Het sleepbootje van Ibrahim Githaiga Goud als tastbaar bewijs van een sportsprookje HFT CÉLIJA VAK! DÉ COVBERTIK! TOÉVAL BKLNGI OLYMPISCH TÉNNISGOUD MfcaCiai ATHENE HÉT DRiXMTtXM dinsdag lO augustus 2004 team. Met Magie Johnson en Michael Jordan. Vier jaar later in Atlanta had Oranje een gedroomd twaalftal. Met Ron Zwerver en Peter Blangé. En ook twee Friese buitenbeentjes. Een terugblik. Team USA had in Barcelona 1992 een heus dream- Pim van Esschoten Zo'n finale," zegt Olof van der Meulen (links), „is één lange roes." In zo'n mentale staat gebeu ren soms vreemde dingen. Zo kon Bas van der Goor zich na afloop niets herinneren van een match point van Italië bij 15-14. ,,Ik ook niet," zegt Van der Meulen, „heb ik niets van geweten." Andere dingen juist wel. Haar scherp. Zoals die twee time-outs van coach Joop Alberda, vlak ach ter elkaar in de vijfde set. „Ver domme, dacht ik. Laten we nu gaan spelen. Maar toen ik later eens de videoband bekeek, zag ik ook dingen waar ik niets meer van weet. Na een time-out, bijvoor beeld, geeft Jan me een tikkie op de kont. Ik draai me om, geef een knipoog. Kan ik me dus niets van herinneren." Jan is Jan Posthuma. De langste der Lange Mannen (2.09 meter) was in de olympische finale van Atlanta 1996 bankzitter. Moeilijke plek, zegt hij. „In het veld kun je je emoties kwijt, aan de kant niet." Vooral in die wedstrijd een pro bleem. Nederland - Italië werd een 1-issieker in de volleybalhistorie. Een thriller. Vijfde set, 22-20. Goud voor Oranje. Een droom! „Nou, niet vooraf," al dus Van der Meulen. „Goud was een realistisch doel. Als het je overkomt, weetje niet watje mee maakt. Toch zijn we daarna ge woon bij McDonalds wat gaan eten en hebben nog een biertje ge pakt. Niks bijzonders. Pas thuis be seften we het écht." Thuis in Sneek was er een mooi feestje ge houden voor Greatejan en Su- per-Olof. Zo als vaker. En daarna wa ren ze overgegaan tot de orde van de dag. Twee nuchtere Friezen. „Ik weet niet of Friezen zo nuch ter zijn," zegt Van der Meulen. Want, zo maken ze duidelijk, het was een hoogtepunt waarvan in tens was genoten. Posthuma: „En daarna moet je gewoon verder." Een dreamteam uit de polder. Van der Meulen vindt het een mooi compliment. Toch was het in al die jaren nooit rustig rond het twaalftal. De extraverte Van der Meulen werd zelfs eens uit de ploeg geknikkerd. Posthuma was in dat geheel vaak een bruggen bouwer. Waarom was Oranje juist in Atlan ta zo'n sterk team? „Dat dus," zegt Posthuma. „We waren een team. Met verschillende kwalitei ten, karakters en eigenschappen. Volleyballen konden we wel. Het zat 'm vooral in de acceptatie van elkaar. Vier jaar eerder in Barcelo na waren we nog niet zover. In At lanta waren we meer volwassen." De Friezen hadden binnen het team een reputatie. Ze konden flink kwaad zijn na een wedstrijd, maar lang duurde het nooit. Van der Meulen: „Je kunt het toch niet terugdraaien." Posthuma: „Na de verloren finale in 1992 ben ik een minuut helemaal ziek geweest. Nou, vijf minuten dan. Maar lan ger niet. Je moet ook eerlijk zijn. Brazilië was gewoon veel beter." Toch was goud in Barcelona lang het grote doel geweest. Jaren ach tereen werd in de Bankrashal te Amstelveen dagelijks getraind, met spelers die uit de competitie waren gehaald. Bankras geldt sindsdien als model, als bron van het succes. Posthuma: „Wij hiel den er niet van, altijd maar trai nen in die hal voor dat ene doel zo ver weg. Ik ben blij dat we het hebben gedaan, want daarom zijn we zo goed geworden. Maar we hadden liever doelen op korte ter mijn." Van der Meulen: „Tot Bar celona hadden we oogkleppen op. Daarna zijn we dat Bankras ont groeid en gehard bij onze clubs in het buitenland." Zelf speelde hij aanvankelijk in Napels, maakte busreizen van twaalf uur, trainde in hallen met lekkende daken. „Dan was bij Oranje alles heel mooi geregeld." Hoewel. Van der Meulen: „Er was altijd wel wat. Barcelona? Dikke trammelant. Al was ik daar zelf niet bij. (Posthuma wel. Zegt: „Weet ik niet meer.") Sportbroek- jes van het verkeerde merk, ver keerde sokken. Er was altijd wat te zeuren. (Posthuma: „Jawel, er was wel eens wat.") Maar in Atlan ta had je dat kinderachtig gedoe niet. Dat was ook Joops kracht." En dan was er nog het gegeven Olof van der Meulen: „Toch zijn we daarna gewoon bij McDonalds wat gaan eten en hebben nog een biertje gepakt. Niks bijzonders. Pas thuis beseften we het écht." dat de twee Friezen rookten. Tot ergernis van anderen. Posthuma: „Maar niet tijdens de wedstrijd. Echt, we luisterden wel. Het werd ons aangewreven, ja. Wij lagen sa men op een kamer, op de rookka mer dus. Die kreeg een functie. Joop kwam langs om er eentje op te steken, anderen ook." Posthu ma rookt niet meer. „Gestopt, toen ik stopte met volleyballen." Bij kroegteam de Skarneklappers in Sneek slaan ze samen nog al tijd tegen een bal. In die ploeg kreeg Posthuma vorig seizoen zijn eerste rode kaart ooit. „We zijn laatst op stap geweest vanwege het 25-jarig bestaan, met meer dan vijftig mensen. Dat was wel zó mooi." Klinkt alsof het even veel voldoening geeft als dat goud. „Meer," zegt Posthuma. Wat rest zijn de medailles. Van der Meulen heeft die van Posthu ma. En andersom. Tastbaar bewijs van een sportsprookje. Van der Meulen: „Dat was het ook. Door dat hele verhaal dat erachter zat. Op het moment zelf was het ook heel erg mooi. Dat is dan zo. En nu is nu." Het citaat wordt toegeschreven aan baron Pierre de Coubertin, grondlegger van de moderne Olympische Spelen: „Het belangrijk ste bij de Olympische Spelen is niet het win nen, maar het deelnemen. Zoals het in het le ven niet is begonnen om het veroveren, maar om het leveren van goede strijd." Voor De Coubertin was iedere deelnemer op olympisch niveau al een groot atleet. Zijn woor den worden vaak anders uitgelegd: 'deelnemen is belangrijker dan winnen'. En dat past niet in de tijdgeest. Het draait immers om presteren, om winnen. Niet om olympisch toerisme. De Coubertin stond hogere doelen voor dan lou ter het winnen. Net als het klassieke, Griekse ideaal stond hij voorde harmonie van lichaam en geest, voor het belang van lichamelijke oefe ning in de ontwikkeling van de mens. De Parijse aristocraat was een humanist, die vond dat de Olympische Spelen de hele wereld toebehoorden. En dus niet aan één land, ras of elite. In de jaren dat De Coubertin de Spelen wil de doen herleven, stuitte hij op het heersend chauvinisme. De Coubertin zag in de Spelen juist een middel tot verbroedering. Toch kwamen die moderne Olympische Spelen er, voor het eerst in Athene in 1896. Alle atle ten, zo wilde de humanist De Coubertin, wer den gelijk behandeld. Anders dus dan in de oud heid, toen alleen vrije burgers mochten deelne men. Slaven niet. Het was voor hem dan ook een gruwel, dat in olympisch St. Louis in 1904 aparte Spelen werden gehouden voor zwarten en indianen. De Spelen nu kennen winnaars uit alle windstreken, uit alle rassen. Zie het als het gelijk van De Coubertin. De Coubertin overleed in 1937. Hij werd begra ven in Parijs. Zijn hart heeft een laatste rust plaats gekregen in een grafzuil in Olympia. r> nsdag lO augustus 2004 MW&MaW.'s ATHENE 2004 'L.y,L vv\ TA ..L \T\ D€ EXOTISCHE DR.OOM Twee eskimo's in het beachvolleybaltoemooi of een zwarte Afrikaan in een roeiboot. De exoten in de sport roepen veelal ver tedering en bewondering op. Als het niet om de lau werkrans en de medailles gaat, waarvan dromen de ze lieden dan? Gijs van Oosten Spreek over excentriekelingen in de olympische sport en de naam valt van Eddie the Eagle. Eddie Edwards, de Britse ski springer met de jampotglazen die klapwiekend naar beneden kwam, trok op de Winterspelen van 1988 bijna net zo veel be kijks als de olympisch kampioen Matti Nykanen. Een zwarte Afrikaan in een roei boot is geen grap. Hij heet Ibra him Githaiga, 35 jaar, heeft zes broers en vier zussen, is opge groeid in Eldoret, Kenia en is te zien op de Olympische Spelen in weliswaar overeenkomsten met Eddie the Eagle, maar de motiva tie en doelstelling is anders. Git haiga droomt niet van eeuwige roem, doet niet aan aandacht- trekkerij en denkt ook geen munt te slaan uit zijn olympi sche optreden. Voor Githaiga is diens project in de skiff een serieuze zaak. Niet in het geheim maar wel in alle rust werkt hij aan een primeur die dient als eerste stap naar een op termijn te verwezenlijken doel. Githaiga (35) heeft zich als eerste zwarte Afrikaan - de ster ke wedstrijdroeiers van dit conti nent komen uit Egypte en Zuid-Afrika - gekwalificeerd voor de olympische roeiwedstrijden en hoopt een voortrekkersrol te vervullen. Vooralsnog is Githaiga een een ling in het Keniaanse roeien, maar zijn doel is om op de vol gende Olympische Spelen na mens Kenia behalve de skiff ook een dubbeltwee in te schrijven. Zijn droom is de roeisport in zijn vaderland verder te ontwikke len. „Mijn wens is om over vier jaar met enkele goede roeiers naar Beijing te gaan. We hebben al een trainingsgroepje," vertelt Githaiga. Smink kent Githaiga sinds sep tember van vorig jaar, toen hij op uitnodiging van de inter nationale roeifederatie FISA een coachcursus gaf in Kenia. Sinds dien bemoeit de Amsterdammer zich met de Afrikaan, die pas ze ven jaar actiefis als roeier. Git haiga kwam - na een carrière als veldloper, wielrenner en hockey er - als korporaal in de Keniaan se marine in aanraking met de roeisport. „Een Brit die in Kenia woonde en werkte als computer deskundige leerde mij de begin selen van het roeien," vertelt Git haiga. „Hij had een boot die ei genlijk door niemand werd ge bruikt. En omdat in die periode het Keniaanse hockeyteam uit el kaar viel, besloot ik in het roeien door te gaan." Omdat Githaiga een topsport- baan in de Keniaanse marine heeft, krijgt hij alle vrijheid om werk te maken van zijn roeiam- bities. Door middel van onder steuning van de FISA en het IOC werd Githaiga in de gelegenheid gesteld trainingskampen te vol gen in Zuid-Afrika en Australië. „In Australië was ik vier maan den, dat was een goede leer school." Een paar maanden geleden plaatste Githaiga zich via het Afrikaanse kwalificatietoernooi in Tunesië voor de Spelen. Het was spannend, want hij pikte het laatste van de vier beschikba re startbewijzen op. Sindsdien is hij fulltime roeier. Githaiga wordt gesteund door het olympi sche solidariteitsfonds van het IOC, de Keniaanse marine en er is ook een Nederlandse stichting voor hem opgericht die voor ex tra fondsen zorgt. Ibrahim Githaiga: „Tic vind het geweldig om een olympiër te zijn. Roeien is in Kenia een nieuwe sport en ik hoop die in mijn land door mijn deelname aan de Spe len onder de aandacht te brengen. In de tweede week van juni kwam Githaiga uit Mombassa naar Rotterdam, om dicht bij zijn coach te zijn en te profite ren van de betere trainingsoms tandigheden. De Keniaan is door de Rotterdamse roeivereniging Skadi opgenomen en onderge bracht in een studentenhuis. „Ik voel me op mijn gemak. Mijn huisgenoten doen de boodschap pen en koken voor me." Om wedstrijdervaring op te doen nam Githaiga in juni deel aan de wereldbekerwedstrijden in Luzern. In een veld van 21 bo ten werd hij serieus getest: Git haiga werd laatste al zegt hij zelf liever dat hij derde is geworden in de D-finale. „De eerste 800 me ter (van de 2000 meter, red.) gin gen goed, maar daarna werd het te zwaar voor me. Na de 1000 meter namen de andere roeiers afstand. Ik hoop in Athene op een betere klassering." Githaiga moet van zijn coach door middel van kracht- en duurtraining wer ken aan het zwakke tweede deel van zijn race. Smink: „Tactisch, technisch en mentaal is hij oké." De Keniaan weet zelf niet goed wat hij van de Olympische Spe len moet verwachten. Hij heeft geen voorstelling van de ope ningsceremonie en het olym pisch dorp waar hij drie weken zal slapen. „Het zal iets unieks zijn," zegt Githaiga. „Ik vind het geweldig om een olympiër te zijn, vooral in een sport als roei en. In Kenia is het een nieuwe sport en die hoop ik in mijn land door mijn deelname aan de Spe len onder de aandacht brengen. Kenianen moeten straks alle maal weten wat roeien is." Het is een veel gehoord argument, vooral bij toppers die de Spelen mijden: tennis is geen olympische sport. Feitelijk hebben ze ge lijk. In de oudheid stond tennis inderdaad niet op het olympisch programma, maar dat gold vooralle balsporten. De oude Grieken waren in hun sportbeleving zo individualistisch dat geen enkel teamspel tot wedstrijdsport werd verheven. Voor de Homeri sche held waren eerzucht en ambitie geen vieze woorden: het ging de atleet dan ook uitsluitend om persoonlijk succes, alleen de individuele prestaties telden. Misschien omdat tennis in beginsel een indivi duele sport is, was het verrassend genoeg een van de negen disciplines die in 1896 bij de eer ste moderne Olympische Spelen op het program ma stond. John Pius Boland, een student aan de universiteit van Oxford met een voorliefde voor archeologie, was in Griekenland op vakantie en had toevallig een paar rackets in zijn bagage. Vier dagen later schreef hij geschiedenis door op de gedeeltelijk overdekte banen bij de Ju- piter-tempel niet alleen het enkelspel op zijn naam te schrijven maar ook met de Duitse hard loper Traun het dubbeltoernooi te winnen. Tennis behield zijn olympische status tot 1924, het jaar waarin Kea Bouman en Henk Timmer een bronzen medaille pakten in het gemengd dubbelspel. Bij de eenlingen ging de titel naar Richard Norris Williams, een jonge Amerikaan die als drenkeling - hij lag meer dan een uur in het water - de ramp met de Titanic overleefde. Pas 64 jaar later, in 1988, werd tennis weer inge voerd. Steffi Graf en Miloslav Mecir wonnen in Seoul de belangrijkste titels. Nederlands succes liet op zich wachten tot de Spelen van Sydney in 2000: zilver voor Kristie Boogert en Miriam Ore mans in het vrouwendubbel.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 30