De hoeve van Han Priem
Sterren zijn nog steeds belangrijk op zee
Bevelandse Zak
geniet al 15 jaar
bescherming
23
dinsdag 5 oktober 2004
Is het een actiegroep? Nou,
nee. Maar het is ook weer
geen instituut. Voorzitter Mieke
Tinge en secretaris Tunnis
Meijer van de stichting Behoud
de Zak van Zuid-Beveland
(BZZB) kunnen het zelf ook niet
zo gemakkelijk duiden. Zeker is
dat de BZZB inmiddels vijftien
jaar bestaat en dat het niet voor
niets is geweest. Enkele succes
sen kan het bestuur in ieder ge
val melden.
Zoals het tracé-compromis
voor, wat toen nog heette, de
Westerschelde Oeververbinding
(WOV). Toen, na bijna dertig
jaar geharrewar over een brug,
of een tunnel of een brug-tun-
nel, het er plotseling op ging lij
ken dat er wat gebeuren zou,
dreigde ineens het spookbeeld
van asfalt dwars door de Zak.
De kortste weg tussen een aan-
landingpunt vanuit Terneuzen,
in de buurt van Ellewoutsdijk,
naar de Rijksweg A58 en de Del
taweg, liep dwars door de Zak
van Zuid-Beveland, waarvoor
juist een lobby was begonnen
om hem alsnog tot Waardevol
Cultuurlandschap aan te wij
zen. Bezorgde Zakbewoners
richtten de BZZB op en vonden
aanvankelijk de gemeente Borse-
le geheel aan hun zijde. Borsele
was helemaal tegen een WOV
tussen Terneuzen en Ellewouts
dijk en opteerde voor Borsse-
le-Hoofdplaat. Het werd, veel
onderhandelingen, compensa
tie-beloften en onderzoeken la
ter, een compromis. De weg
naar de tunnel loopt niet echt
door de Zak en de BZZB heeft
formeel zijn zin gekregen.
Mieke Tinge: „Eigenlijk was het
beter geweest als de rechte, nieu
we polders rond Borssele ook
binnen de begrenzing waren ge
vallen en de verbinding toch tus
sen Hoofdplaat en Borssele was
gekomen. Het dorp zou dan
door de weg afgesloten zijn ge
weest van het industriegebied."
„Het WOV-verhaal is nog niet
klaar", meent Tunnis Meijer.
„Het gedoe met de Sloeweg is
volop aan de gang. Wij vinden
nog altijd dat het verkeer beter
over de Bemhardweg naar het
noorden, richting Rijksweg kan
worden geleid. De Sloeweg
hoort weliswaar niet bij de Zak,
maar we zijn er wel achter dat
de uitstraling van de omgeving
even belangrijk is. De aanleg
van het Sloebos is overigens
deels een uitvloeisel van die
WOV. Bij de inpassing van het
tracé en de daaraan gekoppelde
aanleg van het Sloebos, is de
BZZB nauw betrokken ge
weest." Op het gebied van uit
straling heeft de BZZB met de
windmolens in de Willem Anna-
polder leergeld betaald. Toen
die er goed en wel stonden, kre
gen de bewoners van de Zak in
de gaten dat ze, vooral gezien
van grote afstand middenin de
Poel, de horizon hinderlijk ver
vuilden. De stichting wil er alles
aan doen om te voorkomen dat
zoiets aan de andere kant van
de Zak, bij de Kaloot, met een
containerterminal opnieuw ge
beurt. „We zijn faliekant tegen
de WCT en we werken met ieder
een samen om de aanleg te voor
komen."
Tinge, één van de langst zitten
de bestuursleden, heeft de stich
ting wel wat zien veranderen.
Begonnen met oprecht bezorgde
burgers, kun je de BZZB nog
steeds niet betitelen als een ge
wiekste club, maar veel beter
dan vroeger kennen de bestuurs
leden de weg in het land van de
gewiekste beleidsmakers. Daar
voor heeft de stichting net iets
te vaak een deksel op de neus ge
kregen. Niet zelden bleken cul
tuurhistorische zaken als boe
renschuren, een weegbrug of
een varkenskot, al afgebroken
voordat de BZZB bezwaar had
kunnen maken tegen de sloop
vergunning. „We zitten nu veel
meer op het vinkentouw; krij
gen ook eerder inzage in de ver
gunningsaanvragen want bij de
gemeente Borsele vonden ze dat
toch ook wel gênant." Meijer
noemt een lijstje op van zaken
die de BZZB goed in de gaten
zal moeten houden: „De pracht-
boerderij De Bushoeve bij Drie
wegen, bijvoorbeeld, die staat
momenteel leeg en we weten
niet wat ermee gaat gebeuren.
Ook het Hof Dierik, bij Oudelan-
de, wordt sinds kort met meer
als boerderij gebruikt. De pach
ter heeft verderop nieuw ge
bouwd. Onbruik is een bedrei
ging voor iedere boerderij. Een
ander speciaal object is het hele
gebiedje van Adrie van der Meu-
len aan de Zuidweg in 's-Heer
Abtskerke. Op zijn eigen manier
heeft hij daar een stukje van de
oude Poel behouden. Maar alles
is zo slecht, dat het risico levens
groot is, dat er een bulldozer
doorgaat, als je even niet kijkt."
Voor een bestuur van zes men
sen is het eigenlijk iets teveel
werk. Tinge: „We zijn wel wat
verjongd en we hebben 450 do
nateurs, maar het werk wordt
door het bestuur gedaan met
hulp van een handvol vrijwilli
gers. Nu we een nieuw logo heb
ben ingevoerd, is het misschien
verstandig de aanpak wat te ver
breden, meer de markt op gaan
bijvoorbeeld, ook om nieuwe do
nateurs te werven."
Mieke van der Jagt
Stichting Behoud de Zak van
Zuid-Beveland viert haar 15-ja-
rig bestaan op 15 oktober in De
Stenge in Heinkenszand met
een debat over 'Wel of niet ont-
polderen in de Zak van Zuid-Be
veland?' J. Mandos, oud-burge
meester van Borsele, zit het de
bat voor.
De Bushoeve bij Driewegen: Stichting Behoud de Zak van Zuid-Be
veland houdt nauwlettend in de gaten wat er met de boerderij gaat
gebeuren nu-ie niet meer gebruikt wordt. foto Willem Mieras
De ligging van de
Rampaert-hoeve bij
Sint-Maartensdijk is uniek.
Het is waarschijnlijk het
best verscholen geheim van
Tholen. Aan het einde van
een niet-publieke dijk, om
zoomd met hoge bomen, ligt
in het groen verborgen de
Rampaert-hoeve van Han
en Janny Priem. Je moet
echt zoeken om er te ko
men, maar dat zoeken
wordt ruimschoots beloond.
Het massieve boerenhuis, ge
bouwd in een mengeling
van oude Zeeuwse moppen en
IJsselsteentjes, rijst stoer en on
verzettelijk op onder aan de
dijk. Erachter een nieuwe
schuur, gebouwd in 1921, toen
de oude afgebrand was. De
naam Rampaert heeft Han
Priem zelf aan de hoeve gege
ven. Het was de historische veld
naam voor het perceel grond dat
om de hoeve heen ligt. Maar de
oude naam waaronder de boer
derij al eeuwen bekend stond, is
het Ceciliahof. Han Priem, ro
buust en zelfverzekerd, zette
zijn eigen stempel en zijn eigen
gekozen naam op d' ostie en het
erf dat hij met prachtige, histo
risch verantwoorde bomen be
plantte. Zo sterk is zijn persoon
lijkheid dat de mensen op Tho
len het hebben over 'de hoeve
van Han Priem'.
Op het huis van het Ceciliahof
staat het jaartal 1738. Dat kan
niet anders dan verwijzen naar
het jaar van een verbouwing. De
stijl, de stenen en de balken
doen eerder aan een 16de eeuws
huis denken. Het oogt allemaal
oeroud met af en toe een stukje
bouwsel eraan van jongere da
tum. De schuur van vóór 1921
was reusachtig groot en ook
zeer oud, althans volgens de ver
halen. Als je dan van Han Priem -
hoort dat de Noordpeldêf-
waarin de boerderij gesitueerd
is - oorspronkelijk vier boerde
rijen had die allemaal op dezelf
de wijze gebouwd waren als het
Ceciliahof, dan rijst al heel
sterk het vermoeden dat je hier
te maken hebt met oude hoeven
in een zeer oude polder, in eigen
dom bij één rijke landeigenaar.
De polder dateert in ieder geval
uit 1369 of vroeger. Frank van
Borssele, één van de telgen uit
Zeelands meest roemrijke grafe
lijke geslacht, heeft de Noord
polder ingedijkt. Bij het stadje
Sint-Maartensdijk had hij al
een groot kasteel en veel land,
en daar kwam de Noordpolder
bij. In 1570 is de polder onderge
lopen en waarschijnlijk groten
deels geruïneerd. Zou je mogen
veronderstellen dat er daarna -
na de nieuwe inpoldering - vier
grote hoeves zijn neergezet,
waarvan het Ceciliahof er één
is? Het is en blijft gissen, maar
de stenen en de bouw wijzen op
een dergelijk tijdstip. Boven
dien beschikten de van Borsse-
le's toen nog over genoeg aan
zien en pecunia om vier unifor
me hoeves tegelijk neer te kun
nen zetten.
Op z'n Thools
Op Smerdiek wordt Han Priem
'Han van de schooljuffrouw' ge
noemd. Zijn moeder was daar
onderwijzeres, zijn vader zat op
het land. Die boerde op tien ge
meten, vier hectare dus. 'Op z'n
Thools', zoals ze in de rest van
Zeeland zeggen: met weinig
grond en hard werken toch een
redelijke boterham verdienen.
Sla, boontjes, vroege aardappe
len, kool en andere groenten
kweekte hij. Al voor de oorlog
had hij een vrachtwagentje,
waarmee al die groenten naar
de veiling in Barendrecht of
naar de markt in Antwerpen
werden gebracht.
Goed en vakkundig tuinieren,
hard werken en inventief bezig
zijn - zo hebben velen op Tholen
hun brood verdiend en zo ook
Johannes (Jewanries) Priem. Hij
bouwde op zeker moment zelfs
een schuur van stro om zijn kool
koel te bewaren. En 's winters,
als het te koud werd, stookte hij
een kachel in die schuur om zijn
kool op temperatuur te houden.
In diezelfde stroschuur hield hij
tijdens de oorlog (toen hij geen
groenten kon transporteren) een
stel melkkoeien.
Han erfde het intellect van zijn
moeder en de vindingrijke werk
kracht van zijn vader. Vóór en
na schooltijd en in de weekein
den hielp hij altijd zijn vader op
het land. Hij wiedde de sla,
melkte de koeien en mende de
paarden. Zoals dat vaker gaat,
wilde hij enerzijds graag boer
worden en anderzijds graag le
ren. Hij deed het beide. Na de
lagere school bij z'n moeder
ging hij naar de HBS in Bergen
op Zoom en daarna naar de Ho
gere Landbouw School in Dord
recht. En ondertussen altijd
maar helpen bij pa, op het hoef
je dat flink groeide. Na de HLS
haalde hij nog de akte voor on
derwij sb evoegdheid
Toen hij met al z'n diploma's
weer arriveerde in Smèrdiek,
werd hij opgewacht door de bur
gemeester en het hoofd van de
lagere school waar z'n moeder
werkte. „Kom alstublieft les bij
ons geven", vroegen ze. Han
zocht eigenlijk een andere (land-
bouw)baan, maar zwichtte voor
de druk. Hij werd een paar jaar
onderwijzer van de derde klas
en kreeg veertig leerlingen on
der z'n hoede. Van 6.00 tot 8.00
uur 's morgens werkte hij bij z'n
vader. Dan verkleedde hij zich,
stond voor de klas, en om onge
veer 16.00 uur 's middags kleed
de hij zich weer om en ging naar
het land of de boerderij. Die
stond in het dorp zelf in de wijk
Achter 't Bos. Dus op de grond
waar de van Borsseles en Jaco-
ba van Beieren heel lang gele
den een jachtbos hadden gehad.
Na een jaar of drie kwam de
kans waarop hij wachtte. Hij
werd praktijkleraar voor alle
ZLM landbouwscholen in Zee
land. Zo reisde hij wekelijks
door de hele provincie en leerde
hij jongens - en later ook meis
jes - om te gaan met machines,
motoren en allerlei landbouw
werktuigen. Maar hij leerde ze
ook kunstmest strooien, draina
ge aanleggen of met de zeis
maaien. Ondertussen bleef hij in
zijn overige tijd ook nog boer.
De watersnood had huis gehou
den op Tholen, dus moest er ook
landbouwkundig gereorgani
seerd worden. De ruilverkave
ling kwam en Han, die inmid
dels samen met z'n vader boerde
op het ouderlijk bedrijf (dat tot
twaalf hectare was gegroeid),
meldde zich bij de verkavelings
commissie. Ze wilden weg uit
het dorp. De commissie hoorde
hen welwillend aan en na enige
initiatieven van de kant van bei
de Priems kocht de commissie
op hun verzoek het Ceciliahof
met zestien a zeventien hectare.
Daar zat de oude boer Bazen op,
maar die wilde stoppen en
graag plaats maakte voor Johan
nes en Han Priem. Aldus ge
schiede.
Han trouwde en ging op de mo
numentale boerderij wonen, ver
bouwde eigenhandig het oude
en oncomfortabele huis, en wist
met enige listen Monumenten
zorg buiten de deur te houden.
Han boerde en vader hielp hem
of soms andersom, want een full
time baan combineren met het
runnen van een boerderij is
geen sinecure. Zeker niet als je
veel pootgoedaardappelen
kweekt en zaaizaden voor Van
der Have teelt, compleet met de
selectie die daarbij hoort.
Maar toch was deze combinatie
vooral voor Han ideaal. Wat hij
als leraar onderwees, kon hij
eerst op het eigen bedrijf uitpro
beren. Dat deed hij veelvuldig
en grondig.
Er waren soms wel zeven tracto
ren op de hoeve aanwezig om al
le praktijklessen maar goed te
kunnen voorbereiden. In feite
heeft de praktijkleraar Han
Priem, die al gauw door heel
Zeeland bekendheid kreeg van
wege zijn lesmethodes, een der
tigtal jaren dag en nacht ge
werkt. Met prachtige resultaten
op z'n bedrijf en op de school.
Toen hij rond 1992 met pen
sioen ging, had hij een hele gene
ratie jonge Zeeuwse boeren de
nodige praktijk- en andere ken
nis bijgebracht. Spreek een wil
lekeurige boer in Zeeland aan
en vraag hem naar Han Priem,
dan krijg je gegarandeerd een
verhaal van een kleurrijke per
soon waarvan hij heel veel ge
leerd heeft.
Na zijn pensioen boerde Han
Priem nog een paar jaar op z'n
gemak - hij moest wel. Zijn ei
gen motor was een beetje versle
ten. Hij ruimde eerst zijn mest-
vee op, toen zijn schapen, ten
slotte verkocht hij bijna al z'n
land. Zolang het kan, blijven
Janny en hij op de prachtige
plek wonen die Rampaert of Ce
ciliahof heet. Opvolgers zijn er
niet, dus ook hij zal de laatste
boer zijn op deze markante
oude Thoolse hoeve.
Gerard Smallegange
Han Priem voor zijn monumentale hoeve bij Sint-Maartensdijk. foto Dirk-Jan Gjeltema
Er komt wat voorbij va
ren op de Westerschelde.
Vijftigduizend zeesche
pen per jaar, op weg
naar Antwerpen, Gent,
Terneuzen. De Wester
schelde is één van de
grootste loodsgebieden
ter wereld. Nederlandse
en Vlaamse loodsen zor
gen voor een veilige af
wikkeling van al die
scheepvaart. In deze ru
briek wordt wekelijks be
richt over het reilen en
zeilen van de loods-
dienst.
Hoe oud de loodskotter Men-
kar ook mag zijn, het
schip functioneert nu nog pri
ma. Tot het Nederlands Loods
wezen en de Vlaamse loods-
dienst de komende jaren over
stappen op een nieuw belood-
singssysteem met moderne
swaths - catamaran-achtige
schepen - kan het onder de re
gie van de marine gebouwde
vaartuig mee. Met kunst- en
vliegwerk, want bijvoorbeeld
reserve-onderdelen voor de mo
toren zijn moeilijk te krijgen.
Zeven van dit soort schepen
heeft het Nederlands Loodswe
zen bij de verzelfstandiging in
1988 van de rijksoverheid over
genomen. Voormalig voorzitter
Ane Nauta van het Nederlands
Loodswezen, regio Scheldemon-
den, heeft thuis veel papieren
bewaard. Hij diept zo de namen
van de zeven loodskotters op:
de Wega uit 1968, de Spica uit
1973, de Fomalhaut uit 1974, de
Altair uit hetzelfde bouwjaar,
de Menkar en de Mirfak uit
1977 en de Markab van een jaar
later. De loodsen kregen de
schepen in 1988 niet in de
schoot geworpen. Ze moesten er
al naar gelang de leeftijd drie
(Wega), zes (Spica, Fomalhaut
en Altair) en negen miljoen gul
den (Menkar, Mirfak en Mar
kab) voor betalen, per stuk. Van
de zeven loodskotters zijn er an
no 2004 nog drie in de vaart bij
het Nederlands Loodswezen, de
drie jongste. De andere zijn niet
gesloopt, maar verkocht, zon
der de kranen voor de loodsjol-
len. Want vóór alles wilde het
Nederlands Loodswezen tegen
gaan dat een concurrerende
loodsdienst van de schepen ge
bruik zou gaan maken bij door
voering van de marktwerking.
Eén van de oude loodskotters
heeft een tijdlang voor milieuor
ganisatie Greenpeace gevaren.
„Wij hadden daar niets mee van
doen", meldt oud-voorzitter
Nauta, voor de goede orde.
„Het bedrijf dat het schip
kocht, heeft het aan Green
peace verhuurd." De rijksvaar
tuigen waren voldoende dege
lijk gebouwd om voor acties in
gezet te worden én ze waren
blijkbaar ook comfortabel ge
noeg. Enkele van de afgedankte
'oude beestjes' zijn omgebouwd
tot zeegaande jachten en varen
nog steeds over de wereldzeeën.
Wega, Spica, Menkar, het zijn
allemaal sterren. Het Neder
lands Loodswezen heeft er pa
tent op om zijn schepen naar
sterren te vernoemen. Zonder
sterren kon een zeeman in vroe
ger tijden niet navigeren, van
daar. De Menkar, leert een klei
ne zoektocht, betekent 'neus' en
bevindt zich op honderddertig
lichtjaren van de aardbol en is
één van de helderste sterren in
het sterrenbeeld. De afloskotter
van de Menkar, de Mirfak ('elle
boog'), staat op een afstand van
bijna zeshonderd lichtjaren en
de in Rotterdam nog actieve
Markab ('schouder') op bijna
honderdveertig lichtjaren,
's Avonds aan boord van de
Menkar is op deze reis aan het
einde van de zomer niets te zien
aan de sterrenhemel, op dertien
mijl uit de kust van Westkapel-
le. Te bewolkt. Voor de scheep
vaart die het Oostgat langs de
Walcherse kust in moet, wijst
een lichtenlijn de weg. De klei
ne ijzeren vuurtoren op de dijk
van Westkapelle en de grote
vuurtoren in het dorp staan in
eikaars verlengde en vormen sa
men die lichtenlijn.
Het Oostgat is een vrij smal
vaarwater en voordat schepen
vanaf zee in het Oostgat kun
nen komen, moeten ze verschil
lende zandbanken passeren. De
grotere schepen, zoals deze
avond om elf uur de Republica
di Amalfi, gaan niet over de ban
ken, die gaan 'westrond', steken
de Westerscheldemonding over
naar de Wielingen om zo naar
Vlissingen, Terneuzen, Gent of
Antwerpen te varen. De 216 me
ter lange Republica di Amalfi
steekt 7,7 meter diep. „Een va
rende schoenendoos", om
schrijft stuurman Feite Bos het
gele gevaarte dat langzaam
voorbij schuift, als de zeeloods
met de loodsjol naar het schip
vaart. In een flink tempo schiet
de waterjet aangedreven loods
jol over de kalme Noordzee.
Sinds begin jaren negentig be
schikt het loodswezen over jol
len met deze voortstuwing.
Voordien waren ze uitgerust
met gewone motoren, met 'puf-
fertjes'. Hoe oud de loodskot
ters ook zijn, dankzij dit soort
vernieuwingen en volgestouwd
met moderne apparatuur in de
scheepsbrug kunnen ze de der
tig jaar nog net vol maken, voor
dat de nieuwe schepen, de
swaths, er zijn.
Harmen van der Werf