generatie
van babyboomers en wel
vaartskinderen die na de euforie
van de late jaren zestig en de
vroege jaren zeventig van een
wel zeer koude kermis thuiskwa
men en van de weeromstuit tot
grondeloos pessimisme vervie
len. Waar hij zich tot zichzelf en
zijn intimi beperkt is hij overtui
gend, want authentiek. Waar hij
zich opwerpt tot woordvoerder
van velen, schiet hij het doel ver
voorbij.
Jaap Goedegebuure
Wouter van Oorschot: Verkleed als
mens. Uitgeverij G.A. van Oorschot,
504 pag., €22,50.
En ik zocht je helemaal niet
en ik weet pas later wat dit zegt
als een neushoorn met ingehouden woede
brede poten, brede nek en borst, kop vooruit
ogen klein, bijziend maar kwaad
glanzend donker voor me staat
zijn buit ophaalt, zijn deel opeist
ik zocht je niet
maar ik kan niet om het koper heen
de kleur van aarde, modder, het ivoor
en de hardheid diep onder je ribben
Andrea Voigt
Het dier in jou, het dier in
mij. Er komen heel wat die
ren voor in de eerste dichtbun
del van Andrea Voigt (geb.
1968). In Schotland ziet ze balt
sende auerhanen: 'ze maakten
een geluid alsof een kurk/ werd
getrokken uit een fles'. In een
'tuin van de uitbundigheid' krui
pen onopgemerkt slangen rond.
Maar vooral de onverzettelijke
neushoorn uit het gedicht 'De
dreiging', volstrekt overbodige
titel, zal ik niet gauw vergeten.
Zeg het met dieren.
Er wonen heel verschillende die
ren in ons: aandoenlijke en aan
hankelijke, grillige en gevaarlij
ke. Waarom de dichteres met
een neushoorn te maken krijgt,
wordt uit het vers niet duide
lijk. Maar vanwege wat ik ver
der in De tempel van Saturnus
las, vermoed ik dat het met een
verhaal van hij en zij te maken
heeft. Op dit thema varieert de
dichteres veelvuldig, bijvoor
beeld in de tuincyclus waarmee
haar boek opent. De hij en zij
hebben verschillende ideeën
over wat een tuin moet zijn, en
uiteraard niet alleen over wat
een tuin moet zijn.
Zij verlangt naar 'rozen uit de
tuin der onwaarschijnlijkheid',
loopt 'dwars door alle cirkels/
doorbreekt de isobaren'. Hij
trekt zich terug in het kasteel
'en kijkt uit op de tuin van het
verstand'. De afloop laat zich ra
den. 'Mis mij niet', was het ad
vies al geweest. 'SPQR', een Ro
meins reisgedicht, is eveneens in
de gebiedende wijs gesteld. Ook
hier is het gebod om te vergeten:
'ga daar staan/ en verklaar voor
het volk van Rome/ dat ik geen
sporen onder je schedel trek/
geen scherven in je ogen achter
laat'. Met wortel en tak! In een
ander reisvers, het speelt in
Avignon, zien we nog zo'n men
tale exercitie: 'ergens ver weg
verloor ik een vriend/ was ik be
zig mij aan zijn geheugen te ont
trekken'.
Het verhaal van hij en zij, van
twee geliefden die elkaar even
naderen en zich weervam
verwijderen, kan licht dei
wekken dat het hieromnü
poëzie gaat. Zulke poezie:
trekt de tijgerlelies uit mij
haar,/ wie kust de pare!
mijn huid?' Gelukkig is Ar
Voigt meestal een vréémd
je. Een meisje dat beseftw
haar kracht ligt: in 'het
ongerijmde/ alles wat mei
sloot op iets anders'.
Haar gedichten zijn navet
Ze mijdt de sussende toon
toon van het-had-zoveel-1
ger-kunnen-zijn. Ze laat:
hoe erg de werkelijkheid:
chaos die ons omringt, bh
chaos. Haar gedichten hé
meestal rafelige randen.!
zorgen in al hun weerban
heid de lezer geen veiligr
een verontrust gevoel. Je
bange vermoedens van er
dicht dat eindigt met des
'ik begeef me naar de mei
met een wapen in mijn ta
bankbiljetten/ mijn harts
niet sneller dan normaal/
slenteren zorgvuldig voo:
reid'. Niet minder onheil
lend klinken de woorden
plant mijn vlag in eenmc
als koel de modder aan n
kels zuigt'. Geen kalmen
schouderklop, maar een
ge tik, en juist dat maakt
buut van Anna Voigt inti
sant. In ware poëzie over
het beest het meisje.
Mario M
Andrea Voigt: De tempel n
nus. Gedichten - Uitgeverij
Breda, 64 pag., €13,95.
Rudy Kousbroek
Cynisme en poëzie
it het feit dat iemand lacht is niet altijd met
zekerheid af te leiden dat hij ook gevoel
voor humor heeft, maar voor deze vogels
geldt dat in elk geval wel. Het is niet alleen
dat ze lachen, je kunt in één oogopslag zien dat ze ook in
staat zijn je aan het lachen te maken. In hun gezelschap
zul je je geen ogenblik vervelen. Deze dieren zijn doorge
winterde komieken, gewend om op het toneel te staan, een
komisch duo zoals Pat and Mike uit de boeken van P.G.
Wodehouse. Ze zijn duidelijk gewend om de wereld met
een ironische blik te bekijken. Beide vogels hebben iets cy
nisch, en cynisme is een van de grondslagen van het gevoel
voor humor, net als spot.
Een ander basis ingredient is scepsis. Goedgelovigheid is
humorloos. Deze dieren laten zich niets op de mouw spel
den. Ze kijken sceptisch, vooral aan het gezicht van de
rechtervogel kun je zien dat ironie nooit helemaal vrij is
van spot. Iemand nadoen, iemands manier van spreken imi
teren: ook dat is een talent dat niet bestaan kan zonder een
fond van boosaardigheid.
Tegelijk stralen deze dieren een onweerstaanbare vrolijk
heid uit. Ik ben ervan overtuigd dat deze vogels, als zij lid
waren geweest van de kinderboekenjury die de 'Griffel der
Griffels' moest toekennen aan 'het beste kinderboek van
de afgelopen vijftig jaar', deze onderscheiding niet aan
Tonke Dragt zouden hebben toegekend. Zij zouden die
Griffel der Griffels zonder enige aarzeling gegeven hebben
aan Annie M.G.Schmidt, nog altijd verreweg de beste
schrijver van literatuur voor kinderen die ons taalgebied
heeft voortgebracht.
Niet dat het bekroonde werk, De brief voor de koning, niet
deugt; integendeel, het is een degelijk geschreven boek van
een hoog zedelijk besef, waarin de deugd beloond en het
kwaad ten val wordt gebracht, zoals ook in bijvoorbeeld
The Lord of the Rings. En, net als dit machtige epos, volko
men humorloos.
Ook Tolkien wordt door drommen mensen gelezen en fasci
nerend sprookjesachtig gevonden. Wat is er mis mee? Zon
der twijfel ben ik een humeurige dwarskijker maar voor
mij is het de verkeerde sprookjesachtigheid. Als ik moest
uitleggen waarom zou ik antwoorden: het is de sprookjes
achtigheid van een geloof, ik ben er allergisch voor. De ech
te sprookjesachtigheid berust op een soort esprit defron-
de, op cynisme en poëzie. Zoals bij Annie Schmidt.
Het is niet alleen pijnlijk en beschamend maar ook para
doxaal dat een land dat een schrijfster van dat formaat
heeft kunnen voortbrengen, het benul niet heeft om de uit
zonderlijke kwaliteit van haar werk te onderkennen. De
criteria waaraan in Nederland kinderboeken worden be
oordeeld zijn sterk onderhevig aan mode en veranderen
voortdurend, maar de beste boeken van Annie M.G. heb
ben nooit griffels gekregen; sterker nog, die minkukels van
de kinderboekenjury's hebben het ook nog in hun zelfvol
dane koppen gehaald een subtiel meesterwerkje als Jip en
Janneke moreel te veroordelen; het is namelijk 'rolbevesti-
gend'.
Ook hier weer diezelfde paradox: talloze Nederlandse kin
deren zijn met Jip en Janneke grootgebracht - en de hemel
zij dank, want dat is een van de weinige boeken waar ze
tenminste ook nog mooi en foutloos Nederlands van leren.
Deze ingenieuze wonderboekjes zijn omiskenbaar een fun
dament van onze taal en cultuur, maar dat wordt officieel
geloochend omdat een stelletje spitsburgers in spijker
broek ze niet politiek correct vindt en 'niet serieus ge
noeg'.
Ironie is een uiting van beschaving. Aanhangers van een
geloof kennen het niet en ze haten het. Ongeletterde men
sen weten er geen raad mee want ze nemen alles letterlijk;
ze voelen zich belaagd en bespot door grappen die ze niet
begrijpen. Alleen al daarom is er niets dat zo gehaat wordt
als spot.
Boeken waarin humor een rol speelt worden sowieso niet
als serieuze literatuur beschouwd. Dat gebeurt om eerlijk
te zijn niet alleen maar in Nederland, het bestaat ook in
Frankrijk, waar André Malraux een schrijver van veel gro
ter formaat werd gevonden dan Raymond Queneau, want
Schoenbek-ooievaars (Balaeniceps rex) uit tropisch Afrika. Foto Museum voor Midden-Afrika. Tervuren, 1994.
dat was 'un amuseur', die maakte grappen. Een verrassen- die bij het uitgaan van de school naar hun ouders toelopen
de opmerking, gemaakt door een Canadese met twee kinde- lachen niet. Sindsdien heb ik er op gelet. Het is waar. Ik
ren op een Nederlandse school, was: Nederlandse kinderen heb geen verklaring.
foto Klaas Koppe
Wouter van Oorschot