Ontwaakt uit olympische nachtmerrie Goud heeft Anky rust gebracht <i>3p PZC De nxchtmérrié TKOOSTPK1JS ÉÉN VKOUWXLS PZC QEmzn DÉ MEISJESDROOM 'DOPE EN SPÉLEN' 18 dinsdag 10 augustus 2004 Zwaargewicht Dennis van der Geest (29) ging vier jaar geleden als Eu ropees judokampioen naar de Olympische Spe len in Sydney. De door iedereen verwachte tri- omjtocht werd een nachtmerrie. Gijs van Oosten Het was een pijnlijke deceptie. Nog pijnlijker was dat de tele visiecamera de troosteloze aftocht feilloos registreerde. Zijn va der/coach, Cor van der Geest had. een tiental seconden voor het ein de van zijn verloren herkansings partij tegen de Chinees Pan Song, woedend zijn rug naar hem ge keerd. Dennis van der Geest zwalkte apathisch en ontgoocheld naar de uitgang van de sporthal. Van der Geest nam even de tijd voor zichzelf, stond de pers te woord, en liep naar buiten het licht tegemoet. Op een terrasje vond hij troost bij zijn familiele den. „Ik heb twintig minuten kei hard zitten janken. Het was het fa len, de spanning die loskwam en toch iets van opluchting. Ik ben al tijd heel erg met emoties bezig. Als ik positieve energie heb en in de auto zit, kan ik vanuit niets kei hard schreeuwen. En huilen doe ik ook, ja, heel veel zelfs." De herinnering aan Sydney, zegt hij, is toch niet die van een nacht merrie. „Achterafheb ik veel lol gehad. Mijn clubgenoten (van Ke- namju, red.) Maarten Artens en Ben Sonnemans waren in dat op zicht lotgenoten. We waren klaar met die Spelen en hebben nog veel plezier beleefd. Maar toch, nu ik er weer over praat, voel ik wel weer die pijn van het balen in mijn pens." De analyse van Sydney 2000 is door hem al lang gemaakt. Dennis van der Geest was er, ondanks zijn Europese titel, nog niet klaar voor. „Er was een hosannaverhaal rond mij ontstaan. Die druk zorg de er voor dat ik niet vrijuit kon judoën. Ik was op die dag ver on der mijn niveau. Ik zat toen in een fase van mijn leven waarin ik nog te pril, te jong was; te weinig had meegemaakt om onder zulke om- standigheden kampioen te kun nen worden." Van der Geest. 29 jaar inmiddels, vertelt dat hij zich vier jaar gele den nog 'van iedereen aan het los- knokken was'. „Ik was heel erg be zig mijn eigen weg te bewande len, als mens en als judoka. Dat was nieuw voor de mensen om mij heen, ook voor Cor, voor Maar ten, voor Ben. Ik werd ook niet serieus geno men, er was destijds in onze club niet veel ruimte voor een eigen vi sie. Ik was de eerste die openlijk de confrontatie zocht en dat ging niet altijd in goede harmonie." Van der Geest is er van overtuigd dat hij de laatste stap om de beste van de wereld te worden, zelf moet maken. „Het moet echt diep vanuit mijzelf komen. Er zijn din gen die ik op een bepaalde manier zie en dan heb ik geen zin in be moeienissen. Nee, ik heb niet al tijd gelijk, maar meestal wel. Je moet naar jezelf eerlijk zijn." „Natuurlijk heb je een coach no dig die je corrigeert als je van de lijn afwijkt. Maar die coach moet wel helemaal achter mijn visie staan. Ik was daar vier jaar gele den nog pril in, daar ben ik nu veel verder in. Maar toch, af en toe voel ik me daar wat dat be treft eenzaam in. Ik heb veel men sen die achter mij staan, maar niet één die helemaal achter mij staat." Leiderschap is volgens Den nis van der Geest een cruciale ei genschap. „Als topsporter moetje leider worden, helemaal vrij zijn. Niet iedereen is dat van nature. Ik ben dat, Cor (zijn vader en coach, red.) is dat en dat botst." „Ik moet volledig leider zijn. Dat ben ik nog niet honderd procent, dat proces voltrekt zich stapsge wijs, door van fouten te leren, door trial and error. Helemaal on afhankelijk moet ik zijn, maar ook weer niet alleen. Want het is wel fijn dat er mensen in je omge ving zijn die liefde, raad en troost geven." Van der Geest blijft zijn natuur volgen. „Ik ben wat tacti- scher gaan judoën, maar instinc tief reageer ik onder druk meestal met een aanval. Ik wil creatief zijn, wil leider zijn, maar dat is om een partij te winnen niet al tijd slim. Maar op zo'n moment doe ik dat, ook omdat ik weet dat ik er veel wedstrijden mee heb ge wonnen. Laatst zei iemand tegen mij: als jij niet aanvalt, dan ga jij dood. Daar zit wel wat in." De Spelen in Athene: nóg een keer die hoge verwachtingen, nóg een keer de prestatiedruk. „Ik laat me in de voorbereiding op Athene een stuk minder gek maken dan vier jaar geleden. Ik heb ook niet de favorietenrol als toen in Syd ney, ik kan het nu meer zelf regis seren. Er is veel veranderd, ook in mijn omgeving. Ik ben serieuzer geworden en word in oktober ook nog vader. Het is allemaal wat meer volwassen geworden." Van der Geest wil zeker nog een paar jaar met judo doorgaan. „Ik wil nog een stap maken zodat ik later tevreden kan zijn hoe ik me zelf heb ontwikkeld. Ik ben wel eens omschreven als dat jongetje uit Bloemendaal met het gouden lepeltje in zijn mond. Je kan het zo uitleggen dat ik een verwend ventje ben. Maar je kunt het ook knap vinden dat het jongetje uit Bloemendaal dat allemaal heeft gepresteerd. Ik geloof meer in het laatste." „Het is belangrijk dat ik in Athe ne fris op de mat verschijn, want dan kan ik iedereen een pegel ge ven. Ik doe het voor mijzelf maar als ik eerlijk ben, ook een beetje voor mijn ouders. Omdat ik weet dat ze heel blij zullen zijn als ik een medaille win. Maar ik moet uitkijken dat ik niet het laatste hoofdstuk van Cor ga schrijven. Het moet een hoofdstuk van mij zelf worden." Dennis van der Geest: „Ik moet volledig leidei zijn. Dat ben ik nog niet honderd procent, dat proces voltrekt zich stapsgewijs, door van fouten te leren, door trial and error." Kops trok zich terug uit het toernooi nadat een Palestijns commando een terroristische aanslag pleegde op de Israëlische ploeg. Elf atleten, vijf terroristen en een politieman vonden de dood. „Ik heb in München alleen maar getraind, heb geen seconde op de mat gestaan." Nee, dan de Russische worstelaar Martin Klein en zijn Finse tegenstander Alfred Asikainen. In de tijd van Kops duurde een wedstrijd niet lan ger dan tweemaal vijf minuten, maar zij ston den in 1912 bijna elf uur in de ring voordat er een beslissing viel. Klein won, maar was zo uit geput dat hij voor de finale afzegde. In een andere gewichtsklasse stonden Anders Oscar Ahlgren en Theodor Bohling negen uur zonder onderbreking tegenover elkaar. Geen van beide worstelaars wenste te capituleren, maar in de wedstrijdhal ging wel het licht uit. De jury vond het welletjes, beide atleten kregen een zilveren medaille. Een historisch verantwoord besluit. Bij de lijk- spelen die Achilles ter ere van zijn gesneuvelde wapenbroeder Patroklos organiseerde, hielden Odysseus en Aias (of Ajax) elkaar zo lang in evenwicht dat hij ze uiteindelijk samen weg stuurde en beiden dezelfde prijs schonk. Voor de winnaar bij het worstelen had Achil les een grote drievoet in de aanbieding, een kunstzinnig gevormde ketel om boven het vuur te plaatsen. De Griekse toeschouwers taxeerden de waarde van het kleinood op wel twaalf runderen. De verliezer kreeg een vrouw, van alle markten thuis. Haar waarde werd ge schat op vier runderen. „Waar ik mijn vrouw heb ontmoet? Nou ge woon, in Amsterdam. Niet bij een wedstrijd of zo," lacht Bert Kops. Als worstelaar deed hij mee aan de Olympische Spelen van 1972, die in München. Maar eigenlijk ook weer niet. 7 dinsdag 10 augustus 2004 Fardau Wagenaar Het hek past hem: vijf olympische ringen, sta tig en chique. Het is de toe gangspoort tot Bonfire, de beste danser onder de paar den. Het hek was een ca deau van Hennie Huisman na de Olympische Spelen van Sydney in 2000. Anky en Bonfire waren een twee-eenheid, net als Mini en Maxi en Bassie en Adri- aan dat waren. „Bonnie," zo noemt ze hem, is de ko ning van het 'Van Gruns- ven-imperium'. Dat vindt hijzelf althans en zij eigen lijk ook. Vandaar dat hek: 'Koning Bonfire*. Hij staat nog altijd in de stal met de wedstrijdpaarden, ook al is hij met pensioen. Als de jongere dieren wor den getraind, staat de 21-ja- rige olympisch kampioen in de wei. „Om hem bezig te houden rij ik hem nog vijf keer per week. Op de da gen dat ik dat niet doe, kan ik niet in de stal komen. Dan breekt hij de tent af. Hij wil nog altijd de belang rijkste zijn." Ze grijnst, het geeft de bij zondere band aan tussen hen. Hij bezorgde haar het mooiste moment van haar leven. „Sydney was de laat ste kans op succes voor Bon fire en mij, hij was al 17,5 jaar. We hadden een paar keer net verloren. Ik dacht: olympisch zilver zou al mooi zijn. Maar achteraf zeg ik: nee, goud is alles. Ie dereen droomt daarvan, ik heb het lekker." De nieuwe Bonfire heet Sali- nero. „Sali," noemt Van Grunsven de ruin die vorige maand bij zijn debuut op het hoogste niveau meteen het Kampioenschap van Aken won. „Hij wil niks fout doen, is net als Bonfire overijverig. Hij staat al sinds 2000 hier, Sjef (haar Ze is de meisjesdroom van iedere jon ge amazone. Anky van Grunsven (36) is de beste dressuuramazone ter we reld. Vlak voor Athene vertelt de olym pisch Icampioene van 2000 over Bon fire, de dood van haar vader en het le ven na Sydney. wonnen, kreeg ze te horen dat haar vader was opgege ven. Een week later stierf hij in de nacht aan een hart infarct. „Vorig jaar kregen we binnen een maand te ho ren dat mijn vader longkan ker had en mijn moeder kanker in een oog. Dat was heftig. Met mijn moeder gaat het gelukkig goed." Haar gedachten dwalen af naar de dag van de finale in Düsseldorf. „Mensen vroe gen me van alles over mijn plannen voor Athene. Ik zei: laat me vandaag genie ten van deze overwinning, bel me morgen over Athe ne. Ik ben heel erg van het hier en nu. Een paar uur la ter hoorde ik het van mijn vader." Hij was belangrijk voor haar, misschien wel de be langrijkste. „Ik ben van me zelf een perfectionist, ijve rig en een doorzetter. Mijn partner, red.) was helemaal weg van hem. Maar ik wilde er niet op, het leek me geen goed paard, hij was niet mooi en zijn buik was te dik. Een jaar later ben ik er met tegenzin een keer op gaan zitten. Ik wist meteen: deze wil ik hebben." Ze knuffelt haar afgeslankte topper. „Je bent heel knap." Koning Bonfire hoort het niet, die graast. Het Van Grunsven-imperi- um bestaat. In een dorpje in Brabant staan maneges, stal len, kantoren en woningen. Daar wordt de kledinglijn van Anky van Grunsven be dacht, daar wordt rijles ge geven en daar wonen Anky, haar partner en haar moe der. „Mijn huis staat schuin tegenover dat van mijn moeder. Mijn broers heb ben een manege, maar wo nen in het dorp. We zijn een hechte familie. Mijn va der is in april overleden. In 2003 dacht ik: erger dan dit jaar kan het niet. Ik had mijn been gebroken en sportief gezien ging het niet goed. Maar het kon dus wel erger. Mijn vader ging dood." Een paar uur nadat ze begin april de wereldbeker had ge- vader leerde me: laatje niet gek maken. Ik mis hem als een gek, we hebben een fan tastische tijd samen gehad. Ik weet niet of hij bij me is nu, ik hoop het. Ik ben niet denkerig of dromerig. Soms gebeuren dingen gewoon." Anky van Grunsven: „Mijn vader leerde me: laatje niet gek maken. Ik weet niet of hij bij me is nu, ik hoop het. Ik ben niet denkerig of dromerig. Soms gebeuren dingen gewoon." Dé foto van Anky van Gruns ven in 2000, net nadat ze ge wonnen heeft. Die met de zwarte hoed en de lach van de gelukkigste vrouw op aarde. Het magische mo ment hangt in de kantine van de manege. „Welnee, ik beleef dat moment niet elke dag. Maar sinds de dood van mijn vader heb ik er vaker aan teruggedacht. Het haalt mooie herinnerin gen naar boven. Ik heb na Sydney gefeest tot 31 de cember, toen vond ik het mooi geweest." Ze is de beste vriendin van meisjes te paard. Ze hangt boven bedden, meisjes wil len Anky zijn. „Elk jaar ko men hier duizend kinderen op de fanclubdag, bijna alle maal meisjes tussen de zes en zestien jaar. Heerlijk, het is leuk om voor die mei den een idool te zijn. Ik ben niet bang dat het ophoudt als ik geen regerend olym pisch kampioen meer ben. Je blijft het je hele leven, dat gaat nooit meer over." Goud heeft haar rust gege ven en zekerheid. Ze weet wat ze kan. „Ik heb bereikt wat ik wil bereiken, wat nu nog komt, is mooi meegeno men. Nee, ik heb niet het gevoel dat in Athene de na tie op mijn schouders drukt. Ik ben een sporter, een egoïst. Ik doe het, om dat ik het wil. Elke ochtend om acht uur stap ik op een paard; de zon komt op. de vogels fluiten. Ik ben hele maal alleen. Dan ben ik echt gelukkig. Eigenlijk heb ik maar één echte droom ge had in mijn léven, mijn va der leerde het me. Paardrij den." Doping. Het is zo oud als de weg naar uh... Olympia. In de oudheid al zochten atleten naar middelen die hun een voorsprong zouden geven. Geheime krachten werden gezocht in kruiden, planten en zaadjes. In het eten van het hart van een dier om dat ze dat meer moed zou geven. Of de testikels van schapen voor meer kracht, dan wel een brouwsel van wijn en geestverruimende padde stoelen. Alleen, het mocht. De klassieke Spelen kenden immers geen dopingcontroles. Ook in 1886 na Christus niet. In dat jaar viel de eerste dopingdo- de, voor zover bekend. Wielrenner Arthur Linton overleed na een overdosis trimethyl. Lang was strychnine een populair middel onder renners en marathonlopers. In de jaren dertig van de vorige eeuw dook het gebruik van amfe tamines op, later de hormonen en anabole stero- ïden. De Deense wielrenner Knut Jensen (amfetami nes) viel tijdens de Spelen van Rome in 1960 dood neer. En toen zeven jaar later Tommy Simp son kort onder de kale top van de Mont Ven- toux het leven liet (een combinatie van amfeta mines, hitte en uitputting), werd besloten tot het invoeren van dopingcontroles. Beroemdste zondaar blijft Ben Johnson, die in Seoul 1988 zijn goud én wereldrecord op de 100 meter (9,79 seconden) moest inleveren. Sinds Johnson weten we echter vooral, dat we heel veel niet weten. Sport is zo'n 2500 jaar na Olympia ook een spel van doofpotten, complot ten en van beschuldigingen over en weer. Zoals tijdens de Spelen van Montreal in 1976, waar de DDR-zwemsters opvallend mannelijke stemmen bleken te hebben. De repliek van de Oost-Duit se delegatieleider: „We zijn hier om te zwem men, niet om te zingen."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 27