Jagen op de schim van Boude wijn Blich 2j PZC Niemand gaat ooit dood Weg uit Wassenaar Icarus Andreas Burnier woensdag 1 september 2004 Wie een botje van een uitgestorven dodo koestert zoals Boudewijn Büch dat deed, moet zelf een vreemde vogel zijn. Dat was Büch dan ook. Sla er Weg uit Wassenaar maar op na van Frans Mouws en je vindt voorbeelden te over van de ra re fratsen die de schrijver/verzamelaar tijdens zijn leven (1948-2002) uithaalde. Eindhovenaar Frans Mouws is een groot bewonderaar van Büch. Nadat hij eerder een inventari satie maakte van alle publicaties van Büch en onlangs de aandacht trok met zijn onthulling over diens vermeende dode zoontje, wordt vrij dag in Eindhoven het biografische boek Weg uit Wassenaar van Mouws over Büch gepresenteerd. Het probleem waar Mouws zich bij het schrijven van zijn boek voor ge steld zag, was: klopt het allemaal wat Büch over zichzelf vertelde in boeken als Het dolhuis, De kleine blonde dood en andere publicaties? Nee, zo moest Mouws, die jagend Op de schim van Büch per motor het land doorkruiste, keer op keer vast stellen. Nu horen fabuleren, verdichten, mystificeren en overdrijven bij uit stek bij de literatuur, maar Büch maakte er wel heel erg een potje van, alsof hij op voorhand zijn latere bio grafen voor raadsels wilde stellen. Dat is hem aardig gelukt. Volgens Mouws zijn momenteel een stuk of zes, zeven mensen actief bezig met boeken over Büch, maar hij is de eer ste die tot een publicatie komt. Trema Het 'bedrog', als je dat zo wilt noe men, zat er al vroeg in bij Büch. Neem het trema, dat zijn vader - ook al zo'n geval apart - bij de aangifte van de geboorte van zijn zoon zette op de u van zijn achternaam. Later werd het weer geschrapt, maar de jonge Buch vond het trema zo inte ressant staan, dat hij het behield. Mouws achterhaalde dat er niets van waar was wat Boudewijn Büch in in terviews over zijn ouders vertelde. Noch zijn vader, noch zijn moeder was joods of afkomstig uit respectie velijk Polen en Italië. De Buchs wa ren een oer-Hollands gezin, dat wel iswaar woonde in Wassenaar, maar niet rijk was. Door de scheiding van zijn ouders - waar Büch blijkens ver halen erg onder gebukt ging - moest Boudewijn al jong geld verdienen met auto's wassen en heggen knip pen van welgestelde dorpsgenoten. Büch verhuisde op jonge leeftijd naar Leiden en vervolgens naar Am sterdam. Hij voerde menigmaal een dubbele drs.-titel, maar volgens Mouws heeft hij nooit aan welke uni versiteit dan ook gestudeerd. We gens tweemaal zittenblijven werd hij van de hbs verwijderd en zelfs van het behalen van een diploma van de mulo, waar Büch vervolgens naartoe werd gestuurd, is geen be wijs te vinden. Dat belette Büch geenszins een leven te leiden vol stu dentikoze humor. Mouws zegt in zijn boek de nadruk te hebben willen leggen op het feit dat Büch zo'n leuke jongen was. Zijn vrienden van vroeger, door Mouws uitgebreid aan het woord gelaten, zijn er nog steeds vol van. Maar over het algemeen overstijgen hun anek dotes de meligheid niet die de mees te studentengrappen aankleeft. Wel maken ze duidelijk dat Büch dan niet officieel gestudeerd heeft, maar dat hij er door tomeloze werkdrift in slaagde grote kennis te verwerven op tal van intellectuele terreinen die hij later met aanstekelijk enthousias me etaleerde op tv. Zwakke gezondheid Een van de grootste leugens van Büch betrof zijn opname gedurende een jaar in een inrichting ('dolhuis') in Boxtel. Daarvan was al eerder vast komen staan dat het maar om een periode van zes weken ging en geen psychiatrische behandeling be trof maar bedoeld was voor het licha melijk aansterken van de met een zwakke gezondheid kampende Büch. Over dit soort verzinsels wordt in het boek van Mouws iets aardigs ge zegd door Gijs van der Zalm, een oude vriend van Büch. Zijn verhalen mochten achteraf niet kloppen, zegt Gijs, maar 'ik denk dat zijn emoties echt waren'. 'Alles wat hij vertelde Boudewijn Büch leek oprecht en zo uit zijn hart af komstig dat niemand eraan twijfel de.' Al is Büch verre van een briljant schrijver gebleken, dat is precies waar het in goede literatuur om draait. Op het boek van Mouws valt trouwens ook wel het een en ander aan te merken. Het is duidelijk ge schreven door een bewonderaar, geen professioneel biograaf. Mouws verontschuldigt zich uitgebreid voor zijn amateurisme. Dat siert hem, maar het maakt er zijn boek niet be ter op. Hij laat nogal veel mensen let terlijk aan het woord, waardoor het foto Klaas Koppe/GPD langdradig wordt en er veel doublu res in staan. Ook toont hij zich in zijn verslag nogal trots wat hij als on derzoeker voor elkaar heeft gebokst. Dat leidt af van zijn onderwerp. Maar het neemt niet weg dat Weg uit Wassenaar een aardige eerste aanzet is tot een officiële Büch-biografie, hoe lastig die ook te maken blijft. Peter van Vlerken 'Weg uit Wassenaar, een tocht door het le ven van Boudewijn Büch', door Frans Mouws. Uitgave: Aspekt. 240 blz. Prijs: €16,95. Tussen Honolulu en de westkust vlieg ik tussen zon en oceaan, begrijp ineens hoe alles is, vanwaar wij komen en waarheen wij gaan. De kosmos is zeer goed en louter schoonheid, de mensen zijn misschien een beetje slecht; ik wil mij voortaan aan het hoogste wijden, de kleine dingen komen wel terecht. Ik heb het lot, het doel, de zin begrepen, ik ken mijn taak, ver boven 't daaglijks brood; voor de essentie zal ik voortaan leven de uren die mij scheiden van de dood. Andreas Burnier Waar Andreas Burnier verscheen, ontstond steevast opschudding. De dwarse gedachte was haar specialiteit. Ze schreef proza waarin de controverse werd gezocht. In haar poëzie heerst juist sereniteit. Haar gedichten bezorgen me net zo'n gevoel als mijn zeven goudvissen doen. Uren kun je naar hen kijken, zon der dat je iets ziet. Na de laatste keer heet de bundel waarin de gedichten van Andreas Burnier (1931-2002) zijn verzameld. Dat is ge daan door Jonne Linschoten, Maaike Meijer en Ineke van Mourik. Ze doen on bescheiden over hun bescheiden taak: zel den een boek gezien waarin de bezorgers zo nadrukkelijk aanwezig zijn. 'Om rede nen van kwaliteit', melden ze parmantig, hebben ze een gedicht dat de auteur zelf wél bundelde laten vervallen. Wij weten het beter, het was een houding die ook de schrijfster kenmerkte. Behalve dan in haar poëzie, want ze komt even braaf over als Joris I, Joris II, Joris III, Joris IV, Joris V, Joris VI en Joris VII. Zo heten de bewoners van mijn vijvertje. Angst wordt gesust en niet aangewak kerd. 'Wie zal de nacht in strikken bin den?', begint ze een gedicht. Die stem ming heerst alom. Om de verontrustende nacht wordt een geruststellende strik ge bonden. Zelfs om de gruwelijke nacht die een deel van haar bestaan was, als joods meisje heeft zij maar nét de oorlog over leefd. Desondanks maakte ze een moederge dicht met lieve pleisters in plaats van ge mene weerhaken. De 'zes jaar op de vlucht' worden wel gememoreerd, maar verder is de sfeer: 'De mond die mijn kin derboeken las/ zucht./ Haar hart klopt traag./ Haar bloed is veel te licht.' Een dichteres met weinig werk maar met veel onderwerpen was zij. Reizen inspi reerden haar, naar Spanje en naar Hel las: 'eeuwige rots van de ratio.' De liefde zette haar tot dichten aan, de vrouwen liefde: 'Heet zij Olga of Belinda,/ Sonja, Clara of Simone,/ de vrouw van wie w tot het einde/ dorstig dromen, of Sofia Zelfs de dood zorgt niet voor schrik in d,r goudvissenvijver. Na het afscheid kon eenvoudig het herstel, beweerde zij: 'Nie mand gaat ooit dood,/ niemand zal ooi verrekken of vertrekken.' Er school da ook een mystica in haar, zij het een mysti ca van een gematigd soort. Uit het hierbij afgedrukte gedicht zouf misschien een andere conclusie trekkeij De spreker meent de zin van het leven i[j hebben verstaan. Maar door de titel wor den zulke zekerheden als een zandkas teel bij opkomend tij. We weten hoe ht Icarus verging: zijn vleugels van m smolten in de zon. De hoge hemel m een illusie voor hem, de realiteit blee een platte plons. Ook het vliegtuig waai in de spreker zit, zal straks ongetwijfel een harde landing maken. Van het stelli ge begrip hoe alles is, blijft dan weim over. De tandjes van de relativering doen zo' vers goed. Een enkele keer ogen de tan den regelrecht dreigend. Het gedicl 'Het kwaad' is van een aangename fel: heid: 'Uit Zeeland komt het Zeeuws zwijn/ met vieze kale varkenskop Zwemt daar een piranha tussen de goud vissen? Mario Molegras Andreas Burnier: Na de laatste keer. Gedich ten - Uitgeverij Augustus, 120 pag., €17,95. Rudy Kousbroek Visionair unst in Nederland is aansluiting kwijt, aldus een kop in De Volks krant van 26 Augustus. 'Dit zegt Harald Szeemann, een van 's werelds belangrijkste curatoren'. Waar ik mij dan meteen al aan erger is dat de sukkel die dit krantenbericht heeft geschre ven niet weet dat curator in het Nederlands niet hetzelfde betekent als in het Engels. Het Nederlandse woord is conservator. Maar mijn ergernis betreft natuurlijk vooral Harald Szee mann zelf, die nu in Brussel een tentoonstel ling heeft georganiseerd getiteld Visionary Belgium. Ik citeer: -'Is zo'n expositie ook niet over Nederland sa men te stellen?' - 'Szeemann, lachend: 'Visionary Holland? Nee, daar zie ik nu geen aanleiding voor'.' De thema's (of beter gezegd motto's) van zulke tentoonstellingen zijn op zichzelf al niet meer dan een eufemisme, grenzend aan boerenbe drog, maar als het zou gaan om kunstwerken die werkelijk de naam visionair verdienen is Nederland voorlopig in een ongenaakbare top positie, en dat dankzij het werk van één kun stenaar, Theo Jansen. Theo Jansen is de maker en bedenker van iets dat nooit eerder bestaan heeft, namelijk levensvormen die niet een deel zijn van de historische evolutie op onze pla neet. Er bestaan nu al meerdere generaties van, enorme veelvoeters die letterlijk van de wind leven, populair bekend als de 'strand- beesten' van Theo Jansen. Als iets nu met recht visionair is te noemen dan is dit het, iets van een vergelijkbare oorspronkelijkheid is op het ogenblik nergens ter wereld te vinden. Ook niet in België. Misschien zal iemand ge neigd zijn te zeggen: en Panamarenko? De din gen die Panamarenko heeft gemaakt zijn in derdaad prachtig en bijzonder, maar ze zijn, vergeleken met de vormen voortgebracht door de inventiviteit van Theo Jansen, au fond toch niet meer dan derivatief. Het is een beetje of je opgezette dieren met levende wezens verge lijkt; Marswezens in dit geval. Welk ander land heeft zoiets visionnairs te bieden? Ach, weet Harald Szeemann veel, dat is ie mand die al jaren in lucht handelt, her en der tentoonstellingen organiserend als een won derdokter die de provinciale markten afreist. Markten is hier inderdaad het sleutelwoord, het gaat in feite om het marktmechanisme in de kunst, en zo iemand als Szeemann is daar de exponent van. Ik kan me herinneren dat ik jaren geleden een gesprek met hem heb gehad, samen met een bekende kunstcritica, en dat we achteraf perplex stonden van de onzin waar die man in geloofde; leidend tot de uit roep: 'Het verstand is in de baard geschoten'. Het is waar dat de strandbeesten van Theo Jansen zich er niet goed toe lenen om geëxpo seerd te worden in een museum; het zijn geen verzamelaarsobjecten, geen aanlokkelijke items voor de kunsthandel, maar ze zijn van een geniale originaliteit, met kop en schou ders uitstekend boven allerlei onbetekenende flauwekul die onder het etiket moderne kunst wordt gepresenteerd - en voor zover ik het zien kan flink onderschat en schandelijk ver waarloosd, o.a. door de televisie. Theo Jansen is niet iemand om zichzelf te verkopen als een groot en gevierd kunstenaar (je denkt met woe de aan allerlei charlatans die daar heel bedre ven in zijn), maar een groot kunstenaar is hij wel degelijk, met de monomanie en de bezeten heid van een geniale uitvinder. Daarom heb ik voor deze aflevering een foto van hem gekozen, een openlijke demonstratie van heldenverering; formeel is dit geen Fo tosynthese, maar er is wel degelijk een wonder op te zien, namelijk de articulatie gemaakt van electriciteitsbuizen die hij bezig is te de- Eigen foto, 20.8.2004 monstreren. Deze articulatie is even briljant of nog briljanter dan 'Watt's linkage', het par allelogram waarmee bij de eerste (ba- lans)stoommachines een alternerende bewe ging werd omgezet in een draaiende; in dit ge val is het een draaiende beweging die getrans formeerd wordt tot een voetstap: een zich van de grond oplichtende en over een afstand in de lucht verplaatsende voet, zoals gedemon streerd door het potloodtracé. Het is deze be weging die ten grondslag ligt aan het zichzelf met een woud van ingenieuze poten voortbe wegende strandbeest. Een heroïsche episode in het ontstaan van deze articulatie was het be rekenen van de lengte der samenstellende de len, een doorbraak die Theo Jansen meerma len heeft beschreven, o.a. in zijn boek Klim men in lucht, verschenen in 1996. Jansen schrijft ook columns (in de Wetenschapsbijla ge van de Volkskrant) die zich kenmerken door hun grote vindingrijkheid.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 26