Pilletje op,
laatje rijden
Jongeren staan steeds
slapper op hun benen
Medicijngebruik in het verkeer
zaterdag 25 september 2004
Ongeveer 2,3 miljoen Nederlanders slikken medicijnen
die hun rijgedrag kunnen beïnvloeden. Gevolg: tien
tallen verkeersdoden en honderden gewonden per jaar.
Het probleem wordt echter niet aangepakt. „Dat is onthut
send."
Zomaar een voorbeeld: ze staat
's ochtends op met een hardnek
kige loopneus. Pakt een middel
tje tegen hooikoorts uit haar me
dicijnkastje. Zit even later in de
auto, op weg naar het werk. Na
een kilometer of vijftien merkt
ze een file te laat op.
Ze remt nog wel, maar knalt
toch op haar voorligger. De auto
is total loss, de verwondingen
vallen gelukkig mee.
Slecht geslapen? Overmoedig ge
reden? De werkelijke boosdoe
ner blijkt het middeltje tegen de
loopneus.
„Hét probleem bij medicijnge
bruik in het verkeer is onwe
tendheid", zegt Joris Verster, on
derzoeker bij de faculteit farma
ceutische wetenschappen van
de Universiteit Utrecht. „Ieder
een weet dat het gevaarlijk is
om met drie biertjes op achter
het stuur te kruipen. Dat besef
is erbij medicijnen niet." Het
gevaar van medicijnen in het
verkeer wordt zwaar onder
schat. Volgens deskundigen zijn
jaarlijks minimaal 50 verkeers
doden direct toe te schrijven
aan pillen en medicinale drank
jes, ongeveer 5 procent van het
totaal. Nog eens 400 (zwaarge
wonden en een kleine 3000 onge
vallen zorgen voor een jaarlijkse
kostenpost van minstens 100
miljoen euro. Misschien niet zo
veel als bij alcohol, maar het
zijn wel de voorzichtigste schat
tingen.
Alle geneesmiddelen die werken
op het centrale zenuwstelsel, zo
als bepaalde middelen tegen
hooikoorts en wagenziekte,
slaapmiddelen, angstremmers
en antidepressiva, kunnen ge
vaar opleveren in het verkeer.
De werking van de stoffen is ver
schillend én afhankelijk van de
dosis, maar verschijnselen als
lusteloosheid, slaperigheid en
sufheid zijn eerder regel dan uit
zondering.
Liefst 2,3 miljoen patiënten slik
ken jaarlijks deze middelen,
blijkt uit cijfers van de Stich
ting Farmaceutische Kengetal
len. Waar de overheid miljoenen
euro's besteedt aan campagnes
tegen alcohol in het verkeer
(BOB-campagne) en te hoge snel
heden (je krijgt spijt als je te
hard rijdt), blijft het angstig stil
wanneer het gaat om geneesmid
delen.
Op het terrein van de Universi
teit Maastricht staat een rode
testauto, een stationcar boorde
vol computerapparatuur. In de
stationcar worden (nieuwe) me
dicijnen op proefpersonen ge
test. Naast de proefpersonen zit
altijd een rij-instructeur, legt
Jan Ramaekers, als universitair
docent verbonden aan het Insti
tuut Hersenen en Gedrag van de
universiteit uit. „Met enige re
gelmaat moet de instructeur in
grijpen." Het gevaarlijkst zijn
de psycho-actieve geneesmidde
len. vertelt hij. Een belangrijke
groep zijn de benzodiazepinen
(benzo's), de slaap-, angst- en
kalmeringsmiddelen, die door
1,5 miljoen Nederlanders wor
den geslikt. Met name in de eer
ste weken van gebruik, de zoge
heten instelperiode, zijn sommi
ge benzo's een gevaar in het ver
keer. zeker bij doses die ander
half keer zo groot zijn als de
standaardhoeveelheid.
De patiënt weet tijdens de instel
periode immers nog niet hoe hij
op de middelen reageert. Pas na
enkele weken treedt tolerantie
op. De gebruiker raakt dan ge
wend aan de middelen en com
penseert gebreken zoals sufheid
door langzamer te rijden of inge
wikkelde verkeerssituaties te
mijden. De tweede groep zijn de
antidepressiva, gebruikt door
600.000 personen. Met name de
oudere antidepressiva veroorza
ken bijwerkingen, zoals extre
me vermoeidheid. De nieuwe an
tidepressiva beïnvloeden de rij
vaardigheid van weggebruikers
stukken minder. Een voorbeeld
daarvan is Prozac.
Probleem opgelost, zou je zeg
gen, maar zo simpel ligt dat
niet. Ramaekers: „Heel weinig
depressieve patiënten slikken
maar één middel. Vaak combine
ren ze medicijnen, maar nog va
ker hebben ze slaapproblemen
en slikken ze naast antidepressi
va ook benzo's."
Cocktails
Ramaekers laat op zijn compu
ter uitkomsten zien van proef
personen die deze cocktails heb
ben gebruikt voordat ze in de
testauto zijn gestapt. Het wegge
drag van sommige proefperso
nen is vergelijkbaar met een al
coholpromillage boven 0,8, ruim
boven het wettelijk toegestane
maximum van 0,5.
Daarom is het niet vreemd dat
automobilisten die als gevolg
van medicijngebruik een gevaar
op de weg zijn, net zo strafbaar
zijn als bestuurders met te veel
Medicijnen in het verkeer zijn verraderlijk gevaarlijk.
glazen bier achter de kiezen.
Probleem is alleen dat de politie
op de weg eerst fout rijgedrag
moet constateren, want een een
voudige blaastest zoals voor al
cohol is er voor medicijnen niet.
Er is zelfs geen harde norm, zo
als het promillage bij alcohol.
„Zodra we via een bloedproef
kunnen aantonen dat iemand
een verhoogd risico loopt, kan
er een rijontzegging of boete vol
gen", aldus een woordvoerder
van het Openbaar Ministerie.
Toch is ook dat in de praktijk
lastig. Er zijn vele stoffen die
het reactievermogen kunnen
beïnvloeden, die niet allemaal
even makkelijk te traceren zijn.
Het opsporen van geneesmidde
len zou veel mankracht en mid
delen van de politie vergen, wat
ten koste zou gaan van alcohol
controles.
Moet er eigenlijk wel een grens
worden getrokken, zodat bepaal
de psycho-actieve middelen uit
het verkeer worden verbannen?
Gezien de testresultaten van on
derzoeksinstellingen zou je ge
neigd zijn ja te zeggen, ook al is
dat in de praktijk door de poli
tie lastig te controleren.
„Bijna onmogelijk", zegt Ron
Herings, directeur van Pharmo,
een Utrechts instituut dat nieu
we geneesmiddelen onderzoekt.
„Je kunt geen vergelijking tus
sen alcohol en geneesmiddelen
maken. Voor alcohol kies je,
voor medicijnen niet."
Privéleven
Daarmee kaart Herings een las
tig punt aan: zodra je patiënten
verbiedt om met bepaalde pillen
de weg op te gaan, raak je zo'n
persoon hard in zijn privéleven.
De patiënt kan wellicht niet
meer werken, omdat hij per se
een auto nodig heeft. Of de pa
tiënt laat noodgedwongen de pil
len links liggen, met als gevolg
dat depressieven of bestuurders
met slaaptekort de wegen onvei
lig maken. „Je wilt toch geen sla
peloze zonder pillen op de
weg?" Nog niet gepubliceerd on
derzoek van Jan Ramaekers en
zijn collega Marleen Wingen
van de Universiteit Maastricht
laat zien dat patiënten zónder
medicatie een groter gevaar op
de weg zijn dan patiënten mét
medicijnen. Ramaekers en Win
gen hebben drie groepen proef
personen rijtests laten doen.
Daaruit blijkt dat de gezonde
bestuurders het best scoren, ge
volgd door depressieve patiën
ten die met nieuwe antidepressi
va worden behandeld. Onder
aan eindigen de depressieve be
stuurders die niet zijn behan
deld.
Dat is ook het dilemma dat
René Mathijssen van de Stich
ting Wetenschappelijk Onder
zoek Verkeersveiligheid
(SWOV) schetst. „Voor de ver
keersveiligheid heeft het niet zo
veel zin om het medicijngebruik
van bestuurders bij wet te ver
bieden", stelt Mathijssen. De on
derzoeker legt momenteel de
laatste hand aan een groot on
derzoek naar alcohol-, drugs-
en medicijngebruik van 3850
verkeersdeelnemers in de politie
regio Tilburg. De gegevens zijn
verzameld bij routinecontroles
op de weg én bij verkeersgewon-
den in het ziekenhuis.
Zijn conclusie: het overgrote
deel van de medicijngebruikers
loopt geen verhoogd risico, al
hoewel er aanwijzingen zijn dat
het gebruik van zwaardere anti
depressiva en van benzo's wél
tot een verhoogd risico kunnen
leiden. „Het werkt averechts om
medicijnen te verbieden. Dan
krijg je niet-behandelde patiën
ten op de weg. "Als controle
door de politie niet kan, en medi
cijnen in het verkeer verbieden
ook niet werkt, is betere voor
lichting door artsen en apothe
kers dan een optie? Zodat be
stuurders meer op de hoogte
zijn van de risico's? Het is een
mogelijkheid, zegt Herings van
Pharmo, maar hij betwijfelt of
het werkt.
„We weten te weinig welke an
dere factoren invloed hebben op
het ongevalsrisico van medicijn
gebruikers in het verkeer." Hij
doelt daarmee op verschillende
verkeerssituaties, eventuele an
dere ziekten van gebruikers en
de staat van het voertuig. „Rij je
met 20 milligram valium in je
lichaam met je auto naar de su
permarkt om de hoek, of van
Den Helder naar Maastricht?
Dat maakt nogal uit." Volgens
Herings is de overheid aan zet.
De overheid kent het probleem,
maar doet er weinig aan om het
te onderzoeken. „Dat kost geld.
Ik vind dat onthutsend." De pa
tiënt krijgt overigens wel wat
informatie: op het etiket van
een doosje pillen staat naast de
naam van de patiënt, diens huis
arts en gegevens van het middel,
foto Ben Blumers/GPD
soms ook een verwijzing: dit ge
neesmiddel kan het reactiever
mogen verminderen. Als extra
attentiewaarde plakken apothe
kers daar meestal een gele
sticker bij, maar dat is niet meer
dan een waarschuwing.
Er is ook een rode sticker, die
een verbod op rijden betekent,
maar die wordt bijna nooit ge
plakt. Alleen de arts kan aange
ven of de rode sticker moet wor
den geplakt, hetgeen in de prak
tijk amper voorkomt. Werken
de stickers eigenlijk nog wel? Al
leen als waarschuwing, legt An-
nemieke Horikx van het Weten
schappelijk Instituut Nederland
se Apothekers uit. „Je kunt een
patiënt via een sticker en monde
linge toelichting een ernstige
waarschuwing meegeven, maar
ja, als hij besluit om toch in de
auto te stappen, is de pakkans
niet zo groot."
Horikx stelt daarom dat patiën
ten met name in hun instelperio
de zéér voorzichtig moeten zijn
in het verkeer. „Misschien moet
je overwegen om de eerste we
ken de auto te laten staan, om
vervolgens te kijken hoe het
gaat." Patiënten moeten beter
op de hoogte worden gebracht
van risico's, vindt Horikx. Die
taak ligt er voor artsen, apothe
kers én overheid?
Rudi Buis
Tot hun twaalfde zijn kinderen van nature heel beweeglijk, maar ze worden gedwongen stil te zitten. foto Harmen de Jong
Een op de acht kinderen is te dik en
bijna de helft van alle jongeren be
weegt te weinig. Daarom is onlangs de cam
pagne Flash begonnen. De jeugd moet in ac
tie komen. Stilzitten heeft gevolgen voor de
lichamelijke ontwikkeling. Jongeren staan
slap op de benen, hebben een kromme bo-
venrug, een zwakke onderrug en lopen
slecht. „Een kind moet bewegen, vies wor
den, uitproberen."
In de gymzaal van basisschool de Floriant
in Zoetermeer klinkt oorverdovend lawaai.
Tweeëntwintig elfjarigen rennen fanatiek
van hot naar her. Ze draaien, bukken en ren
nen terug, roepend en schreeuwend. „Gym
zonder lawaai kan kennelijk niet", zegt de
lerares schouderophalend. Het uitgangs
punt van deze gymles is zoveel mogelijk be
weging en zo weinig mogelijk uitleg.
Dat sluit goed aan bij de campagne Flash,
die op initiatief van het ministerie van
Volksgezondheid is opgesteld. Minister Hoo-
gervorst zei onlangs zich met name zorgen
te maken over de jeugd. Bijna de helft van
alle jongeren tussen de twaalf en achttien
beweegt nog geen uur per dag. Dan gaat het
niet over intensief sporten, maar over lichte
activiteiten als fietsen naar school of een
korte afstand lopen. Ook jongere kinderen
zitten meer stil dan vroeger.
„Kinderen worden met de auto naar school
gereden en weer opgehaald. Thuis gaan ze
vervolgens achter de tv of computer zitten.
Meestal met een zakje chips en limonade",
zegt Dorine Bentvelsen, hoofd jeugdgezond
heidszorg van de GGD Rotterdam. „Kinde
ren komen zo in een vicieuze cirkel terecht.
Ze worden dikker, bewegen wordt moeilij
ker dus dat doen ze minder, zo worden ze
nog dikker, en gaan ze nog minder bewe
gen." Een blik op straat geeft een triest
beeld over de lichaamshouding van kinde
ren en jongeren. „Ze staan slap op de benen.
Hebben een gekromde bovenrug, draaien de
tenen naar binnen en kijken omlaag", somt
Mensendieck-oefentherapeut Anouk Schu-
ling van het Medisch Centrum Ibis in Am
stelveen op. Oorzaak: de minimale training
van de spieren, zegt ze. Ook het verkeerd
dragen van de schooltas heeft een groot ef
fect. „Jongeren hebben de hengsels van de
rugzak vaak te lang waardoor het zwaarte
punt ter hoogte van het bekken ligt. Daar
door word je achterover getrokken en zo
krijgen jongeren een zwakke onderrug en
een gekromde bovenrug."
De meeste jongeren proberen hun slechte
houding volgens haar te verdoezelen. „Je
ziet het aan de modetrend: alles is wijd en
groot." De jonge meiden met de korte trui
tjes uitgezonderd. „Bij hen zie je juist die
verkeerde houding heel duidelijk. Ze steken
hun buik naar voren en hebben een holle
rug."
Voeten
Niet altijd is dat een teken van verkeerde
spier- en gewrichtsontwikkeling. Bij meis
jes van een jaar of zes is het vrij normaal
dat ze de een holle rug maken en de knieën
naar achteren drukken. En tot ongeveer
acht jaar lopen veel kinderen met de tenen
van de voeten naar binnen. Schuling: „Dat
heeft te maken met groeispurten van kinde
ren. De ene spier groeit nu eenmaal sneller
dan een andere. Dat trekt vanzelf weer bij."
Schuling: „Voldoende beweging krijgen is
heel belangrijk. Zeker als je al een verkeer
de houding aanneemt. Sterke spieren van
gen de problemen dan op en je kunt je mak
kelijker bewegen. Je voelt je zelfs lichter."
Het hangt van de ouders af of kinderen
goed en voldoende bewegen, meent Schu
ling. „Zij moeten het goede voorbeeld ge
ven. Als de ouders onderuitgezakt op de
bank gaan zitten, doen de kinderen dat ook.
Altijd zelf goed rechtop zitten dus, zo train
je ook je rugspieren." Af en toe onderuit zak
ken is niet slecht, zegt ze. „Als je het maar
niet te lang doet."
Beweging is van levensbelang, onderstreept
ook orthopedagoog Roel de Groot van de
Rijksuniversiteit Groningen. Inactiviteit
heeft gevolgen voor het lichaamsgewicht, de
motorische vaardigheden en zelfs leerpresta
ties, zegt hij. Het allerslechtst van de huidi
ge bewegingloosheid van kinderen is vol
gens hem dat ze niet meer naar school fiet
sen. „We maken het kind volledig passief
door het maar naar school te brengen en te
halen. Als we het zelf laten fietsen krijgt het
kind ruimtelijk inzicht, leert het afstanden
in te schatten en zich te oriënteren."
Volgens De Groot is er een duidelijk ver
schil te zien tussen kinderen in de stad en
op het platteland. „In steden worden kinde
ren nog veel meer beperkt in hun beweeg
lijkheid. Ze lopen in motorische vaardighe
den ver achter bij kinderen die op het platte
land opgroeien."
De Groot is ook voorzitter van de Nationale
Speelraad. Daar maakt hij zich sterk voor
het 'oerspelen'. Het gaat om buiten spelen,
hutten bouwen en de kinderen zelf creatief
aan de slag laten gaan met allerlei voorwer
pen.
„Een kind moet bewegen, vies worden, uit
proberen. Alle ouders zouden zich meer be
wust moeten zijn van de noodzaak van be
wegend spelen. Een groot deel van de kinde
ren met leer- en opvoedingsproblemen heb
ben die doordat ze te weinig beweging krij
gen. Tot hun twaalfde zijn kinderen van na
ture heel beweeglijk, maar wij laten zede
hele dag stilzitten. Als ze meer bewegend
spelen, hebben kinderen al die therapeuten
helemaal niet nodig."
Op de opleiding voor gymleraren aan de
Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoe
ding (Halo), merken docenten al dat kinde
ren en jongeren minder actief zijn. Hun leer
lingen, en dat zijn de sportieven onder de
jongeren, zijn de laatste jaren steeds stijver
en slapper geworden. „Ze bewegen slecht
en hun motorische vaardigheden en condi
tie zijn dramatisch minder geworden", ver
telt atletieklerares Yvette Blommestijn.
Dat is volgens haar te zien bij het
hink-stap-springen. Veel van de leerlingen
hebben moeite met de coördinatie van deze
oefening. Ook bij balspelen valt op dat moto
rische vaardigheden een stuk slechter zijn
dan enkele jaren geleden.
Bezuinigingen in het gymnastiekonderwijs
helpen daar niet bij. Ruim zestig procent
van de basisscholen heeft geen vakdocent
gymnastiek. De docent die taal, rekenen en
tekenen geeft, en een bevoegdheid heeft
voor lichamelijke opvoeding, moet gymnas
tiek er nog bij doen.
Afgestudeerden van de Pabo mogen inmid
dels geen gymles meer geven, behalve als ze
daar nog een speciale bevoegdheid voor be
halen. Volgens Baukje Zandstra, beleidsme
dewerker onderwijs bij de Koninklijke Vere
niging van Leraren voor Lichamelijke Op
voeding (KVLO), is dat lang niet voldoende
„Gymles is vaak niet meer dan de kinderen
bezighouden." Basisschoolkinderen komen
er volgens haar sowieso vreselijk bekaaid af
wat betreft gymlessen. „Kinderen van groep
drie tot acht krijgen maar anderhalf uur -
gym per week. Terwijl kleuters nog elke dag
beweging krijgen op school. In de brugklas
krijgen leerlingen weer drie keer in de week
vijftig minuten gymles. De overgang is te
groot. Juist in de leeftijd dat kinderen van
zichzelf het meest beweeglijk zijn, zitten ze
dus het meeste stil."
Merle Tip