pzc vrij Ik zit hier zo als een vogel Een lange slinger geeft een rustige tik M Is*.,. Woning op een bunker in Breskens Verliefd op de pruim W3 WOON Redactie bijlagen: 0113-315680 jvww.pzc.nl c.mail:redactie@ pzc.nl Postbus 31, 4460 AA Goes Advertentie-exploitatie: Noord-en Midden-Zeeland: 0113-315520; Zeeuws-Vlaanderen: 0114-372770; Nationaal: 020-4562500. zaterdag 25 september 2004 Onder de woning is het beton van de bunker nog zichtbaar. De woning van Jaap Risseeuw op een bunker in Breskens. foto's Peter Nicolai Risseeuw bij dekeermuur ttt bescherming. i 1 -| Kantoorruimte in een watertoren, een woning in een molen of hotelkamers in een vuurtoren. Regelmatig krijgen bijzondere gebouwen een nieuwe bestemming. Jaap Risseeuw (76) uit Breskens woont op een wel heel bijzonder plekje. Verscholen tussen de bossen langs de oude Rijksweg, is zijn huis bo venop een Duitse bunker uit de Twee de Wereldoorlog gebouwd. Ooit ston den er 236 in en rond het dorp. „Ik woon in Breskens, maar er eigen lijk ook weer buiten. Beter kan het wat mij betreft niet. Ik zit overal vlak bij en tegelijkertijd ben ik zo vrij als een vogel", vertelt hij gezeten aan de tafel in de woonkamer op de eerste verdieping. Het terrein met opstallen is zo'n zes duizend vierkante meter groot. In de wei naast het huis loopt een paard. Ook scharrelen er enkele ganzen. Die doen dienst als waakhond. Oude pak huizen herinneren aan de graanhan del die Risseeuw jarenlang dreef. Die worden nu onder meer gebruikt als ca ravan- en botenstalling. In een van de pakhuizen staat nog een origineel rol- vat, dat de Duitsers gebruikten om benzine in te doen. Aan de buitenkant van het vat zitten twee stalen banden, waardoor het makkelijk over de grond kan worden gerold. Even verderop staat de begroeide mo- lenstomp uit 1853, een overblijfsel uit de tijd dat zijn vader molenaar was. Elders op het terrein staan nog twee bunkers, waaronder een geschutsbun- ker. Een andere bunker is enkele ja ren geleden gesloopt om plaats te ma ken voor een parkeerterrein. „Die is zelfs nog jarenlang gebruikt als kleed ruimte van de voetbalclub." Drooginstallatie Garageboxen aan de noordzijde van het huis zijn andere restanten uit de oorlogstijd. „Dat was vroeger een drooginstallatie van hout voor de gas generatoren van auto's van de Duit sers." De Duitse bunker - uit 1942 of 1943 - waarop het huis is gebouwd, deed in de oorlog dienst als opslagplaats voor benzine. De ruim tachtig centimeter dikke muren van het rechthoekige ge bouwtje zijn gemetseld. Het platte dak is van beton. Dat vormt de basis van het in 1946 gebouwde huis. „De grond was van mijn vader en mijn oom heeft het huis laten bouwen. Ik vermoed dat er een herbouwplicht was, omdat er veel woningen door de bombardementen in de oorlog waren verwoest." Na het overlijden van zijn oom betrok ken Jaap Risseeuw en zijn (inmiddels ook overleden) echtgenote de woning in 1962. „We waren altijd verliefd op dit plekje. We vonden het ook een leuk huisje." De oppervlakte van de bunker is krap vijftig vierkante meter. Om een iets groter huis te kunnen bouwen, werd in 1946 aan de noordzijde een aan bouw neergezet. Hierbij is gedeelte lijk gebruik gemaakt van de vrijstaan de keermuur die was bedoeld om de bunker te beschermen tegen gra naatinslagen. „Aan die kant zaten twee met metaal beslagen houten deuren. Die zijn eruit gehaald. In de aanbouw zijn de achter deur en de binnentrap gemaakt. In fei te is het een doorgang naar de twee oude bunkerruimtes. De wc zit ook op de begane grond, want daar was bo ven geen ruimte voor." Het huis met puntdak beschikt op de bovenverdieping over een woonka mer, keuken en slaapkamer. In die laatste ruimte staat een losse douche. „Echt ruim en superdeluxe is het dus niet. Maar voor ons was dat nooit een probleem. We hebben namelijk geen kinderen." De rechthoekige bunker had ook in de oorlogjaren een puntdak. Van boven af leek het dan een gewoon huis, waar door (verkennings)vliegtuigen van de geallieerden het niet herkenden als oorlogsobject. „Het was dus eigenlijk een redelijk originele manier van de Duitsers om de vijand te misleiden. Dat deden ze wel vaker. Sommige gro te bunkers leken van bovenaf op een boerenschuur." De woning op de bun ker is nog geheel in originele staat. In de loop der jaren is er wel regulier on derhoudswerk gepleegd. Zo zijn onder meer de kozijnen vervangen en is een nieuwe keuken geplaatst. Drie jaar ge leden werd het dak vernieuwd, omdat het oude dak doorlekte. Aan de buitenkant herinneren de wit gepleisterde muren in niets meer aan een bunker. Tegen de muur aan de zuidzijde is een halve steen gemetseld, omdat vocht er vrij spel had. „Vroeger was die ook gepleisterd, maar we zit ten hier aan de regenkant. Die muur sloeg dus helemaal door. Aan dezelfde kant zijn in de bunkermuur ook twee ramen gemaakt, waardoor licht naar binnen kon." De imposante binnenmuren verraden nog steeds de bunkerbouw. De oor spronkelijke opslagruimtes voor benzi ne zijn tegenwoordig in gebruik als bergruimte. „Net als bij zoveel andere mensen gaat het om spullen die je nog niet wil weggooien, maar die er waar schijnlijk ook nooit meer uit komen." De buitentrap naar de voordeur van het huis loopt over het voormalige ko Vanuit de woonkamer heeft Risseeuw een mooi uitzicht op zijn weitje. lenhok. De trap is ook door oudere mensen nog fatsoenlijk te beklimmen. Met de steile binnentrap is dat een heel ander verhaal. „Ik denk dat je daar tegenwoordig niet meer mee wegkomt. Maar geluk kig ben ik op mijn leeftijd nog goed ter been. Het lukt het me nog steeds om zonder problemen boven of bene den te komen. Het zou wel een pro bleem kunnen worden als mijn benen me in de steek laten. Een lift zou dan een oplossing zijn, maar dat zie ik niet zo snel meer gebeuren." Zolang zijn gezondheid het toelaat en er geen koper komt die een goed bod doet op zijn woning en de bijbehoren de grond met opstallen, blijft Riss eeuw op zijn vertrouwde stekje wo nen. Wat er met de bunker moet ge beuren als hij er niet meer is, vindt hij niet zo belangrijk. „Aan de ene kant is het leuk dat hij be waard blijft, maar aan de andere kant maakt eigenlijk weinig uit. Zo mooi of bijzonder is hij nu ook weer niet. Als niemand in mijn huis wil gaan wonen of een projectontwikkelaar vindt dat hij gesloopt moet worden, is dat jam mer maar meer ook niet." Jaap Risseeuw voegt er aan toe dat hij geen gebrek heeft aan historisch be sef. Zo is de beroering rond de inmid dels stilgelegde sloop van de - volgens kenners unieke - mortierbunker pal tegenover zijn huis hem uiteraard niet ontgaan. Hij heeft begrip voor die commotie, maar tegelijkertijd vindt hij praktische overwegingen belangrij ker. „De grond waarop dat ding staat, is aangekocht als bouwgrond. Het is al tijd een obstakel geweest en het staat er al jarenlang niets te doen. Dus als ze hem willen afbreken en er huizen willen bouwen, moeten ze dat vooral maar doen. Want je moet ook niet ver geten dat er groot gebrek aan bouw grond in Breskens is." René van Stee Naam: Reinder Kooi Woonplaats: Middelburg Beroep: Klokkenmaker Belangrijkste gereedschap: de loep Hij houdt er niet van om ingewikkeld te doen. Zeker niet over zijn vak „Ik ben klokkenma ker. Uurwerkrestaurateur, dat klinkt zo deftig. Nee, dat doe je maar in Amsterdam, hier maak ik gewoon klokken." Reinder Kooi zit in zijn werk plaats bij zijn Middelburgse woning. Een tiental klokken hangt, ligt en staat rondom hem heen. Van een kitscherig gevalletje met een geschilder- derd uurwerkje waarop een herder zijn schapen hoedt, tot de buitengewoon fraaie wijzerplaat van een Amsterdamse klok. Met kast samen al snel goed voor zo'n dertig mille. De kast staat overi gens bij een meubelrestaurateur. „Dit is een prachtig exemplaar", zegt de klokkenmaker ter wijl hij haast liefdevol het uurwerk aanraakt. „Moet je kijken, niet alleen geeft hij de tijd aan zelfs met seconden, maar ook de maanstand." In derdaad, een vollemaansgezichtje piept tussen de takken van de boom die onderdeel uitmaakt van de schildering op de wijzerplaat. „Zie je hier die CTaatioc Hïinrin hnrpri rlrip hnntips van messing. Die schommelen met het ritme van de slinger heen en weer. Hier zit ook een vissertje. Zijn hen geltje schiet eens in de twee minuten omhoog. Dan heeft hij zeker beet! Fantastisch toch?" De manier waarop hij over zijn vak praat, ver raadt zijn grote liefde voor klokken. „Ik heb tij dens mijn opleidingsstage al besloten om uitslui tend met klokken aan de slag te gaan en niet met horloges. Ik voelde er niets voor om bij een juwe lier bandjes en batterijtjes te gaan zitten vervan gen." Na zijn opleiding voor uurwerkmaker alge meen volgde hij de opleiding goudsmeden in Schoonhoven. Lachend: „Ik ben niet creatief, dus ik ben in de klokken gebleven. Ik heb bovendien een sterke binding met klokken. Er is een chemie tussen mij en de klok." Reanimeren Voor hem ligt de uitdaging erin een oude klok op zo authentiek mogelijke manier te restaureren. „Wij klokkenmakers noemen dat reanimeren. Je kunt heel makkelijk met nieuwe onderdelen een reparatie uitvoeren, maar dat is niet wat ik wil. Ik probeer het zo origineel mogelijk te doen. Het is een kwestie van langetermijndenken. Die klok gaat nog heel lang mee. Bovendien moet je ook denken aan ie opvolger, de klokkenmaker dip na jou de klok in handen krijgt. Die moet er ook mee kunnen werken." Hij pakt een doos met onderdelen van een Friese staartklok. „Deze is in handen van een beun ge weest. Dat kun je zien aan de manier waarop er aan gewerkt is. Eeuwig zonde. Nu moet ik maar zien dat het weer goed komt. Wat ik doe is simpel samen te vatten, ik zorg ervoor dat de slinger ge noeg energie krijgt om te kunnen lopen." Zo een voudig als het klinkt, is het in de praktijk niet al tijd. De Middelburger is soms dagen aan het puz zelen, slijpen, schuren enzovoorts om een uur werk weer aan het lopen te krijgen. Alle gereed schap binnen handbereik, met als hoofdrolspeler zijn loep. „Zonder loep kan ik net werken." „Ik krijg vaak klokken die uit een erfenis komen. Die worden aan de muur gehangen, of neergezet en dat is dat, bedankt tante. Twintig jaar lang doet zo'n klok het, maar op een ochtend staat het uurwerk opeens stil. Dan komen ze hier met de mededeling: 'hij heeft het altijd gedaan, dus het zal wel niet veel zijn'. Nee, dat is het 'm juist, leg ik dan uit. Een klok heeft om de zeven a acht jaar een onderhoudsbeurt nodig. Als dat twintig jaar niet gebeurd is, dan is er wel wat aan de hand." „Een klok is een product met nazorg. Als je op va kantie in Frankriik een likeurglaasie kooDt.. is dat bij thuiskomst nog steeds een likeurglaasje. Maal ais je op een rommelmarktje daar een klok koopt, heb je kans dat die het thuis niet meer doet." Kooi restaureert niet alleen klokken, hij verkoopt ook antieke kokken. „Ik heb de grootste collectie antieke klokken in Zeeland. Er is veel belangstel ling voor oude klokken. Zeker wandklokken doen het goed. En ze passen in elk interieur. Alleen die grote Amsterdamse staande klokken, met een kast van 3.10, tja, die krijg je niet in een nieuw bouwhuis weg. Dan moet je echt een monumenten- pand hebben, met van die hoge plafonds. Je ziet nu een trend richting strakkere modellen. De Franse boerenlandklokken, de Comtoises, zijn ge wild. De Friese staartklok is een beetje uit. Die heeft te veel versieringen. Maar de strakkere Com toises doen het echt goed." Zelf heeft Kooi een voorkeur voor die Franse klok. „Ik vind ze mooi. Neem dit exemplaar", wijzend op een Comtoise met een versiering met daarin twee handen die el kaar vasthouden, „pure symboliek. Deze stamt uit de tijd van de Franse revolutie en staat voor Fraternité, broederschap." Hij laat de klok slaan. „Mooi geluid, ik hou van klokken met een bel. En van een lange slinger, dat geeft zo'n rustige tik." Annemarie Zevenbergen In de serie woonberoepen staat wekelijks een beroep op het gebied van wonen centraal. De meest uiteenlopende personen komen aan bod: van stukadoor en architect tot ambtenaar welstandscommissie of glazenwasser. Vandaag: De klokkenmaker foto Ruben Oreel

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 29