Meer
dan vrolijke show
PZC_
Liefdes die voorbijgingen
Stephen
Sondheim
Twee zonnen
Jansen, De Jong
en Barnas
woensdag 11 augustus 2004
Wanneer ik ga slapen ligt de zee nog steeds beneden
en altijd is.de zon me voor.
Ik sta bij een uitsnede
van donker water en later ben ik bij de boten
met zeilen wit zo licht als opgeluchte stemmen
en tussen de schaterende meeuwen weieens opgetogen.
Maar in de ring die ik kreeg sta ik scheef
naast een datum. En ik zie hem in de verte
gaan, met een zon. Slordig herhaald in het raam.
Hij noemde me Bloem. Ook wel Lente, Sexy, Liefste,
Liefde, Lief en de laatste tijd steeds vaker
Lieverniet, Neelater, Alsjeblieft.
Maria Barnas
Niemand praat over de tweede keer.
De eerste asperges en de eerste kus,
de eerste mosselen en de eerste nacht. Ja
wel, maar wat komt er later? Zo is het
ook een beetje met boeken. Een debuut,
dat belóóft. Maar het nieuwe geluid
wordt al snel een bekende deun. Een nog
al ontmoedigende gedachte voor al dege
nen die de afgelopen maanden hun eerste
dichtbundel hebben gepubliceerd. Ik ge
loof niet dat ooit in zo korte tijd zo veel
jonge loten ontsproten aan de boom van
onze poëzie. Dat zegt natuurlijk iets over
de vitaliteit van dit genre, de allereer-
biedwaardigste en de allerbrutaalste
vorm van literatuur.
De opvallendste debutanten zijn wat mij
betreft drie dichteressen: Tjitske Jansen
(33), Saskia de Jong (31) en Maria Bar
nas (30). Alle drie schrijfsters van weer
bare én weerbarstige poëzie. De meest
toegankelijke bundel is Het moest maar
eens gaan sneeuwen van Tjitske Jansen.
Haar gedicht 'Dertien' lijkt niet alleen
over meisjes van die leeftijd te gaan,
maar ook voor hen te zijn bestemd. Ze be
schrijft mooi de ontdekking van het ei
gen lichaam: 'Mijn benen voelen als be
nen,/ mijn buik als buik,/ mijn handen
zijn handen,/ en in het vrouwenlijfboek/
van mijn moeder/ heb ik gelezen/ dat de
voorkant/ onder je navel,/ en nog verder
naar onder,/' venusheuvel heet.'
Zo rechtlijnig is haar werk niet altijd.
Zie 'De idioot op het dak', over een
vrouw die zich stomdronken naar het
huis van haar ex begeeft. Maar de ontre
geling zit bij haar altijd eerder in het ver
haal dan in de taal. Saskia de Jong geeft
in Zoekt vaas minder vat op zich. Ze
zoekt het in alle richtingen, in een dwars
sonnet en in een tegendraadse benade
ring van Jezus Christus. Maar ze treft je
toch vooral met grillige geestigheden in
deze trant: 'in de krakende sneeuw kun
je masturberen, maar niet onhoorbaar/
doe het toch liever thuis meneer/ het
stoort ons avondlijk sterren tellen.' Dit is
een dichteres die de botsing nastreeft. In
een alledaags decor - 'in de HEMA horen
mensen thuis' - kan zij dan ook onalle
daagse dingen laten gebeuren. De poëzie
van Maria Barnas, met de C. Bud-
dingh'-prijs onderscheiden, blijkt het
meest evenwichtig. In haar Twee zonnen
lezen we, bijvoorbeeld in het hierbij afge
drukte gedicht, dikwijls over liefdes die
voorbij gingen. In 'Waar is de hond,
waar is de stok', verwijst ze naar een be
kend gezegde. Ze vindt de voorwendsels
voor de verwijdering ook: 'Het zijn de
koude vloeren en de stapels kranten/ die
niemand weggooit.' Barnas zorgt voor
originele beeldspraak 'Zoals in de bots
autootjes met blote benen en los haar./
Of rennen van het klimduin in Schoor!
en rollen/ wanneer je benen onder je van
daan glijden/ of met mijn broer in de
P1800 zo hard dat je denkt/ ik stijg op.'
Zo wordt ondanks haar voorspelbare the
matiek ook hier 'het feest van de onvoor
spelbaarheid' gevierd. Het eenmalige
feest dat dankzij deze bundels drie keer
duurt.
Mario Molegraaf
Tjitske Jansen: Het moest maar eens gaan
sneeuwen - Uitgeverij Podium, 48 pag,, 12,90
Saskia de Jong: zoekt vaas. gedichten - Uitgeve
rij Bert Bakker, 40 pag., €15,-.
Maria Barnas: Twee zonnen - De Arbeiders
pers, 48 pag., 14,95
ondheim moeilijk?
Onzin. Het publiek
moet alleen een beet
je beter zijn best doen dan bij
andere musicals. Nederland
maakt dit seizoen kennis met
zijn Passion. Een heftig ver
haal van een emotioneel
kwetsbare man.
Als de vooroordelen klop
pen, hebben zijn critici ge
lijk. Het werk van de Ameri
kaanse theatermaker Stephen
Sóndheim zou te elitair zijn om
een groot publiek aan te spre
ken. Onzin eigenlijk, want het
gaat er juist om hoe je zijn musi
cals vertaalt naar het toneel.
Feit is dat Sondheim (New
York, 1930) niet van makkelijk
en voorspelbaar houdt. Waar
Andrew Lloyd Webber het
zoekt in commerciële theater
hits, kiest Sondheim bewust
voor het experiment. Niet dat
hij iets tegen hits a la Lloyd
Webber heeft. Integendeel,
Sondheim zou het graag een
keer willen meemaken. „Maar
ik betwijfel of het mij ooit zal
lukken", zegt hij daarover.
„Mijn werk is niet te goed voor
de massa, eerder te extreem om
een plek te verwerven in het
commerciële circuit." Zijn on
derwerpkeuzes zijn verre van
voor de hand liggend. Het open
stellen van de handelsgrenzen
in Japan of de moordenaars van
Amerikaanse presidenten zijn
nu eenmaal geen thema's die het
grote publiek, gewend aan lief
desverhalen in alle soorten en
maten, naar de theaters doet ren
nen. Bovendien schrijft de man
geen liedjes die je makkelijk
meezingt. Acteurs hoor je meer
dan eens vloeken en tieren over
de technische ingewikkeldheid
van Sondheims muziek en zijn
met veel precisie samengestelde
liedteksten.
Hoe komt zo'n man dan toch
aan de verheven status die hem
al jaren - ongevraagd, dat wel -
wordt toegedicht? Voor een deel
is dat het gevolg van simpel sno
bisme onder theaterliefhebbers.
Het staat nou eenmaal chique
om te zeggen dat je houdt van
moeilijk en zogezegd ontoegan
kelijk musicalrepertoire.
Desondanks verdient Sondheim
het respect als geen ander. Met
zijn eeuwige zoektochten naar
De Amerikaanse theatermaker Stephen Sondheim: onrust zaaien om het publiek aan het denken te zetten.
foto GPD
de grenzen van het musicalgen
re laat hij zien dat er meer is
dan die vrolijk opgedirkte glit
ter en glamour shows vol goed
in het gehoor liggende liedjes en
spetterend danswerk. Hij is wat
dat betreft schatplichtig aan Os
car Hammerstein II, de man die
zo'n zestig jaar geleden zelf thea
terhistorie schreef met shows
als 'Showboat' en 'Caroussel'.
Deze man was de mentor van
Sondheim. Hij bracht zijn leer
ling bij dat liedjes meer moesten
zijn dan vrolijke toevoegingen
aan een toneeltekst. Sondheim
ging daarmee in zijn eigen werk
aan de haal.
Zijn persoonlijke touch springt
het meest in het oog. Happy en
dings kent Sondheim nauwe
lijks. Het draait bij hem altijd
om het menselijke (on)vermogen
om relaties aan te gaan en in
stand te houden. En als er op
dat vlak al een keer iets posi
tiefs gebeurt, zet hij daar direct
vraagtekens bij. Het is een vorm
van onrust zaaien om het pu
bliek aan het denken te zetten.
Tien jaar geleden leverde hij
zijn laatste musical af: Passsion.
Die is geschreven in een tijd dat
Sondheim zijn eigen, eerste gro
te liefde van zijn leven beleefde.
Het is een heftig stuk over on
voorwaardelijke overgave dat
begint met een minstens zo felle
vrijscène. Een moeilijk stuk?
Nee hoor, maar je moet je hoofd
er wel bijhouden. Dat is alles.
In de biografie die Meryle Sec-
rest over hem schreef, wordt
Sondheim getypeerd als een
sympathieke, maar verlegen en
emotioneel kwetsbare kunste
naar met een voorliefde voor
puzzelen, detectives en melodra
ma. Een zoon van gescheiden
ouders met als grootste handi
cap een gebrek aan zelfvertrou
wen. En toch een genie op zijn
vakgebied. Maar wel eentje die
niet op een voetstuk thuishoort.
Sondheim en zijn werk staan
midden in het leven. Kunst is
het zeker, maar dan zonder die
elitaire hoofdletter K.
Martin Hermens
De musical Passion toert vanaf 12 au
gustus door Nederland. De première
is op 30 augustus in Den Haag. Voor
stellingen onder meer in Bergen op
Zoom (2 okt.), Middelburg^ 15 en 16
okt.) en Temeuzen (6 en 7 nov.).
Meer informatie: www.musicals.nl.
Rudy Kousbroek Zeppelin
an jongsaf ben ik verslaafd ge
weest aan. dierentuinen; toen ik in
1950 in Parijs ging wonen ontdek
te ik al snel de dierentuin van de
Jardin des Plantes. Hoe deze kleine en intie
me, bijna artisanale dierentuin te beschrijven?
Een geheime tuin met nette zit-slaapkamers
voor een bejaarde leeuw en een slaperige tij
ger, en een wondermooi betegeld krokodillen-
verblijf, dat niet meer bestaat, zoals zoveel.
Ook ontdekte ik het Muséum national d'Histoi-
re naturelle, dat daar niet ver vandaan is, en
waarin zich toen nog de antieke - onvoorstel
bare, krankzinnige, surrealistische - collecties
opgezette dieren bevonden die niemand ooit
meer zal zien.
Het gebouw zelf had overigens ook iets bijzon
ders: er zat een groot gat in het dak, op geïm
proviseerde wijze gedicht met dekzeilen en
zinkplaten. Hoe kwam dat gat daar? Door een
bom, zo luidde het verhaal, afgeworpen door
een Duitse Zeppelin in de Eerste Wereldoor
log; daar kon je ook uit afleiden hoe lang het
duurde, in Frankrijk, voor iets gerepareerd
werd. Waarheid of legende, ik weet het niet,
maar ik herinnerde het mij toen ik, weer jaren
later, in het Luchtvaartmuseum de Comman
dogondel betrad van zo'n Zeppelin uit de Eer
ste Wereldoorlog; die stond daar namelijk, en
je mocht er echt in.
Een hoogst aangrijpende belevenis. Het had
iets van de cabine van een vliegtuig, maar ook
van de stuurhut van een schip. Links en rechts
stonden twee enorme motoren, watergekoeld,
te oordelen naar de grote buizen die links en
rechts op de voorgrond naar boven gaan: ver
moedelijk leidend naar een radiator op het
dak. Afgaand op het aantal uitlaatpijpen (aan
weerskanten van het middenpad) zes-cylinder
motoren; de verbinding met de propellers bui
ten de gondel is niet te zien.
Wat je ook niet kunt zien is het geraas, de tril
lingen en de hitte - die moeten daar waarlijk
niet gering zijn geweest, en dat met duizend
meter leegte beneden je. Sterk tot mijn ver
beelding spreken ook de haspels bovenaan in
het midden, lijkend op een scheepstelegraaf
met woorden als 'halve kracht' en 'volle
kracht vooruit'. Maar zonder 'achteruit'.
Luchtschepen kunnen niet achteruitvliegen.
Vogels en vliegtuigen trouwens ook niet.
Weinig mensen weten dat Parijs en Londen in
de Eerste Wereldoorlog zijn gebombardeerd
door Duitse Zeppelins, waarbij nog aanzienlij
ke verwoestingen zijn aangericht, al zijn de ge
volgen niet te vergelijken met de bombaide-
menten van de Tweede Wereldoorlog. Zo was
er de luchtaanval op Londen van 19 October
1917, met 7 Zeppelins, waarbij in totaal 524
mensen zijn omgekomen en 1264 gewond. De
cijfers voor Parijs zijn van dezelfde orde; on
langs kreeg ik een curieus document in han
den, getiteld 'Liste des points de chute des
bombes, torpilles et obus lancés sur Paris et sa
banlieue par les aéroplanes allemands, les zep
pelins et les canons monstres de Krupp, du 30
aoüt 1914 au 15 septembre 1918' (Lijst der in-
slagpunten van de bommen, torpedo's en gra
naten afgeworpen op Parijs en voorsteden
door de Duitse vliegmachines, Zeppelins en
monsterkanonnen van Krupp, van 30 Augus
tus 1914 tot 15 September 1918). Volgens deze
lijst waren er 522 doden en 1223 gewonden; de
ergste treffers waren die van 11 Maart 1918
op een station van de Métro en 29 Maart (Goe
de Vrijdag) 1918 op een kerk, met resp. 70 en
91 doden. Maar vooral in het begin waren de
bominslagen onschuldiger, met bommen van 4
en 4,5 kg die met de hand werden afgeworpen.
Latere projectielen waren zwaarder: de mon
sterkanonnen van Krupp schoten met grana
ten van 50 en 100 kg, en met de Gotha's (vlieg
tuigen) konden brandbommen en luchttorpe-
clo's worden gelanceerd van 100 tot 300 kg.
Uiteraard heb ik de lijst nagelopen om te zien
wanneer het dak van het Museum van Natuur
Eigen foto (de helft van een stereofoto) 1967.
lijke Historie aan de beurt was: dat moet ge
weest zijn op 23 Mei 1918. De lijst is vergezeld
van een fraaie oude kaart van Parijs, waarop
alle treffers zijn aangegeven met rode stippen.
Daardoor is te zien welke arrondissementen
de voorkeur van de Duitse Zeppelinvaarders
genoten: dat waren vooral het 12e (rue de
Picpus), het 19e (rue de Flandre) en het 20ste
(rue de Ménilmontant); voor de rest zijn de
treffers nogal egaal over de stad verspreid.
Zelf in die gondel staan (dat kan uiteraard al
lang niet meer) was als een hallucinatie. Dui
zend meter beneden je de stad Parijs met de
Jardin des Plantes en het dak van het Museum
van Natuurlijke Historie. Mijn hart staat stil
bij de gedachte dat er makkelijk een bom op
de dierentuin had kunnen vallen, dat was
maar honderd meter verder.