Voorwaar, weer een boodschap Luistert u naar de klaprozen Freek de Jonge De klaprozen H.H. ter Balkt woensdag 18 augustus 2004 Waar de boerderij toen stond, oude helderblauwe hoeve, zijn klaprozen opgestaan die daar eerst ook groeiden. Of de grond die zoveel jaar geur kreeg door wat hij droeg treurde om wat hij verloor, de kleuren wel maar liefde niet en of hij woedeend tekeergaat (maar hoe zwak zijn papavers) tegen de Wil die de muur brak, de vlammen aan de overkant bloeien in verwilderd onkruid waar de Schaduw nu verslagen is van Stellages, als dappere vrijheidsstrijders de papavers. H.H. ter Balkt De bulldozers zijn nauwe lijks verdwenen of daar verschijnen ze. De klaprozen, met deO felle gloor van de hoop, met de heftige schreeuw van de vrijheid. Wat voor lelijk werk mensen ook doen, wat wij ook al lemaal verwoesten, de klapro zen beginnen onverschrokken aan de herovering van het ter rein. Taaie overlevers zijn het, na tientallen jaren kan het zaad van de klaproos ineens ontkie men. In zo'n wuivend rood ta pijt kun je een teken zien: uitein delijk verliezen de machines en winnen de bloemen. Klaprozen bereiden immers de weg voor an dere planten, bomen, het woeste woud. Daarom bezingt de dich ter H.H. ter Balkt (geb.1938) de klaprozen in zijn nieuwe boek Anti-canto's en De Astatica. Hij schildert ze af als 'dappere vrijheidsstrijders'. Een boerde rij is gesloopt. Wéér heeft een restje bezielde, oude aarde plaats moeten maken voor de wezenloze, nieuwe wereld: 'de Wil die de muur brak,/ de vlam men aan de overkant.' De klap rozen protesteren, zoals ze altijd protesteren. Luistert u alstu blieft naar de klaprozen, en luis tert u alstublieft naar Ter Balkt, de klaproos onder de dichters. Zijn werk gedijt net als de be roemde bloem in de meest barre omstandigheden, op het bouw terrein en bij de benzinepomp. Het heeft ook dezelfde schrille kleur. Verwacht van hem geen beheersing en beteugeling, hij schrijft juist grillig en rauw. In deze bundel misschien meer dan ooit. Canto: alleen al dat woord be looft muziek. Hij schrijft dan ook anti-canto's, die zoals hij zelf opmerkt soms van hun ge zond niet afweten. Ter Balkt legt dynamiet onder de canto's zoals velen ze schreven, vandaar de versplintering van deze ver zen. Geen gedichten uit één stuk, maar wel een bedoeling uit één stuk. Of misschien gaat het nóg verder en staat deze poë zie helemaal in het teken van de boodschap. De dichter heeftea .taak, de klinkers beramen op roer: 'decreten moe werden zj maanzaad en scheerling:/ Ges horizon! Laten wij blindeexplo sie zijn.' De klinkers in verzet. Tegen df machines en de bulldozers, ft gen de klokken en de schemai Tegen de regelaars van de poj. zie, van het leven, van Moede Aarde. Ter Balkt lijkt vaak 2 zijn missie te geloven, in de over winning van de klaprozen, Hij is even uitbundig als zij: 'Hal hout en woud, gijzel de bijlen,,! Hij wil niet instemmen met dege nen die verzuchten: 'De bescha ving is heen.' Hij hoopt mettó dichterswoord de catastrofe!: te kunnen wenden: 'Ik zing at vrolijke gloed terug,/ ik veeg de doodsglans van de brem en dt eik en de tong.' Maar in een 'Brief aan de vindei van de Voyager II' voorziet bi; wel degelijk het einde: 'Wereld die jullie dit zendt is vergaa door zijn ijzeren adem./ De gé lis en de vrolijke otter mochte hier niet langer bestaan,' D; toon, duistere toespelingen en troebele verwijzingen incluis,ii meer dan eens oudtestamen tisch. Geen wonder bij een dich ter die zich ooit met een profe- tennaam tooide: Habakuklldi Balker. Een profeet tussen red ding en ondergang, tussen be zwering en vervloeking. Een pro feet die zweert bij de klaproos, Mario Molegfêf H.H. ter Balkt: Anti-canto's en ft Astatica - Uitgeverij De Bezige M gebonden, 178 pag./ €19,90 inds jaar en dag ken nen we Freek de Jon ge als de niets en nie mand ontziende satiricus, die zo nodig ook zichzelf de maat neemt en de rol kan spelen van Nationaal Geweten en Goeroe voor Verdoolde Zie len. In zijn nieuwste roman is hij een chagrijnige grappen maker; Freek de domineeszoon die het kritiseren en stichten niet van een vreemde heeft, maar die zich altijd met een ab surde zijsprong weet te behoe den voor het verwijt dat hij al léén maar moraliseert. Freek de komediant die het pubhek geeft wat het wil, maar die zo af en toe ook te kennen geeft dat hij gebukt gaat onder de rol van Be kende Nederlander. Een gedre ven en gekwelde persoonlijk heid, dat wil zeggen: in de spie gel van de media. De eigentijdse invulling van het cliché dat we kennen als de huilende clown of de grappenmaker die ervoor kiest om thuis chagrijnig te zit ten wezen. In zijn nieuwe roman Door de knieën bevestigt Freek de Jonge dat spiegelbeeld maar weer eens, en wel bij monde van een ikfiguur die ons omstandig uit legt wat een geweldige hekel hij aan zichzelf heeft: „Ik hing de bekende Nederlander uit voor het goede doel. Door persoonlijk in twaalf provincies in veertien dagen geld op te halen voor de hongerende kinderen in Afrika maakte ik me weer eens wat ge liefder dan ik was. Waardoor ik me weer wat ellendiger voelde dan ik al deed." Om te laten zien dat dit niet zo maar een los se oprisping is nog een staaltje zelfhaat: „Er is weinig dat me meer tegenstaat dan het maken van grappen over actuele zaken. Het neerhalen van autoriteiten. Er is maar één persoon die neer gehaald moet worden. Dat ben ikzelf." In Door de knieën wordt de zelf haat door Freeks dubbelganger herleid tot het grote drama in zijn leven: de plotselinge dood van zijn kind. Hoewel we bij het begin van de geschiedenis inmid dels al jaren verder zijn, gaat de verteller nog altijd op de loop voor een gevoel waarmee hij geen raad weet, laat staan dat hij het met zijn vrouw zou kun nen delen. Hij is even verbeten als wanhopig op zoek naar een marktplein waar hij zijn onbeha gen met grappen en grollen kan overschreeuwen en hij de aan dacht krijgt die hem even af leidt van zichzelf. Net zo lang tot de verdoving is uitgewerkt en hij weer onzacht in zijn eigen ellende belandt. Wie Freek de Jonge uit inter views denkt te-kennen, zal licht in de verleiding komen om Door de knieën als onversneden auto biografie te lezen. Toch wortelt deze roman maar voor een be perkt gedeelte in ware levensfei ten (waarvan de dood van het kind er in elk geval een is). In de loop van de gebeurtenissen over spoelt de fantasie de werkelijk heid geheel. Onze anonieme held is per vliegtuig op weg naar Zuid-Frankrijk. In het ge zelschap van nog zeven andere probleemkindertjes die onder de hoede van twee sociaal bewo gen pleegmoeders verkeren, be vindt zich daar ook ene Victor, een mismaakt wezen dat bij ge brek aan volgroeide ledematen voornamelijk uit hoofd bestaat. Een karikatuur van de denker kortom. De verteller heeft Victor leren kennen toen hij ter wille van een of ander charitatief doel met hem op de foto ging. En op dat moment was er de schok der herkenning: in de verschoppe ling zag hij de plaatsvervanger van zijn dode kind, een Messias- achtige figuur die zo nu en dan een spreuk debiteert waardoor de cynische komiek zwaar aan het denken wordt gezet en af en toe zelfs een glimpje licht ziet. Uiteindelijk is het goeroe Victor die de ikfiguur met zichzelf en met zijn vrouw zal weten te ver zoenen. Die glorieuze ontknoping vindt helemaal aan het einde van de roman plaats. Voordien is Vic tor tijdens noodweer in een ri vier beland en door vier zwanen gered, een mirakel dat hem in geur van heiligheid heeft ge bracht. De verteller is uitgeno digd om in Lourdes getuige te zijn bij het doopsel van het won derkind en daar een woordje bij te spreken. Maar zover komt het niet eens, want wanneer de pro cessie op weg is naar de basi liek, loopt de menigte Victor on der de voet en gaat zich vervol gens, in de hoop op nog meer wonderen, te buiten aan zijn ver minkte lichaam. Grotesk Victor heeft een tegenhanger in Jonas, de dorpsgek van het Zeeuwse dorpje Bath. Ook in de ze excentriekeling heeft de ik lange tijd een alternatieve pro feet gezien, te meer daar hij in het gezelschap verkeerde van een God genaamde hond die in staat was met zijn speeksel won den te genezen. Helaas bladdert Jonas' reputatie nog wat sneller af dan Victors heiligheid, want na zijn dood blijkt hij niet meer dan een leugenachtige fantast. Conclusie: wanneer je op zoek bent naar authentieke waarden om je leven weer in een goed spoor te krijgen moet je niet ver trouwen op wonderdoeners en profeten, ook niet als hun onaan gepastheid en verworpenheid je voorkomt als het keurmerk van waarachtigheid. Vertrouw lie ver op de liefde en loyaliteit die te vinden zijn in je onmiddellij ke nabijheid. Voorwaar, alweer een opbou wende boodschap, en dat aan het einde van een boek dat net als Freek de Jonge's theaterop-' tredens van de jaren tachtig ge kruid is met groteske toestan den, absurde situaties en een na vrante humor. Maar waar een geslaagd en effectief toneelop treden voor een publiek van ve le honderden ménsen afhanke lijk is van vertekening, overdrij ving en dramatiek, daar moet een in stilte en afzondering gele zen roman wat subtieler in zijn middelen zijn. Jammer genoeg heeft Freek de Jonge dat nog al tijd niet begrepen. Door de knie ën amuseert zo nu en dan, maar dat je geboeid, geraakt of ont roerd wordt, nee. Jaap Goedegebuure Freek de Jonge: Door de knieën - Uit geverij Augustus, 160 blz., 11,16. Freek de Jonge staat vrijdag en zater dag met een try-out van zijn nieuwe programma De Vergrijzing in thea ter De Wegwijzer in Nieuw en Sint Joosland, telkens om 20.15 uur. foto Marcel Antonisse/ANP Freek de Jonge Rudy Kousbroek Indische vogels k ben geboren in een land met tijgers en krokodillen, blauwe bergen en groe ne oerwouden, een land met apen en olifanten, uitgestrekte meren en roken de vulkanen. Als je naar Holland verhuist ben je dat allemaal kwijt. Je merkt het niet met een, maar als het tot je doordringt heeft het 't karakter van een onherstelbaar verlies; het is of je het hebt afgestaan, zoals je je kinderja ren afstaat. Geen toegang meer. Indië verlo ren, rampspoed geboren, Tot overmaat van ramp blijf je restanten uit die verdwenen we reld tegenkomen - voorwerpen, foto's, boeken: bewijsstukken dat het echt heeft bestaan. Een voorbeeld van zo'n boek is een Indische vogelgids. Indië was een land vol vogels. Als kind loop je er doorheen alsof het vanzelf spreekt, je ziet ze, je kent ze, en dat is iets vol ledigs in zichzelf. Maar de verhuizing naar Ne derland maakt dat je ineens omgeven bent door vogels die er anders uitzien en andere ge luiden maken. Eerst merk je het nauwelijks - vogels zijn vervangen door vogels. Dat er.zijn die je nooit meer ziet en geluiden die je nooit meer hoort dringt maar vaag tot je door, want wat ontbreekt is er niet en heeft geen naam. Toen ik voor het eerst in Indonesië terugkwam was het of ik wakker werd. Ik herkende aller lei dingen - geuren in jaren niet meer geroken, warme lucht op mijn huid in jaren niet meer gevoeld, geluiden in jaren niet meer gehoord - inderdaad een soort ontwaken. Verwarrend: die vogel, waarvan je het geluid herkent, hoe ziet die er uit? Wat er bij komt is dat je als kind niet systema tisch indeelt. Toen ik - in Nederland - het ge luk had een exemplaar te bemachtigen van een vooroorlogse Indische vogelgids bekeek ik de foto's en las ik de beschrijvingen eindeloos opnieuw. Er ontstond in mijn hoofd als het wa re een parallelle kennis, een repertorium van andere tropische vogels dan de vogels in mijn herinnering. Dat boek heet Indische vogels in stad en veld, door W. Groeneveldt, uitgegeven door Leopold in 1939; een onooglijk boekje, maar voor mij een troost en toeverlaat. Ik lees er in, niet alleen om de beschrijvingen, maar vooral ook om de Indische anecdotes die er in staan en de herinneringen die ze oproepen. Als ik één karakteristiek moet noemen die mij telkens weer ontroert dan is het hoe tan. veel Indische vogels waren. Zoveel soorten die bij je thuis kwamen wonen, om overdag (of 's nachts) uit te vliegen en weer terug te komen. 'Waargenomen is dat een tamme Vischuil iede- ren avond, als het gezin aan tafel zat, het huis binnenvloog en op een stoelleuning neer streek, waar hij gevoerd werd. Had hij genoeg gehad, dan verdween hij met onhoorbare vlucht weer in het donker.' Die 'vischuil' ken ik als Koeak. Wat bijdraagt tot de verwarring is dat er voor een bepaalde vogel vaak meerdere verschillende Indonesi sche namen bestaan, terwijl omgekeerd één be paalde naam soms op verschillende vogels van toepassing blijkt te zijn. De genadeslag in de ze chaos wordt toegediend door de woorden boeken, soms met westerse of Latijnse namen, allemaal anders; het Latijn zou de standaard moeten zijn, maar veel woordenboeken geven wijselijk maar geen Latijn. Zie de twee hierbij afgebeelde vogeltjes, alle bei heel algemeen in Indonesië: de bovenste is een Glatïk of rijstvogeltje, de onderste een Koetilang of Oranjebuik Bulbul - dat althans zijn de identificaties die Groeneveldt ge bruikt; maar als je in de woordenboeken de (anders gespelde) Indonesische namen op zoekt is de Gelatik een Pied Triller, soms een mus en dan weer een mees, en de Kutilang een Thrush, een soort van lijster of een Perzische nachtegaal. Maar hoe ook genaamd, ze zijn mij dierbaar en ze zingen voor mij even mooi - net als mijn lievelingsvogel de Moerai, afwisse lend beschreven als Magpie, Magpie Robin, Wagtail, Merle des Indes, ekster en kwikstaart. Als je 's nachts een Moerai hoort, Foto's J. Iskandar, Jenis Burung, Jakarta 1989 schrijft Groeneveldt, betekent dat dat er wil de dieren in de buurt zijn. Wanneer heb ik voor het laatst een Moerai gehoord? De emotie die de herinnering aan deze vogel bij mij op roept is ook te danken aan de wanhopige re gels die de grote Sumatraanse dichter Amir Hamzah aan de Moerai gewijd heeft, in een ge dicht getiteld Boeah Rindoe: 'De zang der Moerai brengt niet langer Troost voor mij, Maleise jongen...'

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 24