Vormgeving van het alledaagse
Het geheim van de miraculeuze eendenkontveertjes
PZC
Internationale belangstelling
voor Nederlands design
Sommige merken zijn
niet kapot te krijgen
W15
v
zaterdag 4 september 2004
De Erasmusbrug in Rotterdam: ...hoogstandje..
foto Phil Nijhuis/GPD
Architect Rem Koolhaas
is een soort superster
in de Verenigde Staten.
Meubelontwerper Richard
Hutten doet het goed in
Zuid-Korea en Japan, even
als Alexander van Slobbe.
Aaron Betsky, directeur
van het Nederlands Archi
tectuurinstituut wijdde er
een boek aan. Hij vindt dat
de rest van de wereld moet
weten hoe goed Nederlands
design wel is.
Geloof het of niet, maar Ne
derland is het land met de
mooiste belastingformulieren.
Zal wel komen omdat we zo on
gelooflijk praktisch zijn inge
steld. De Duitsers kunnen mis
schien prachtige, functionele au
todeuren maken en de Amerika
nen schitterende wolkenkrab
bers, wij zijn goed in sociale wo
ningbouw.
Directeur Aaron Betsky van het
Nederlands Architectuurinsti
tuut (NAi) in Rotterdam heeft er
wel een verklaring voor: „Het is
opmerkelijk dat design in veel
andere landen wordt gezien als
een manier om alles duur en on
comfortabel te maken, maar ar
chitectuur kan ook gewoon zijn.
Sociale woningbouw en het-
vormgeven van een postzegel
zijn ook design. Nederlanders
zijn sterk in het vormgeven van
het alledaagse."
Onlangs vond de presentatie
plaats van zijn boek False Flat,
Why Dutch Design Is so Good.
Het is een weerslag van vijf jaar
onderzoek naar de historische,
politieke, sociale, esthetische en
culturele factoren van het Ne
derlandse ontwerp, dat nu we
reldwijd in hoog aanzien staat.
Dat Nederland het als leveran
cier van design zo goed doet,
heeft volgens Betksy te maken
met onze geschiedenis van dij
kenbouwers en droogleggers.
„Het vormgeven ligt geworteld
in de geschiedenis van dit
land," stelt Betsky, sinds juni
2001 directeur van het NAi in
Rotterdam. „Alles moet hier ont
worpen worden. Van stoel tot
stad. Ook ongeëvenaard in de
rest van de wereld: het Neder
landse subsidiestelsel, evenals
de architectuurnota's."
Als conservator moderne kunst,
design en digitale projecten van
het Museum voor Moderne
Kunst in San Francisco had
Betsky de Nederlanders medio
jaren negentig al binnenge
haald. Overtuigd van het belang
van onder meer Droog Design
(een platform van toonaageven-
de Nederlandse ontwerpers)
voor de rest van de wereld, richt
te hij een tentoonstelling in met
het beste uit Nederland.
„Dat was één van de keerpun
ten", zegt hij nu. „De invloed
van Droog."
Mede dankzij dit initiatief, dat
in de jaren negentig werd opge
richt door Renny Ramakers en
ontwerper Gijs Bakker, is er nu
internationale aandacht voor de
verrichtingen van de Nederlan
ders. Veel vormgevers uit ons
land werken voor grote, interna
tionale firma's, zoals Cappelli-
ni, Vitra, BMW, Amerikaanse
textielfirma's en vele andere.
Koolhaas, Maaskant, Van Ber-
kel &JBOS, Van Lieshout, Viktor
Rolf: het zijn klinkende na
men. Evenals Richard Hutten,
Marcel Wanders, Rietveld, Ber-
lage, Hella Jongerius, Tejo
Remy en Wim Crouwel. Ze ko
men allemaal voorbij in False
Flat, dat Betsky samen met
Adam Eeuwens schreef en dat
zo'n duizend illustraties omvat.
We zien het Beretta-tasje en de
Poedelstoel van Miriam van der
Lubbe, het wc-rolhouderknaap-
je van Henk Stallinga, de voor
pagina van Blvd, de poster voor
het International Film Festival
Rotterdam 2003, het Francine
Houben huis nabij de Kralingse
Plas, de poster voor de manifes
tatie Heerlijkheid Hoogvliet, de
Erasmusbrug van Van Berkel
Bos, de bruggen van Leidsche
Rijn, het Gewild Wonen-project
in Almere, Mondriaan-postze-
gels, de Exactitude-foto's van
het Rotterdamse duo Ari Vers
luis en Elly Uyttenbroek en ook
de Kubuswoningen van Piet
Blom.
Brandpunt
Betsky besteedt opvallend veel
aandacht aan Rotterdam, de
stad waar hij in 2001 neer
streek. Vanuit zijn kantoor hoog
bovenin het NAi beziet hij de
nieuwe architectuur, de brug
gen en de kranen in de havens.
„Rotterdam is in Nederland het
brandpunt van de architectuur
en de vormgeving", stelt hij on
omwonden vast.
Misschien dat hij de lezers van
False Flat daarom meeneemt op
een virtuele fietstocht door de
stad. Aan de hand van de op
bouw van Rotterdam laat hij ze
kennismaken met het vaderland
se design. Het is daarbij opmer
kelijk dat hij architectuur en
vormgeving naast elkaar
plaatst. Maar wat Betsky be
treft is die scheidingslijn aan
het vervagen. „Het zijn gereed
schappen om het dagelijks leven
vorm te geven. Alles heeft met
elkaar te maken."
Aaron Betsky wil in False Flat
zijn enthousiasme over het Ne
derlandse design delen met de
rest van de wereld. „Dit is een
serieuze boodschap", stelt hij.
Ons land mag wat hem betreft
supertrots zijn op heel veel hoog
standjes: van het ministerie van
VROM tot de Kunsthal en van
de Erasmusbrug tot de Van Nel-
le-fabriek. Prachtige monumen
tale vormgeving, die de rest van
de wereld niet mag missen.
Evelien Baks
False Flat, Why Dutch Design Is
so Good, door Aaron Betsky en
Adam Eeuwens. Uitgever
Phaidon. Prijs: €69,95.
De consument is trendgevoe
liger dan ooit, maar sommi
ge producten hebben geen poes
pas nodig. Zonder al te veel ver
anderingen gaan ze al decennia
van generatie op generatie. Het
gele pak Brinta, het flesje van
Coca Cola, het blauwe doosje Ni-
vea, de druppels van Maggi, het
Raket-ijsje, de pepermunt van
King of de rode tubes van
Simson. „Ik begrijp het succes
soms ook niet."
Talloze fabrikanten investeren
jaarlijks miljarden euro's in de
ontwikkeling van nieuwe pro
ducten. Desondanks slaan onge
veer acht van de tien introduc
ties niet aan. Soms leggen ze het
simpel af tegen de oude topmer
ken die al decennia lang vrijwel
hetzelfde zijn, maar nog steeds
een miljoenenomzet in het laatje
brengen. „Vanuit de hele wereld
hebben ze geprobeerd om met
ons te concurreren, maar het is
nog niemand gelukt", zegt direc
teur Wim Jansen van Bandrep
bv in Mijdrecht. Hij is met zijn
firma de fabrikant van de beken
de rode fiets-reparatiedoosjes
van Simson. De makers van solu
tie in een tube hebben in Neder
land ruim 90 procent van de
markt in handen. „Tuurlijk kun
nen ze dit in China of Taiwan
een stuk goedkoper. Af en toe
zie je bij de bekende bouwmark
ten ook wel eens zo'n merk op
duiken, maar binnen de kortste
keren is het weer verdwenen."
Volgens Jansen wil de Neder
landse bandenplakker niets an
ders dan het rode doosje van
ijzer. „Plastic zou veel goedko
per zijn, maar er is geen haar op
mijn hoofd die er aan denkt om
Simson in een plastic doosje te
stoppen. We hebben het laten
onderzoeken: de Nederlandse
consument zou het niet pikken."
Jansen kan niet direct een die
pere oorzaak geven voor het ei
gen succes. „Ik begrijp het soms
ook niet. Ons product voldoet
natuurlijk, dat voorop. Onze
spullen laten niet los, maar ver
der? Ik denk toch gewoonte, nos
talgie of bekendheid. Elk huis
houden heeft zo'n rood doosje in
huis of wel eens in huis gehad,
en dat al generaties lang."
Ook het klassieke pepermuntje
van King (al 81 jaar oud) leeft
van de stilstand. Het exacte re
cept zou slechts bij vier mensen
bekend zijn. Er wordt in ieder
geval streng op toegezien dat
niets verandert in de samenstel
ling. „Dat klopt, de kracht van
King-pepermunt is de recep
tuur", zegt commercieel direc
teur Eric Kramer van fabrikant
RBV Leaf.
Icoon
„De samenstelling en de munt
smaak komen uit medicinale
hoek; daar blijven we vanaf.
Ook de lay-out van King is nage
noeg hetzelfde gebleven. Het
staat nog steeds voor Kwaliteit
In Niets Geëvenaard. Het is een
tijdloze icoon geworden. Waar
om zou je er dan aan gaan sleute
len?"
Jaap Pleit is ontwikkelingsma
nager ijs bij Ola. In het brede
scala aan producten is er maar
één ijsje waar hij geen omkijken
naar heeft: de Raket. „Met onge
veer 35 miljoen stuks per jaar is
het al jaren onze nummer één.
Bedacht in 1962, toen de ruimte
vaart opkwam. Inmiddels is de
raket al toe aan de vierde gene
ratie." Het waterijsje blijkt een
ijzersterk concept. „De Raket
heeft een eenvoudige smaakop-
bouw: framboos, sinaasappel en
ananas. Prima voor kinderen,
want die houden niet van com
plexe smaken. Ook de kleurcom
binatie bleek een voltreffer. We
hebben wel eens geëxperimen
teerd met groen, wit, en rood,
maar dat was geen succes."
Inmiddels blijken de Ra
ket-eters van het eerste uur
weer terug bij het ijsje uit hun
jeugd. „Uit onderzoek is geble
ken dat veel 55-plusssers graag
een raket nemen bij het jour
naal van tien uur. Met dit ijsje
kunnen we eindeloos vooruit."
Volgens merkdeskundige Leo
van Sister van BrandWatch BV
is het succes van deze producten
betrekkelijk eenvoudig te ver
klaren. „Ten eerste moet het pro
duct altijd doen wat het belooft.
Daarnaast worden ze van gene
ratie op generatie doorgegeven.
Tot slot zul je toch moeten zor
gen dat je met de tijdgeest mee
gaat. Dat moet zó subtiel, dat de
consument het bijna niet in de
gaten heeft."
Nieuw binnenbandje
Hoewel ieder jaar zo'n 16 mil
joen doosjes en 1 miljoen losse
tubes van Simson over de toon
bank gaan, heeft directeur Wim
Jansen wel wat zorgen. „De om
zet van tubes en plakkers gaat
jaarlijks zo'n twee procent ach
teruit. Fietsenmakers doen er lie
ver een nieuw binnenbandje in,
inkoopprijs: één euro. Het is nog
goedkoper dan plakken.
Op zoek naar nieuwe mogelijk
heden, heeft Jansen inmiddels
ontdekt dat ook een ijzersterk
merk als Simson grenzen kent.
„Export lukt niet, want in Duits
land, België of Engeland grijpt
de consument wél naar het plas
tic doosje uit Taiwan. Hoewel
we inmiddels een reeks eenvou
dige fietsattributen (fietsbellen,
pedalen enz.) onder Simson op
de markt hebben gebracht, is
die uitbreiding niet eindeloos.
Met gereedschappen en sportar
tikelen is het niet gelukt. Om
toch te blijven groeien, verpak
ken en produceren we steeds
meer voor andere merken."
En hoe zit met de Koetjesreep?
Geruchten over een einde van
de Koetjesreep stammen waar
schijnlijk uit de jaren negentig,
toen de blauwe koe van hot naar
herwerd gesleept. In 1992 ver
kocht producent Boon de reep
aan Kiene en deze deed de han
del in 1999 over aan de Belgian
Chocolate Group (BCG). Daar
mee verruilde de koe het Hol
landse polderlandschap voor
het Belgische Wetteren. „We ma
ken jaarlijks tussen de 15 en 20
miljoen repen en verkopen
steeds beter in Vlaanderen", liet
directeur Geert Berger van de
BCG eerder dit jaar weten. De
fans van Koetjesreep hoeven
dus niet bang te zijn. Onze Zui
derburen denken er niet aan de
oer-Hollandse blauwe koe naar
de slachtbank te leiden.
Aehille Prick
Leon Links: „Je moet goed kijken: waar zie je insectjes of kleine vliegjes boven het water?"
foto Jacques Zorgman/GPD
Vliegvissers houden van actie: rondstrui
nen in beken en rivieren om vis te van
gen met zelfgemaakte kunstvliegjes. Een
denkontveertjes vormen het geheim. Zoeter-
meerder Leon Links schreef een boek over
het 'miraculeuze veertje'.
Op de tafel in de woonkamer van Leon
Links in Zoetermeer ligt een kleine berg
lichtbruine veertjes. Voorzichtig pakt hij er
een paar op en laat ze vanuit de hoogte
naar beneden dwarrelen. „Zo licht als deze
veertjes zijn er maar weinig. Bovendien be
vatten ze door hun speciale structuur veel
lucht waardoor de vliegjes die je ermee
maakt, heel mooi op het wateroppervlak
blijven drijven. Als je hiermee vist, merk je
het verschil. De vissen bijten veel sneller
dan wanneer je andere veertjes gebruikt",
zegt de 51-jarige docent N ïderlands.
De veertjes worden eendenkontveertjes
(kortweg CDC; naar het Franse cul de ca
nard) genoemd, maar eigenlijk klopt die
naam niet echt. Ze groeien namelijk rond
de vetklier op de rug van d 1 eend die er met
zijn snavel langs strijkt om de rest van zijn
veren te verzorgen.
Hij moet er zelf een beetje om lachen: een
boek over de magie van de vette veertjes
van de eendenkont ligt nu niet bepaald
voor de hand, erkent hij. Bovendien, wie zit
er nu te wachten op zo'n uiterst specialis
tisch boek?
Links: „Het was voor mij vooral hobby. Dit
boek heeft me dan ook meer gekost dan het
me heeft opgeleverd. Gelukkig is er relatief
gezien toch een grote vraag naar, al moest
ik het boek in het Engels schrijven omdat
een Nederlandse oplage onhaalbaar was.
Het boek is in vijfduizend exemplaren ver
schenen en het is onlangs ook in het Tsje
chisch vertaald. Dat is natuurlijk prachtig.
„Een boek over eendenkontveertjes klinkt
inderdaad wat ongelooflijk, maar ze heb
ben echt voor een revolutie gezorgd in de
wereld van de vliegvisserij.
Het 'miraculeuze veertje', zoals Links het
ook wel omschrijft, is voor de gewone ama
teurvisser niet interessant. CDC is alleen be
stemd voor de vliegvissen „Een vliegvisser
is niet in de weer met een wurmpie of een
stukkie brood om die aan de haak te beves
tigen en om dan maar te af te wachten wat
er gebeurt. Een vliegvisser gaat er op uit.
Hij verdiept zich in de biotoop van de vis
sen, is actief. Hij staat vaak zelf met zijn
lieslaarzen in het water en slaat de vissen
aan de haak met zelfgemaakte kunstvlie
gen."
Noorwegen
Zelf kwam Links als jonge jongen op een
vakantie in Noorwegen in aanraking met
het vliegvissen. „In de jaren zestig was
vliegvissen in Nederland nagenoeg onbe
kend. In landen als Noorwegen, Frankrijk
en Zwitserland was het veel bekender.
Toen ik daar met mijn oom en tante en neef
jes op vakantie was, leerde iemand ons
vliegvissen op forel en vlagzalm. Dat was
een fantastische ervaring. Het is echt een
kick om zo nauwkeurig mogelijk je hengel
uit te werpen naar waar de vissen zitten.
Dat vereist dat je goed moet kijken: waar
zie je insectjes boven het water? Dan heb je
goede kans dat op die plek vlagzalm of fo
rel zijn slag wil slaan. Als je dan erin slaagt
precies daar te werpen en een vis aan de
haak slaat, is dat fantastisch."
Jaren later, rond zijn twintigste, kreeg
Links nieuwe inspiratie toen hij tijdschrif
ten in handen kreeg over vliegvissen. Hij
was direct verkocht, zegt hij. „Ik heb in Rot
terdam een vliegvishengel gekocht en van
de winkelier kreeg ik wat kunstvliegjes
mee. Hij gaf me ook een waarschuwing. Hij
zei: 'Als je echt gaat vliegvissen, moet je ze
zelf maken. Dan koop je ze niet meer.' Hij
heeft gelijk gekregen. Als je eenmaal in de
ban bent, wil je ze alleen nog maar zelf ma
ken."
Voorwaarden daarvoor zijn geduld en een
beetje handigheid. „Het maken van een
kunstvlieg kost gemiddeld tussen de vijf en
vijftien minuten. Dat moet je wel kunnen
opbrengen", vertelt Links. Hij zet een een
soort miniatuur-naaimachine op tafel,
plaatst een haakje in de bek van een kleine
tang en windt er met een draadje soepeitjes
een eenden veert je omheen. „Een larfje is
snel gemaakt, dat doe je binnen een paar
minuten. Met sommige insecten ben je daar
entegen wel wat langer bezig."
Aan zijn vliegenvoorraad werkt hij vooral
in de wintermaanden wanneer het vissei-
zoen stil ligt. Hij pakt er een houten doosje
bij waarin tientallen kunstvliegjes zijn op
geprikt. Variërend in grootte en kleur heeft
Links ze gerangschikt. Hij legt uit: „Als je
aan vliegvissen doet, moet je je verdiepen
in de natuur. Je moet weten in welk seizoen
welke insecten er in en boven het water le
ven. Als jij met je hengel een meivliegje uit
werpt in het naseizoen dan kun je staan vis
sen tot je een ons weegt, maar de vis zal
niet toehappen. Je hebt absoluut enige ken
nis van de natuur nodig."
Soms moet er ook tijdens het vissen worden
geïmproviseerd, zegt hij. „Als je kleine grij
ze vliegjes boven het water ziet vliegen en
die heb je niet bij je dan zul je ze toch echt
even moeten maken, anders heb je een vislo-
ze dag."
Het gebruik van eendenkontveertjes is niet
iets van de laatste jaren. Links schrijft in
zijn boek dat vanaf de jaren twintig voor
het eerst in de Zwitserse Jura vissers met
eendenkontveertjes begonnen te vissen. Iets
waarmee hun Franse visbroeders iets later
mee begonnen te experimenteren.
Lange tijd bleef het gebruik van CDC ech
ter een vrijwel onbekend fenomeen. „Veel
vissers waren in die tijd broodvissers en
hadden dus niet echt de behoefte hun
vondst te delen met anderen."
Na de Tweede Wereldoorlog namen de on
derlinge contacten tussen de Europese vlieg
vissers toe en werd er in vaktijdschriften ge
publiceerd over het wonderbaarlijke veer
tje.
Toen Links begin jaren tachtig artikelen er
over las, was hij direct geïnteresseerd. „Ik
dacht: 'Eendenkontveertjes? Wat zouden
dat zijn?' Het probleem was alleen dat je er
niet aan kon komen. Ik heb langs wegen ge
speurd op zoek naar dode eenden die nog
redelijk gaaf waren en die ik nog kon pluk
ken. Toen ik ermee ging vissen, merkte ik
het verschil. Het vangen gaat veel makkelij
ker."
CDC is in de meeste vliegviskringen geac
cepteerd en heeft de oude hanenveertjes
voor een deel verdrongen. Het pionieren
langs 's Heeren wegen op zoek naar dode
eenden is voorbij. Het bestellen van de een
denveertjes gebeurt onder meer bij Franse
boerderijen waar eenden tot paté worden
verwerkt. „De veertjes zijn een bijproduct.
Ze worden dus niet gefokt en gedood voor
dit speciale doel."
Vriendelijk
Dat zou ook niet passen in het ecologisch
vriendelijke patroon van de vliegvissers,
zegt Links. „Als je één bent met de natuur
wil je natuurlijk het ecologisch evenwicht
nooit verstoren. Het is een ongeschreven re
gel dat alle gevangen vissen worden terug
gezet. De haakjes die worden gebruikt voor
de vliegjes zijn ook steeds vaker weerhaak
loos zodat de vissen daar nauwelijks door
verwond worden."
Vliegvissen is voor Links in alle opzichten
a way of life. Reizen naar bruisende rivie
ren in Schotland, Finland of, dichterbij, de
Ardennen, hoort erbij. Ook voor de grote
vijver voor zijn huis voelt hij zich niet te
groot.
Elitarisme is hem vreemd, maar in het we
reldje bestaat het wel, erkent hij. „In Rus
land komen jaarlijks hele vliegladingen Ja
panners en Amerikanen om voor een paar
honderd dollar per dag op zalm te vissen.
Wat heet: de gids regelt de kunstvlieg en
maakt de worp, waarna de vistoerist de hen
gel een paar minuten in handen krijgt ge
drukt om de zalm op te takelen. Gelukkig is
dat maar een heel kleine groep. Echte vlieg
vissers doen alles zelf. Zo hoort het."
Taco van der I*
Illustratie uit 'False Flat'; de rest van de wereld moet weten hoe goed Nederlands design is. foto GPD