Leuk zo'n hobby,
zeggen ze dan
Een monumentje op de plek waar het einde kwam
r»nm<JTïï
Opgewekt klinkt het: „Goe
demiddag! U houdt van
katjes?" Wie de galerie van
Alexandra Stapff aan de Lange
Nobelstraat in Zierikzee bin
nengaat, ziet niet anders. Bij ie
dere kunstvorm die Stapff daar
presenteert, staat de poes cen
traal. En voor wie nóg meer wil
zien: achter de glazen schuif
deur huppelen acht ras-Siame
zen en vijf kittens rond. De
kleintjes zijn verzekerd van
een goed huis, want ook als fok
ker heeft Alexandra een naam
hoog te houden.
Kat is, achter de schuifdeur, ook
de onmiskenbare huisgeur van
de van oorsprong Wassenaarse weef
ster. Overal beneden en op de boven
verdieping staan kattebakken, tot in
de slaapkamer aan toe. Het bomt haar
niks. „Ik denk altijd maar: 'Zolang je
niet tegen de walm kunt leunen, valt
het wel mee.' En dan nog, dat is mijn
probleem!"
Naar buiten mogen ze niet, al ont
snapt er wel eens eentje aan haar aan
dacht. Een speciaal gebouwde ren ach
ter de woning staat bij warm weer ter
beschikking van de groep. Een klein
deurtje in de muur gaat dan open, zo
dat ze even kunnen klauteren in een
boomtak of gewoon luieren in de zon.
Achterin de weverij zit Alexandra op
haar knieën op een dik, zelfgemaakt
vloerkleed. Op de zwart gietijzeren
potkachel mankeert in dit interieur ei
genlijk alleen nog een pruttelende kan
versgezette koffie of thee. De bank bij
het ongeveer tweehonderd jaar oude
weefgetouw is voor hond BlueBelle,
ongecoupeerd maar keurig gesoig
neerd.
Wanneer één van de Siamezen haar
kattenkoekjes links laat liggen, is de
hond er als de kippen bij om de lekker
nij te verorberen. Alexandra is even
bezig met klanten, dus ziet het anders
opvallend gehoorzame beest zijn kans
schoon. In één oogopslag overziet
Alexandra bij terugkeer in de 'huiska
mer' de situatie. Met een simpele vin
gerwijzing dirigeert ze BlueBelle naar
haar plaats, „Hup, trek je maar terug.
Jatmous! Ze is zo uitgekookt!"
Op de grond liggen zeven bollen wol.
Formaatje voetbal. Stuk voor stuk zit
ten ze met een draad vast aan 'een op
zetje' op het weefgetouw. De kleuren
zijn zorgvuldig uitgekozen, gebaseerd
op het interieur van de opdrachtgever.
Specifieke wensen kunnen in het ont
werp worden verwerkt. Zo willen me
neer en mevrouw van het opzetje
graag hun zodiacteken in de hoeken
terugzien. „Het resultaat is een tapijt
dat helemaal bij de opdrachtgever
past. Heel wat anders dan een massa -
produkt uit de fabriek."
Een beetje kleed kost al snel negen
honderd euro, gerelateerd aan pak
weg anderhalf week werk en materi
aalkosten, maar dan heb je ook wel
een uniek kunststukje op de grond.
Haar grootste werk tot dusver mat
vijf bij zes meter en woog 210 kilo.
„Dat kreeg ik in m'n eentje de weverij
niet uit..."
Alexandra zoekt iets. Haar Zweedse
klompen. „Dan ben ik namelijk nét
iets groter en heb ik m'n ellebogen vrij
van het weefgetouw. Werkt lekker
der."
In een verbazingwekkend tempo
knoopt ze volgens een zeer ruw ge
schetst patroontje een stel losse, kleu
rige draden bij elkaar aan een rij
strakgespannen lange 'snaren', de zo
geheten schering. „Geel, oranje, pik-
kie-rood, zo gaat dat nou."
Een houtklos met weer een andere
draad, de inslag, wordt om de zoveel
knopen haaks door de schering ge
voerd. „Dat houdt de boel een beetje
strak bij elkaar."
Ze leerde het ambacht al jong. Vader
Stapff was oorspronkelijk kunstschil
der maar verdiende in Wassenaar
M
L-l f&p -1
Naam:
Alexandra Stapff
Geboren:
25 april 1940 in Wassenaar
Woonplaats:
Zierikzee
Opleiding:
HBS aan het Rijnlands Lyceum
(niet afgemaakt)
Werk:
Van 1960-1962 in diverse hand
weverijen, na die tijd zelfstan
dig ambachtelijk weefster en
galeriehoudster.
voornamelijk de kost met zijn eigen
public relationsbureau. Hij overleed
in het begin van de Tweede Wereldoor
log bij een tramongeluk. Moeder Stap
ff zat plots alleen met de driejarige
Alexandra en haar oudere broer en
zus.
„Toen is ze maar iets aan huis gaan
zoeken: mode-ontwerpster. Ze had
dat pr-bureau wel kunnen overne
men, maar moeder wilde meer safety.
Toiletten en robes voor de well to do
people dus. Aan mij was dat niet be
steed, hoewel ik het nog wel heb gepro
beerd in die richting. Samen met een
modejongen hebben wij shows georga
niseerd die door 'de pers' zelfs boven
Channel werden verkozen, doordat
wij allerlei geweefde accessoires in on
ze ontwerpen verwerkten. Ik was daar
best goed in. Maar dan moest ik ook
ladyspeaker spelen. Met mijn hockey-
kuiten, zie je het voor je....!Geen suc
ces, zullen we maar zeggen. Daarna
werden het tapijten."
Goede vriend
„Eigenlijk begon het allemaal met een
goede vriend van mijn vader: Hans Po
lak van handweverij en stoffendrukke-
rij Het Paapje in Voorschoten. Oude
Hans vond het denk ik wel leuk dat de
dochter van zijn vroegere vriend in de
zaak kwam werken. Ik denk dat ik
een jaar of 17,18,19 was. Ik was blij
ven zitten in HBS-4 op het Rijnlands
Lyceum en vond het wel welletjes
daar. Daarna kreeg ik een vriendje en
ben ik in Amsterdam gaan werken."
Ze grinnikt bij de herinnering. „Hij
had me gevraagd daar naartoe te ko
men. Maar toen ik eenmaal was gearri
veerd was hij weggehaald door z'n va
der. Later, op een feestje, vroeg ie
mand of ik niet liever voor mezelf zou
willen beginnen. Natuurlijk wilde ik
dat, maar waar vind je zo snel een
goed weefgetouw? Nou, hij kende nog
wel een architect die er tien in zijn
schuur had staan, samen met nog wat
kleintjes. Dat weefgetouw heb ik dus
nog steeds," knikt Alexandra in de
richting van het ongeveer twee eeu
wen oude donkerhouten eiken appa
raat direct achter de glazen schuif
wand. „Voor 375 gulden gekocht, de
helft van het bedrag dat ik had ge
leend om een eigen bedrijfje te begin
nen. Dat was in 1962, vanuit het
ouderlijk huis."
Paradijselijk
Op 23 oktober 1998 werd Alexandra
Zierikzeese. Tot die tijd woonde ze
met haar toenmalige partner, een pot
tenbakker, even buiten Eindhoven in
een paradijselijk bos. Ze zucht diep en
haalt haar schouders op. „Maar een
paradijs heeft ook een slang. Tsja, zo
lopen dingen nu eenmaal. Hoe ik in
Zierikzee terecht kwam? Ik had er al
wel eens van gehoord, maar piekerde
er niet over om tussen al die stenen te
gaan wonen. Ik wilde ergens buiten,
in de polder. Vrijheid, rust. Maar ja,
dit", wijst ze breeduit op haar huidige
toko aan de rand van de binnenstad,
„is commercieel veel interessanter.
Van de wind kun je nog steeds niet le
ven. Ik exposeerde toendertijd in de
Bewaerschole in Burgh-Haamstede.
Gekscherend heb ik daar gezegd: als
ik twee kleden verkoop, kom ik hier
wonen. Eén aspect heb ik altijd heer
lijk gevonden aan Noord-Brabant: as
perges. Maar die heb je hier ook!
Inmiddels is Alexandra niet meer weg
te denken uit de Zierikzeese samenle
ving. Wanneer de temperatuur aange
naam begint te worden, posteert ze
zich steevast op de stoep voor haar ga
lerie met strengen wol die moeten wor
den opgedraaid tot bollen. Zo schenkt
ze de Lange Nobelstraat een stukje au
thentieke folklore. „Als ik daar zo zit,
zaterdag 4 september 2004
Alexandra Stapff
heb ik standaard een telefoonboek en
een plattegrond van Schouwen-Duive-
land naast me liggen. Af en toe ben ik
net een voorpost van de VW." Als
voorzitter van de mede door haar op-
gerichtte Stichting Kunstkwartier Zie
rikzee, af en toe mooi meegenomen.
Uitstraling
Haar 'volkse' uitstraling leverde haar
ook verschillende rolletjes op bij diver
se openluchttheaterstukken van de
Historische Spelen Zierkzee. Een
tekstrol zal er niet snel inzitten, want
haar Wassenaarse tongval is nog
steeds zeer prominent aanwezig.
„Mensen die weten dat ik uit die
buurt kom, denken gelijk dat je het
grote geld hebt meegenomen. Leuk
zo'n hobby, zeggen ze dan, wanneer ze
mijn galerie en weverij zien. Het is
m'n werk! Ik ben notabene één van de
weinige kunstenaars in Zierikzee die
niet op de één of andere manier z'n
hand hoeft op te houden. Maar goed.
Laatst was ik in Duitsland in gesprek
foto Mechteld Jansen
met iemand en die vroeg of ik een Hol
landse was uit de buurt van Den
Haag. Ik dus nieuwsgierig waar hij
dat aan kon zien. Wat denk je dat ie
zegt: Zelfs in het Duits heeft u nog een
kakkineus accent!"
De deurbel tinkelt. „Tot ziens", roept
Alexandra de kijkers achterna. En
dan, aangenaam geraakt, net even wat
zachter. „Leuk dat u zwaait! Dat doet
bijna niemand."
Marcel Modde
jNngs de weg verschijnen steeds meer rouwmonumentjes, zoals dit gedenkteken op de
ff 281 bij Heerlen. foto Marcel van Hoorn/ANP
Langs de weg staan zoveel rouwmonu
mentjes, dat het Rijk voorwaarden
gaat stellen. Dat ligt gevoelig bij nabestaan
den. „Geen korrel is mijn eigendom en toch
is die plek van mij."
Twee waxinelichtjes gloeien bij het kruis
tegen een decor van planten en verse bloe
men. „We hebben er een lampje bij", zegt
Rieky Vister met een blik naar boven. De
maan legt een spookachtig schijnsel over de
donkere weg waar haar zoons, de tweeling
Gijs en Freek, op achttienjarige leeftijd ver
ongelukten. „Kijk", zegt Kees Vister en hij
wijst naar een inkeping in het wegdek.
„Hier is onze Gijs als eerste geschept."
Hij heeft zijn vrouw overgehaald om mee te
gaan naar het bermmonumentje, in een flau
we bocht aan een doorgaande weg tussen
Bergharen en Horssen. Ze had geaarzeld.
„Ik voel me daar nooit prettig", zegt ze.
Kees wel. Bijna zeven jaar is het geleden
dat hij zijn zoons verloor en bijna iedere
dag gaat hij erheen. Hij steekt de waxine
lichtjes aan, verzorgt de planten, harkt het
zand weer rul. „Als iemand mij ervan zou
overtuigen dat het beter is het monumentje
daar weg te halen, ruim ik het op", zegt
Kees. „Ik denk niet dat dat zal gebeuren.
Het klinkt misschien cru: geen korrel daar
is mijn eigendom, maar toch is die plek van
mij."
Thuis in de woonkamer prijkt bij kaarsjes
dezelfde foto als bij het wegmonument.
Twee lachende jongens. Huisschilders, net
als pa. Hielden van aanpakken, altijd be
zig. Droomden van een eigen schildersbe
drijf. Met hun scooters op weg naar Nijme
gen werden ze op 23 december 1997 door
een auto gegrepen.
Kruis
Dezelfde dag nog verrees op de bewuste
plek een kruis. Op eigen initiatief in elkaar
getimmerd door Bart, een vriend van de
tweeling. Hij maakte er een witte en rode
roos op vast.
Rieky: ,,'s Avonds gingen we naar Wijchen,
naar mijn ouders en kwamen we langs de
plek. Heel langzaam zijn we toen aan het
kruis voorbijgereden. Op de terugweg za
gen we er bloemen liggen en kaarsjes bran
den. Toen zijn we ook even uitgestapt."
Kees, zegt Rieky, voelde na die dag dat de
bodem volledig onder hun voeten werd weg
geslagen, een sterke drang om naar de plek
terug te gaan. „Zoals anderen een graf be
zoeken."
Rieky: „Als er wind opsteekt, baalt Kees
omdat daar de kaarsjes uitwaaien."
Kees: „Dan heb ik het idee dat ik die dag
niks voor Gijs en Freek heb kunnen doen."
En: „Geregeld leggen leeftijdgenoten van
Gijs en Freek er nog iets neer. Ik geloof niet
dat jongeren dat op een kerkhof zo gauw
zouden doen."
Rieky: „Soms ligt er iets en weten we hele
maal niet van wie het komt."
Kees: „Als ik daar ben, stoppen er geregeld
mensen om te vragen wat er op die plek is
gebeurd. Soms zeggen ze dan zoiets als dat
Gijs en Freek vast zullen zien wat ik aan
het doen ben. Dat geeft me wel troost."
Rieky: „Kees praat graag over wat er is ge
beurd. Ik niet. Als ik daar kom - en dat doe
ik meestal voor Kees - hoop ik maar dat er
niemand stopt. Ik heb het graag over Gijs
en Freek, want als we niet meer over ze pra
ten, zijn ze echt dood. Maar ik wil het niet
hebben over het ongeluk in alle details.
Daar word ik akelig van."
Sporen
Kees daarentegen heeft het ongeluk hele
maal gereconstureerd. Hij weet precies hoe
het gebeurde, waar zijn zoons reden, waar
ze hebben gelegen. Jarenlang zocht hij naar
sporen op de fatale plek, naar iets tast
baars, naar bewijzen.
„Van de rode scooter van Freek heb ik tallo
ze stukjes gevonden", zegt hij. „Van de
blauwe van Gijs nog geen splinter, hoe se
cuur ik ook heb gezocht. Daar kan ik me
moeilijk bij neerleggen. Het is net alsof Gijs
daar nooit is geweest."
Voor Kees is die plek langs het weiland de
plek 'waar het einde was' en waar hij eigen
lijk nog de nabijheid van zijn zoons zoekt.
Voor Rieky is het een nare plaats waar haar
twee kinderen 'het allerergste overkwam'.
„Ik vind het wel fijn als het monumentje er
mooi bij ligt en als iemand er weer iets
Een gedenkteken bovenop de Gulpenerberg. Nabestaanden van verkeersslachtoffers moe
ten van minister Peijs aan een aantal voorwaarden voldoen als ze een herdenkingsteken wil
len plaatsen bij de plaats van een ongeval. foto Marcel van Hoorn/ANP
heeft neergelegd. Het idee dat anderen met
waxinelichtjes van huis gaan om daar aan
te steken, doet me goed."
Van de talloze waxinelichtjes die ze op de
fatale plek aanstaken, hebben ze er niet een
zelf gekocht. „Al zeven jaar lang krijgen we
ze van een cafetariabaas in Horssen. Dan
spreekt hij je op straat aan: 'Ze zijn onder
hand weer op, zeker', en geeft hij een nieu
we doos. Dat is toch fantastisch, dat hij dat
zo lang volhoudt. 'Licht moeten die jongens
hebben', zegt hij vaak."
Kees kan zich niet voorstellen dat iemand
hem dwingt het monumentje te verwijde
ren.
Rieky: „Het monumentje biedt vaak een
opening voor een gesprek over Gijs en
Freek. Mensen die hier komen, zeggen bij
voorbeeld: 'We kwamen er net nog langs.
Het lag er mooi bij.' Dan merken ze vanzelf
of we het er over willen hebben."
Andersom werkt het ook. Rieky: „Als ik het
graag over Gijs en Freek wil hebben, zeg ik:
'En? Brandden de kaarsjes net nog?"
Wilma de Cort