De zee gaf en de zee nam De makreel wil niet bijten vandaag Kleine kern drijft op vrijwilligers ONDERWEG dinsdag 21 september 2004 Zeeuws boerendorp met woonstalhoeves in de Middeleeuwen. illustratie Kees de Jonge, uit: Van aardappelkelder tot zaadzolder, van Piet van Cruyningen (uitgave provincie Zeeland). In Zeeland gaan we bij de historie van de boerderij- bouw uit van de situatie aan het eind van de 16de en het begin van de 17de eeuw. Dat doen we gemakshalve; de oudste nog overeind staande boerderijen dateren uit die tijd. Het zijn de impo sante zwartgeteerde schu ren met hun rieten daken en met hun forse stenen boeren huizen soms al los van de schuur. Ook in deze rubriek heb ik altijd ongeveer 1600 aangehouden als beginpunt van de historische boerderij en. Da's ook logisch. In Zee land is daarvoor zoveel ge beurd aan stormvloeden, overstromingen, inundaties e.d., dat er domweg geen boerderijen uit die Middel eeuwen of nog vroeger over zijn. Dat wil niet zeggen dat we niets weten van die tijd: we hebben opgravingen, we hebben vele voorbeelden uit de ons omringende gebie den, we hebben geschriften, tekeningen en documenten. Uit de Romeinse tijd en de era van voor de jaartelling zijn de gegevens te schaars om er veel uit af te leiden. Om streeks 300 na Chr. steeg de zee, daalde het land en verdween Zeeland onder het zoute water. Alleen in de hogere duingebie den van Walcheren en Schou wen bleef wat bewoning achter. De rest van de Zeeuwen vertrok naar elders. Wie, wat en hoe - we weten er simpelweg niets van, want er zijn geen schriftelij ke of picturale bronnen meer te vinden. Het oude Zeeland heeft zijn sporen volledig uitgewist. Tussen 800 en 900 ging het land weer stijgen, de zee weer dalen, en kwamen de eerste mensen weer terug. Het waren vooral schaapherders, harde ruige man nen die met hun schaapskudden op de schorren zwierven en over nachtten op hogere plaatsen waar het droog bleef, ook bij vloed. Die plaatsen waren de stelles. De schapen en mensen moesten drinken, dus maakten ze putten op die stelles. Een stel le met een put voor drinkwater was een hollestelle. De Zeeuwse eigennaam Hollestelle herinnert nog steeds aan die pionierstijd van meer dan 1000 jaar geleden. Op de stelles werden langzamer hand ook hutten voor de men sen en stalletjes voor de schapen gemaakt. Zo werden ze steeds groter. Vijfhonderd jaar was de zee heer en meester geweest over het Zeeuwse land. Bij iedere vloed werd er weer een minus cuul laagje slibklei aangevoerd. Het arme, zompige veenpakket kreeg zodoende langzaam maar zeker een dikke kleilaag over zich heen. Zo ontstond in de loop der eeuwen het vruchtbare Zeeland. Een laag van zeeklei ontstond op het veen - soms een halve meter dik, soms meer dan twee meter. Dat land leende zich voor meer dan schapenteelt alleen. Het was uitstekend ge schikt voor de teelt van graan en andere akkerbouwproduc ten. Het mensenaantal nam toe, de stelles werden groter, er kwa men meer vluchtpunten voor extra hoog water - de vliedber gen. Nog later kwamen er primi tieve dijkjes en sloten voor wa terafvoer. Stormen In andere woorden: Zeeland kreeg opnieuw vorm. Met vallen en opstaan. Want tussen 1000 en 1580 was er steeds weer spra ke van enorme stormen en wa tervloeden. De zee gaf en de zee nam. Met als volstrekt diepte punt de jaren dertig van de 16de eeuw, toen drie zware stormen achtereen zo'n tweehonderd parochies/dorpen en polders on der water zetten. Maar de Zeeuwen gaven niet op. Ze ble ven steeds opnieuw weer nieu we dijken aanleggen, inpolde ren, en nieuwe huizen en boerde rijen bouwen. 'Lukt ét vandaege nie, dan merrige wè.' West-Vlaanderen De ontwikkeling en ook steeds weer de herbouw van dijken en boerderijen werd ten zeerste ge stimuleerd door wat we nu Bel gisch West-Vlaanderen noemen. De steden Brugge, Veurne, le per, Duinkerke, Gent e.a. waren heel vroeg in de Middeleeuwen tot grote welvaart gekomen. Er woonden heel veel mensen, er was veel industrie (wol en la ken) en men had altijd meer be hoefte aan voedsel en grondstof fen. Ten noorden van het rijke en toonaangevende Vlaanderen lag Zeeland, dun bevolkt en ui terst vruchtbaar. Gestimuleerd door graven en andere overhe den begonnen de rijke Cister ciënzer abdijen grote hoeves (grangiae of uithoven genaamd) te bouwen en - zeker voor die tijd - enorme oppervlaktes maagdelijke grond/schorren te ontginnen en in te polderen. Al snel werden delen van die grond verpacht aan de plaatselijke be volking. De Vlamingen, zoveel ontwikkelder en rijker dan de Zeeuwen, brachten hun bouw stijl mee naar Zeeland en zo ont stond langzaam op basis van de West-Vlaamse boerderij een Zeeuwse boerderijvorm, mede gestoeld op plaatselijk aanwe zig bouwmateriaal. Er ontstonden twee soorten boerderijen. Vooral in het tegen woordige Zeeuws-Vlaanderen kwamen er, net als in West-Vlaanderen, omwalde hoe ves. Dat zijn een aantal vrij staande gebouwen binnen een verhoogd en/of omgracht erf: een graanschuur, een stal, een woonhuis, een 'ovencot' (bak- keet), een schaapskooi e.d., Langzaam kwamen rond 1600 en later de omwalde hoeves ook op de eilanden voor. Op Tholen bijvoorbeeld zijn nog een aantal 17de eeuwse boerderijen met de len of resten van grachten. Naar mate er meer en meer noordelijk omwalde hoeves kwamen, na men de gebouwen in aantal af en kwam er steeds meer onder één dak; mensen, beesten, graan en andere geoogste gewassen en werktuigen. Woonstalhuis Een ander en veel goedkoper type was het woonstalhuis uit de Middeleeuwen - mensen en dieren woonden in één grote ruimte, die zowel huis ais schuur was. In Zeeland is er vroeger dan elders een schei dingswand gekomen tussen men sen en beesten. Die woonstalhoe ves stonden meestal niet alleen, maar ze waren gegroepeerd in boerendorpen - zie de opgraving in Souburg van de ringwalburg. Dat groepsgewijs wonen was veel veiliger. De omwalde hoe ves hadden grachten, poorten e.d. - allemaal ter wille van de veiligheid - want roversbenden hebben het platteland nog tot ongeveer 1800 geteisterd. In Zeeland hadden huizen en schuren in de Middeleeuwen meestal strooien of rieten daken en wanden van hout met vlecht werk. Pannen, stenen en hout waren peperduur; vakwerk- bouw dus voor de wanden. Er zijn vele soorten vak- en vlecht werk overal in Europa. Opval lend is dat in Normandië, West-Engeland, West-Vlaande ren en Zeeland hetzelfde soort vlechtwerk is ontstaan, geba seerd op het zogenoemde half- timmerwerk: eenvoudige vertica le houtstijlen waartussen ge vlochten werd met wilgentenen e.d.. Dat halftimmerwerk werd trouwens nog eerder toegepast in Denemarken en Noorwegen. Zodoende zie je ook de ontwik kelingslijnen lopen aan de hand van de manier van bouwen. Via de Vikingen naar het westen van Engeland en Normandië. Via de abdijen van Normandië naar West-Vlaanderen en daar vandaan naar Zeeland. Het vlechtwerk werd aange smeerd met leem. De Zeeuwen gebruikten zuivere klei. De wou wen waren daar het beste in. Ze mengden klei met vlasdelen, koeienhaar, gehakt stro, mest e.d. en zo ontstond een zeer isole rende wand die voor de sier nog bestreken werd met kalkmortel. Zo'n wand werd in de Middel eeuwen al 'weeg(te)' genoemd. Nog steeds heet de houten wand van een boerenschuur in vele de len van Zeeland 'de wêêge'. Een weeg of wêêge heeft alles te ma ken met bewegen..., maar da's goed voor een ander verhaal. Gerard Smallegange Geraadpleegde literatuur: Vincent Trefois - Landelijke ar chitectuur en Piet van Cruynin gen - Boerderijen in Zeeland, van de 10de tot de 20ste eeuw. Het kostte veel tijd en moei te de boel op poten te zet ten, maar nu popelt het bestuur van de Zeeuwse Vereniging van Kleine Kernen (ZVKK) om aan de weg te gaan timmeren. De ZVKK zet zich met volle kracht in om de leefbaarheid in de dor pen en wijken te verbeteren. Een symposium op 25 septem ber voi-mt de aftrap. Dorps- en wijkraden moeten meer samenwerken om zo een sterkere stem naar gemeenten, provincie en andere overheden te laten horen. Daarvan is Adri Kortlever, voorzitter van de Zeeuwse Vereniging van Kleine Kernen en ook raadslid voor Be woners Belangen Reimerswaal, heilig overtuigd. Het is ook de reden waarom hij zich voluit in zet om de vereniging op de kaart te zetten, al blijkt dat in de praktijk nog niet mee te val len. Bestuurders van dorps- en wijkraden nemen nogal een af wachtende houding aan. Eind 2000 werd een Zeeuwse af deling van de landelijke kernen vereniging opgericht. Dat ge beurde in Hansweert, Kortle vers woonplaats, op initiatief van de dorpsraad aldaar. „In je enthousiasme denk je het even vlot van de grond te tillen, maar dan kom je er achter dat het niet zo gemakkelijk gaat. Met name een bestuur vormen viel niet mee. Mensen die vaak al druk bezig zijn, zitten niet te wachten op een nieuwe func tie." Het was al tijdrovend om te ach terhalen waar dorps- en wijkra den in Zeeland actief zijn. Het zijn er in de hele provincie een kleine honderd. Kortlever: „We begonnen met een brief aan 85 dorpsraden. Daar moet ik de eer ste reactie nog van ontvangen - over een afwachtende houding gesproken. Ik heb wel eens te gen mijn vrouw gezegd: 'ik gooi de handdoek in de ring', maar ik ben een beetje doorbijter en heb het er niet bij laten zitten." Inmiddels zijn er veertig raden bij de ZVKK aangesloten en dat aantal groeit gestaag. Er is ook een bestuur, met daarin verte genwoordigers uit alle Zeeuwse regio's (naar iemand op Tholen wordt nog gezocht). Met wel- zijnsclub Scoop zijn afspraken gemaakt over samenwerking en ook met het provinciaal bestuur is gepraat. De vereniging kan écht uit de startblokken komen. Daarvoor is het symposium op 25 september bedoeld, in dorps huis Kaj Munk te Hansweert, waar onder anderen de gedepu teerden A. Poppelaars en G. van Heukelom optreden. Buurtbus Adri Kortlever zegt dat het be houden van de leefbaarheid in de kleine kernen meer aandacht verdient. „Ouderen en jongeren moeten zonder problemen in de eigen kern kunnen blijven wo nen." Hij vindt dat geen vechten tegen de bierkaai. Zorgen voor praktische oplossingen werkt het beste, heeft hij zelf ervaren. „Als lijndiensten dreigen te ver dwijnen, moet je daar achter aan. Overleggen wat eraan te doen is. Bijvoorbeeld in Ossenis- se hebben ze voor een buurtbus gezorgd, met vrijwilligere die de bus rijden. De Rabobank in Hansweert dreigde te sluiten. Er zijn afspraken gemaakt over een morgen-, middag- en avondope ning, er is een pinautomaat ge plaatst en in de SRV-wagen kan geld opgenomen worden." Het is niet de bedoeling steeds opnieuw het wiel uit te vinden, beklemtoont Kortlever. „Als er een dorpsraad is die een be paald plan wil maken, dan gaan wij voor ze kijken wat er op dat gebied al is. Soms zitten de men sen van een dorpsraad peentjes te zweten hoe ze iets moeten aan pakken. Dan blijkt er ergens an dere over een onderwerp al iets te zijn opgezet." Hij noemt als voorbeeld het behoud van een winkelvoorziening; elders is dat gelukt doordat de mensen van het dorp geld inzamelden voor aankoop van een pand, om het aantrekkelijker te maken voor de winkelier zich te vestigen. In ruil kregen de dorpsbewoners aandelen in het pand; vertrekt iemand, dan kan die zijn aan deel overdoen. Onmisbaar Inzet van vrijwilligers is voor de leefbaarheid onmisbaar, stelt Kortlever. Hij wijst op het dorp Pieterzijl, met 220 inwoners, die samen 100 vrijwilligersbaantjes invullen. Samen met de Vereni ging Nederlandsche Heidemaat schappij wil de ZWK een pro ject opzetten, gericht op vrijwil ligers werving. „De mensen wak ker schudden dat je niet meer automatisch alles krijgt van de gemeente, want die moet overal op bezuinigen. Leefbaarheid van een kleine kern drijft op vrij willigers. Dat moeten we de mensen duidelijk gaan maken." Rinus Antonisse Symposium Zeeuwse Vereni ging van Kleine Kernen, 25 sep tember, dorpshuis Kaj Munk, Hansweert, aanvang 10.00 uur. Thema: werken aan een breder draagvlak in de kleine kernen. Zie ook www.zvkk.nl. Staatsbosbeheer houdt van daag en volgende week dins dag excursies door de bossen van Westerschouwen. Vertrek om 13.30 uur vanuit de excursie- schuur, Kraaijensteinweg 140 in Westenschouwen. Aanmelden: VW, 0900-2020233. Staatsbosbeheer houdt morgen (woensdag) een excursie in de Prunje, aan de zuidkust van Schouwen. Vertrek om 13.30 uur bij de boerderij aan het eind van de Prunjeweg. Aanmelden: WV, 0900-2020233. Een gids van Staatsbosbeheer leidt wandelaars donderdag door de Meeuwenduinen. Ver trek vanaf de uitkijktoren aan het eind van de A. van der Weij- deweg in Westenschouwen. Aan melden: VW, 0900-2020233. Komende zondag (26 sept), de eerste zondag van de herfst, wordt landelijk de activiteit 'Lo pen in het landschap' gehouden. Stichting Het Zeeuwse Land schap (HZL) houdt in het kader daarvan excursies in vier van haar natuurgebieden. De wande lingen, onder leiding van een gids, beginnen steeds om 11.00 en 14.00 urn*. Er zijn excursies in het Verdronken Land van Seaftinghe (beginpunt: bezoe kerscentrum, Emmaweg, Nieuw-Namen), het Zwin (be zoekerscentrum, G. van Hoekest- raat, Retranchement), Oranje zon (voormalig pompstation, Kon. Emmaweg, Vrouwenpol der) en Neeltje Jans (bij de vlag gen van Natuurmonumenten en HZL). De excursies zijn gratis. Aanmelden is niet nodig. Staatsbosbeheer houdt zondag een excursie in natuurgebied Het eiland van de Meijer bij Spui. Vertrek vanaf de molen om 10.00 uur. Er komt wat voorbij varen op de Westerschelde. Vijf tigduizend zeeschepen per jaar, op weg naar Antwer pen, Gent, Temeuzen. De Westerschelde is één van de grootste loodsgebieden ter wereld. Nederlandse en Vlaamse loodsen zorgen voor een veilige afwikke ling van al die scheepvaart. In deze rubriek wordt weke lijks bericht over het reilen en zeilen van de loods- dienst. Op de loodskotter Menkar bestaan vaste, ongeschre ven regels. De blauwe hap a la de Koninklijke Marine, nasi, staat steevast dinsdagmiddag op het menu. Met de deuren slaan is nadrukkelijk verboden, omdat er in ploegendiensten wordt gewerkt en er kunnen al tijd - ook overdag - mensen sla pen. En als een zeeloods van een schip is gehaald, stapt hij eerst de scheepsbrug binnen om zich te melden en een praatje te maken met de kapitein. Als buitenstaander vallen zulke rituelen op. De veertien beman ningsleden op de loodskotter van het Nederlands Loodswe zen zijn niet anders gewend. Zij leven de week van donderdag middag tot donderdagmiddag van dienst naar dienst, zes uur op, zes uur af. En als het even meezit, vissen ze. Ze doen dat niet allemaal. Harry de Waard, Rob Oostdijk en Jack Westdorp komen uit de zeevisserij. Zij wa ren gewend bijna dag en nacht te werken op viskotters en te vis sen. Op de Menkar pakken zij, als ze tijd hebben, hun hengel. Het vissersbloed kruipt waar het niet gaan kan. Veel succes hebben ze deze reis niet. De makreel wil niet bijten. Ergens op de Menkar moet een rookvat staan, waarin de vangst kan worden klaarge stoomd voor consumptie. Maar het rookvat blijft verborgen, net als de makreel in het Noord zeewater. Telkens als de vissers hun hengel willen uitgooien, vaart stuurman Feite Bos weg. Zo kunnen ze nooit iets vangen. Bos doet dit niet voor niets. Hij wil weten welke loodsen eraan komen, via het loodsen-informa- tie-systeem, kortweg lis, maar daarvoor heeft hij wel verbin dingen met de wal nodig. En die zijn niet best. „Kom op, man", roept Bos door de scheepsbrug, „we kunnen zelfs naar Mars. Hier lukt het niet eens goede verbindingen te maken." Het ligt volgens hem aan de weers omstandigheden. „Met het mooie weer zoals nu heb je dat altijd." Dat het mooi weer is, is te zien op het water. Een strandstoel komt met de stroom voorbijdrij ven. Een opgeblazen geval van oranje en doorzichtig plastic. De loodsjol-bemanning aarzelt geen moment. De jol wordt neer gelaten. Oostdijk en Westdorp gaan erop af. Kunnen ze toch nog wat vangen, al is het geen vis. Het is niet de eerste 'vangst' deze weekreis. Op dek ligt nog een uit de kluiten gewassen keerboei met in grote letters Volvo erop. Wat ze ermee moe ten? „Dat zien we later wel." Het gewone leven op de loods kotter gaat ondertussen door. Frans Dörr, de kwartiermeester die de niet-officiële functie van hofnar vervult, neemt op de scheepsbrug de administratie van inkomende en uitgaande zeeschepen door. En hij werkt de gegevens wat bij. Stuurman Bos roept via de intercom een Vlaamse loods op. Hij moet zich klaarmaken voor een zeeschip dat via het Oostgat langs de Walcherse kust de Westerschel de op wil. De Vlaming komt de stuurman nog gedag zeggen, voordat hij vertrekt. Zo hoort het. De loodsjol wordt voor hem ge reed gemaakt. Oostdijk staat achter het stuurwiel, De Waard en de Vlaamse loods staan voor op, achter een geel schermpje dat moet voorkomen dat ze nat worden. Veel golfslag is er niet, maar het is altijd handig. Bin nen tien minuten is de loods aan boord gezet en keert de loodsjol bij de Menkar terug. Al thans, Oostdijk maakt ter afwis seling nog een rondje om het schip. Het weer is goed, waar om niet? Dörr grijpt zijn kans. „Hé, loze vissertje, kan je geen koers meer houden." Oostdijk glimlacht breeduit. Hij had van Dörr niks anders verwacht. Harmen van der Werf

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 21