Zo echt als jonge tarwe PZC Philippe Claudel Ontmoeting in het trappenhuis Voorbijgangers in eigen leven Alfred Schaffer woensdag 28 juli 2004 e titel van het boek Grijze zielen klinkt doods, hetgeen klopt met de inhoud, want er zijn niet veel romans waarin meer mensen sterven als in deze. Maar met de schrijfstijl is de titel volstrekt niet in overeenstemming. Er zijn maar weinig doden die in zul ke weergaloze bewoordingen ten grave worden gedragen als de Franse schrijver Philip pe Claudel voor zijn gestor ven romanpersonages weet te bedenken. Philippe Claudel is in ons land een volstrekt onbeken de schrijver, maar daar moet snel verandering in komen. In Frankrijk is hij sinds de verschij ning van Grijze zielen in 2003 een grootheid. Critici liepen weg met zijn boek, hij kreeg er grote prijzen voor waaronder de Prix Renaudot, en zo'n 250.000 lezers kochten het, waarmee het de grootste bestseller werd sinds 'Elementaire deeltjes' van Michel Houellebecq. Het verhaal speelt in een Frans dorp ten tijde van de Eerste We reldoorlog, de meest bloedige van alle oorlogen. Voortdurend horen dorpsbewoners de kanon nen bulderen. De mannen uit het dorp hoeven echter niet on der de wapenen, omdat ze dis pensatie hebben gekregen om te, kunnen werken in de plaatselij ke fabriek. Desondanks zijn er vele sterfgevallen te betreuren. Men gaat er dood in een gruwe lijk decor. Eén overledene wordt in het bij zonder betreurd, de tienjarige Belle de jour, die gewurgd wordt gevonden. Haar dood en de vele sterfgevallen om haar heen worden herinnerd door een Philippe Claudel hanteert fraaie beeldspraken die zo uit het boerenland getrokken lijken. foto David Balicki politieman, die jaren later de ge schiedenis opschrijft omdat hij haar niet kan vergeten. Hij beschrijft hoe hij in de aarde wroet en de doden zoekt om ze te laten spreken. Hij heeft het idee dat 'De Zaak', zoals hij de moord en alles daaromheen aan duidt, nog niet voorbij is en dat iedereen die erbij betrokken is 'nog een plaats zou kunnen krij gen in het grote mozaïek van het lot'. Superieur Grijze zielen doet in bepaalde opzichten denken aan 'De klei ne vriend' van Donna Tartt. Zo'n verkoopsucces in Neder land als de turf van Tartt zal N waarschijnlijk de roman van Claudel niet ten deel vallen en daar kun je je op voorhand over verbazen, omdat zijn boek wer kelijk superieur is. Grijze zie len, met zijn vele fraaie beeld spraken die zo uit het boeren land getrokken lijken, is niet be ter aan te bevelen dan met een handvol citaten. Er zijn lezers die niet zo gesteld zijn op als-vergelijkingen, maar kijk eens hoe deze Fransman ermee omspringt. Hij bezingt de schoonheid van de vermoorde Belle de jour 'le vend en roze en zo echt als jonge tarwe'. Iemand draait zijn ge zicht 'zo langzaam als een uitge put rund'. De verteller merkt op 'dat je in spijt kunt leven als in een land'. Iemands ogen worden getypeerd 'als van een natte hond die wacht op een hand die hem komt strelen'. Een non is zo vriendelijk 'als het handvat van een houweel'. Zo gaat het door. Als een nieu we lichting soldaten bezit neemt van de naburige stad vooraleer zij naar het front marcheren, is de sfeer aldus: 'Het was alsof een grote bronsttijd eraan kwam, hevig, barbaars, collec tief en bloederig, een plotselinge uitbraak van ruw leven dat je voelde opborrelen en dat op het punt stond tot uitbarsting te ko men.' Grijze zielen is een boek dat een waarachtig tijdsbeeld geeft van het begin van de vorige eeuw. Claudel prikt op weergaloze wij ze de schone schijn door van de hogere standen. Hij zet tragi sche levens neer en bedenkt al even tragische liefdesgeschiede nissen die daarbij horen. Zijn morele standpunten over goed en kwaad en het grijze schemer gebied daartussen waarnaar de titel verwijst, stemmen tot na denken. Dat geldt evenzeer voor zijn filosofieën over leven en dood. Het zijn allemaal redenen om Grijze zielen te lezen. Maar voor alles is er de stijl van deze 'sym fonie vqn stervenden'. Deze woorden komen van de verteller van het verhaal zelf en ik zou geen andere weten die beter van toepassing zijn op deze prachti ge roman. Peter van Vlerken Philippe Claudel: Grijze zielen. Ver taling Manik Sarkar - Uitgeverij De Bezige Bij, 240 pag., €.17,90. We zijn met frisse moed terug in de opgebroken stad waar hij en zij zich thuis voelen. Hij is zich anders gaan gedragen, de afgelopen uren, dagen, maanden, volkomen geluidloos maar anders, alsof hij alles al verloren heeft. Het is hem aan te zien: zijn dralen en zijn draaien. We kunnen de stemming nog verder verhogen en zo komen langzaam de wijsheden op gang. Was het niet prachtig zoals zij daar stond op haar balkon, zoals zij naar beneden rende om de post in ontvangst te nemen. Zoals zij ligt nu op de sofa met losjes in haar hand een sigaret. Hij knikte, zij keek terug. Wie van hen beiden zal de ander overleven? Twee hoog, tree voor tree, even is hij uit balans gebracht maar opgelucht halen we adem: niet de geringste kans op een fatale afloop. Op de valreep is het ritmisch straatgeluid geen zekerheid, al hoe ijler, al hoe hoger. Alfred Schaffer Geen hand voor ogen, heet de derde bundel van Alfred Schaffer (30), Ne derlands dichter in Zuid-Afrika. Een toe passelijke titel, zal menigeen verzuchten. In deze poëzie dien je namelijk op de tast je weg te vinden. Misschien is er geen weg, zal er nooit een weg zijn. Je krijgt verhaaltjes te lezen, op een willekeurig punt begonnen, op een willekeurig punt afgebroken. Het geeft je het in één van de gedichten beschreven gevoel: 'Aanwij zingen schieten voorbij maar het oog blijft machteloos.' Het verhaal hoort te worden voltooid, de historie kan niet zonder plot, geloven wij. Maar waarom zou dat moeten? Schaffer zegt: 'We leren denken zoals kin deren slapen.' Zoiets als denken zonder doel, redeneren zonder richting. De essen tie ontsnapt ons, en daarbij kunnen we ons beter neerleggen. Het bestaan ont glipt ons, en het is wijs daarin te berus ten. Een griezelige gedachte, want wie leeft en wie leest zoekt zekerheden. Een kustlijn, een vuurtoren, een boei, maar niet de onoverzienbare oceaan. De dichter laat zien dat het zonder kan, zonder bakens. 'Looney tunes' is een lek ker gek vers over 'twee muizen op een comfortabele bank in een eersteklas coupé'. Als de treinconducteur ver schijnt, graait één van de muizen 'een blos bloemen' uit de binnenzak. Door het venster verschijnen indianen 'die boven op grote zwarte paarden/ iets of iemand achtervolgen'. Een grap zonder pointe, maar de les is dat je om iets kunt lachen zonder het te begrijpen. Zo moeten we ook in het leven staan. 'Pak aan, hier is je partituur,/ begin maar waar je in kunt vallen', houdt Schaffer ons voor. Waarbij we de muziek van het leven in al haar grilligheid moeten aanvaarden. De dichter heeft een scherp oor voor deze muziek. Voortdurend is hij getuige van absurde taferelen: 'Zonder dagboek zijn de ontwikkelingen amper bij te houden.' Het dagboek van een voorbijganger, zo kun je deze poëzie karakteriseren. We kennen het allemaal wel. Je loopt door de stad: je ziet voor een winkel een frag ment van een verhaal, je hoort uit. een au to een flard gesprek. Vanuit dat stand punt zijn ook deze gedichten geschreven: een glimp film uit een ooghoek gezien. Soms beschrijft hij daadwerkelijk films, een scène uit een western, een moment uit een pornofilm. Maar het straatleven wordt op dezelfde manier waargenomen. De dichter verzint geen dialogen, hij no teert ze alleen. Gesprekken zonder kom ma's en punten: 'Zo vallen we steeds weer vrolijk met.de deur in huis.' Hij ver- telt geen verhalen, maar vangt ze^op. Ten minste de elementen ervan: 'Dit is nog net geen verhaal.' Dat alles blijkt veel minder vrijblijvend dan het lijkt. Zijn waarnemingen geven aanleiding tot ver ontrustende vermoedens. 'Niet de gering ste kans op een fatale afloop', heet het in het hierbij afgedrukte gedicht. Maar is de sprong nog af te wenden? We zijn voor bijgangers, in andermans leven, in eigen leven. Vreemdelingen tot de dood. Zo wil Schaffer gedichten schrijven, zo is vol gens hem het bestaan: geen hand voor ogen. Mano Molegraaf Alfred Schaffer: Geen hand voor ogen - De Bezi ge Bij, 96 pag., €16,-. Rudy Kousbroek indelijk! Na een heel le ven zoeken bezit ik nu eindelijk een foto van het oervarken, het varken zo als het oorspronkelijk bedoeld was, het originele ontwerp. Dat wil dus zeggen niet een wild zwijn maar een tam huisdier, bestemd om naast je te zitten, zich over de kop te laten strelen en mee te eten uit de koektrommel. Hét varken als vriend en huisgenoot. Een nauwkeurige be studering van de foto leert dat het hier gaat om een heraldisch beest, een afstammeling van de sphinx, half dier half mens. Kijk naar zijn gezicht: zo verstandig, zo goedig, met die afhan gende oren en dat kleine plukje don ker haar bovenop z'n kop zoals direc teuren in de jaren dertig. Zo mense lijk als een hond. Als een beer. Als een paard. Als een olifantje. Als een bavi aan. Hij heeft ook wel iets van een jon getje, er zit een klein mensje in. In veel hogere dieren, zelfs als ze heel gr.oot zijn, zit een klein mensje. Er is ook iets dat doet denken aan een konijn of een haas die noten kan le zen, heel ontwikkeld; dat zie je aan hoe hij zit, bijna of hij piano speelt. Het is sommige dieren gegeven van vo ren te staan en van achteren te zitten, je ziet het soms bij honden op een trap met brede treden; wat dan altijd op valt is hoe opgewonden ze naar iets kijken, hoe enthousiast en hoe ijverig, soms pogingen doend tot kwispelstaar ten, wat op een trap in die positie niet altijd uitvoerbaar is. Watvoor staart heeft dit oervarken? Het is niet te zien, ik denk een beweeg lijk recht staartje, of toch een krul staart? Hadden ze die toen al? Je kunt je in elk geval goed voorstellen hoe hij tegen je op zou springen als hij mee uit mag. Het ziet er trouwens naar uit dat hij met groot gemak over dat hek je zou kunnen springen, en dat alleen maar nalaat uit goedhartigheid. Je kunt met hem stoeien en ravotten, hem over zijn kop aaien, op zijn flan ken kloppen, je kunt je hand om die mooie lange snuit heenleggen, hem op je schoot tillen, in je armen nemén. Het woord aaibaarheidsfactor, dat ik vroeger eens heb bedacht, heeft mij ja renlang achtervolgd - maar misschien zou er ook een begrip als omhelsbaar- heidsfactor moeten bestaan. Dat is wat deze foto toont. Het is een ama teurfoto, een familiekiekje afkomstig van de vlooienmarkt, daterend, zo te zien, uit de jaren vijftig. Jammer van dat rechthoekige bord op de achter grond, net achter zijn snuit, alsof hij een vierkante kin heeft. Je moet er toch niet aan denken dat een zo verstandig, een zo omhelsbaar dier geslacht zou worden. En zo kom ik dan, tegen mijn zin, toch weer uit bij de grote verborgen ver schrikking van Nederland, de bio-in- dustrie. Wij hebben de grootste var kensdichtheid ter wereld, er zijn hier bijna evenveel varkens als mensen: het onschuldige landschap verbergt er letterlijk miljoenen. Nederland is een gigantische vleesmolen, waar dag en nacht dieren in worden vermalen. Zo is het al jaren, maar meestal is het on zichtbaar. De waarheid komt soms even aan het licht wanneer er weer een epizoötie uitbreekt, maar duikt daarna weer onder. Het wordt niet algemeen ingezien, maar dit wordt een van de grootste problemen van de komende tijd: dat de bio-industrie zal moeten verdwij nen en dat dat niet zonder drama zal gebeuren. Een onafwendbare ontwik keling, die maar niet wil doordringen tot de politiek. Voor niet één van de gevestigde partijen is het tot dusver een punt: er zijn er wel die het verbaal belijden, zoals GroenLinks, maar het is evident dat die er nooit serieus werk van zullen maken. En intussen volgen de massaslachtin gen elkaar op. Dieren worden ver delgd op een schaal die nooit eerder op de wereld is gezien. Wat mij eigen lijk hét meest aangrijpt is hoe weinig mensen het iets kan schelen. Redelij kerwijze zou je tegen het fokken van varkens op die manier massale reac ties mogen verwachten, met de uit roep: 'dat kan zo niet langer'. Je zou je voor kunnen stellen dat het leidde tot een boycot van het product, een harts tochtelijke reactie om nooit meer var kensvlees te eten - niet op grond van religieuze dwalingen maar eenvoudig omdat het associaties oproept die ma ken dat je het niet meer door je keel kunt krijgen. De Omhelsbaarheidsfactor Amateurfoto afkomstig van de vlooienmarkt.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 20