Opeens was de verteller dood PZC Ali Smith Verscheurd tussen theologie en poëzie De toonhoogte van het verdriet Willem Barnard woensdag 14 juli 2004 vertaald Emily Barr: Jetlag. Tijdens een optreden realiseert de bekende celliste Evie zich dat ze van haar man Jack wil scheiden. Na afloop van het concert vertelt ze hem dit, maar Jack kan het maar moeilijk verkroppen. Evie huurt een kleine kamer en pro beert haar leven weer op orde te krijgen. Maar dan krijgt ze steeds grover wordende dreig brieven. Emily Barr schreef artikelen en reisverhalen voor onder meer The Observer, voordat zij in 2001 debuteerde met de bestsel ler 'Backpack'. Vertaling: Jean- net Dekker. Uitgeverij Arena, 381 pag., 17,50 euro (na 1 sept. 19,50 euro). Kerstin Ekman: Krasloten. In dit derde deel over de inwoners van het dorp Svartvattnet meldt Ingefrid Mingus zich bij het huis dat haar moeder haar heeft nagelaten. Ze is bijna vijftig en heeft haar moeder nooit gekend. In het huis treft ze twee oude mensen aan: Kristin, de pleeg zuster van haar moeder, en de kunstenaar Elias Elv. Ingefrid besluit tijdelijk in het dorp te blijven en luistert naar de verha len van Kristin. De eerste twee delen van deze trilogie, 'Wolfs huid' en 'Het laatste hout', wer den 'ontzagwekkend' en 'indruk wekkend' genoemd. Vertaling Bart Kraamer. Uitgeverij Pro metheus, 336 pag. 19,95. Harley Jane Kozak: Man ge zocht. De chaotische Wollie Shelley woont in Los Angeles, waar ze een kleine ansichtkaar tenwinkel runt. Voor de lol be sluit ze mee te doen aan een we tenschappelijk experiment van een psycholoog, waarvoor ze bin nen zestig dagen veertig man nen moet daten. Geen van de vrijgezellen zet haar in vuur en vlam. Dan struikelt ze op weg naar een afspraak bijna letter lijk over een dood lichaam. Har ley Jane Kozak is actrice en speelde onder andere in 'Parent hood', 'Arachnophobia' en 'When Harry Met Sally'. Verta ling: Mireille Vroege. Uitgeverij Arena, 304 pag., 17,50. proza Ellen van Langen: De kunst van het winnen. 'Je móet om leren gaan met mensen die niet begrij pen waar je mee bezig bent.' Dat is een van de lessen die top'- sportster Ellen van Langen heeft moeten trekken uit haar loopbaan. Aan de hand van haar persoonlijke ervaringen vertelt ze over het ritme van trai nen, eten en slapen tot het eeu wig zoeken naar de balans in wat lijf en geest aan kunnen. Maar niet alleen topsporters dro men ervan de beste van de we reld te worden. Het is net zo goed van toepassing op ieder an der levensdoel. Voor Van Langen is de kunst van het winnen: 'Jezelf overwin nen, grenzen trotseren, dromen hebben en bereid zijn om alles te geven en het beste uit jezelf te halen om die dromen te verwe zenlijken. In alle facetten van het leven, op kleine en grote schaal.' Uitgeverij Prometheus, 132 pag., 10,-. iet het gemakkelijk ste boek, Hotel We reld van Ali Smith (1962), ook al werd het in 2001 voor de Booker-prize ge nomineerd. Modernistisch, met vijf vrouwenstemmen, waarvan een zelfs uit het hier namaals en dan ook nog als stream of conciousness. Ook de schrijfster zelf zegt: „Het was gemakkelijk geweest dit boek over het hoofd te zien." Ali Smith: „Ik kijk erop te rug als een boek dat moei lijk te schrijven was. Een hel. Het moest snel. Bijna in één keer. Anders zou het niet gaan, dat voelde ik wel. Toen het klaar was, had ik het gevoel dat het rotzooi was. Mijn gevoel zei: gooi maar weg." „Ik voel me sowieso onzeker. Dat kan toch niet anders bij schrijven? Onzekerheid is bij het schrijven ingebakken. Ik ben presbyteriaans opgevoed. Daar wordt je dat geleerd. Ik ben Schots. Dat betekent dat je geacht wordt te redeneren dat je iets niet kunt en ook niet zou moeten doen. Nooit zeggen dat je iets goed gedaan hebt. Nooit zeggen dat je iets bereikt hebt. Streven is zinloos, maar omdat je blijft streven, heeft het toch weer zin. Ik blijf altijd probe ren." „Niemand kan mij bevestigen dat mijn boek goed is. Uitgever niet, ik niet, lezers niet, nie mand. Wat ik wel weet, is dat in deze tijd niemand nog de kans krijgt een fout te maken. Een oeuvre opbouwen is tot daar aan toe, maar één fout kan de sastreus zijn. Een slecht boek, dat je'vroeger zou zijn vergeven, een experiment dat niet goed uit pakt, en het kan voorbij zijn. Margaret Atwood, en dan heb je het toch over iemand, kan zich twee mindere boeken permitte ren en dan is haar reputatie •weg. Zij voelt die druk. En het is verkeerde druk. Het is verkoop druk, geen schrijfdruk. Met schrijven heeft het niks te ma ken. Het zou niet zo moeten zijn, maar het is zo." Waarde „Anderzijds is het goed dat een boek als dit is opgepikt door de Booker-jury. Het is een klein, li terair ding, dat op waarde werd geschat. Het was gemakkelijk geweest om het over het hoofd te zien. Het heeft geen enkel ken merk van een bestseller. Bijna geen verhaal. Vijf vrouwen, één nacht, vijf stemmen. Een dode vertelster in het eerste hoofd stuk." „Het is Faulkner, ja. Onder het schrijven zag ik het niet, maar ik denk nu dat veel uit As I lay dying komt. Joyce, Woolf, de mo dernisten. Maar ja, die heb ik dan ook bestudeerd op de uni versiteit. Het is een commentaar op de modernisten, laat ik het daar maar op houden. Maar het was geen bewuste keuze of plan. Ik had eigenlijk helemaal geen plan. Mijn uitgever bood me geld om een roman te schrijven. Geef me een A4-tje met het globale idee en je krijgt tienduizend pond, zei hij. Vooreen eerdere verha lenbundel had ik drieduizend gekregen, dus ik was de koning te rijk." „Ik zou een roman schrijven over een gebouw waarvan de structuur zou tonen hoe klassen verschil werkt. Maar na het eer ste hoofdstuk bleek het een to taal ander boek te worden. God dank dat ik niet weet waar dit vandaan kwam. Dat heeft het boek juist goed gedaan, denk ik. Opeens zat ik met een dode ver teller die in een goederenlift is neergestort en op haar leven te rugkijkt. Zoiets verzin je niet vooraf."„We moesten in die tijd verhuizen, mijn vader werd ziek. Haast, haast. Ik moest geld verdienen bovendien, dus het moest af. Zou ik zonder deadli ne lang aan een boek blijven doorwerken? Geen idee, want die luxe heb ik nog niet gekend. Na het volgende boek, dat ook alweer verkocht is, ga ik een boek schrijven zonder verplich tingen. Dat ga ik eerst schrijven en dan pas aanbieden." Identiteit „Mensen verwachten van schrij vers dat ze geld hebben. Dat zijn er maar weinig. Dat Donna Tartt het zich kon permitteren twaalf jaar te wachten voor ze De kleine vriend schreef, was puur omdat ze het financieel uit kon zingen. Ze had het gewoon meteen moeten schrijven, vind ik, maar wie ben ik? Een Schot se schrijfster, en daar ben ik wel trots op, want de Schotse litera tuur bloeit en bruist als nooit te voren. Het is geweldig." „We hebben eind vorige eeuw een discussie gezien over de identiteit van Schotland. Be staat Schotland? Wat is de posi tie binnen het Britse rijk? De po sitie als kleine uithoek, de posi tie van de taal. Dat heeft enorm geïnspireerd. Blijkbaar helpt en inspireert het de kunst om ge marginaliseerd te worden of dat in ieder geval zo te voelen. „Een tegenstem zo luid en gedre ven dat het lijkt of Engeland stil gevallen is en alleen uit Schot land nog uitdagende, frisse, zelf bewuste literatuur komt. James Robertsons The Fanatic' bijvoor beeld, een historische roman. En Alisdair Gray, Irvine Welsh, Alan Warner, James Kelman, Ja nice Galloway. Het is stil gewor den in Engeland. Op David Mitchell na, hij is briljant." Theo Hakkert Ali Smith: Hotel Wereld - Roman. Vertaling: Irving Pardoen. Uitgeverij Mouria, 245 pag., 16,90. Leven, wat is het nu? Wachten en anders niet, op de komende catastrofe, blind naar het einde toe streven gelijk de strofen van een onherroepelijk lied: het ene rijm roept het andere, er is niets aan te veranderen en wat moet ik doen, een riet waar de wind van de tijd in blaast, steeds hoger en meer gehaast naar de toonhoogte van het verdriet. Guillaume van der Graft Er zijn gevoelens die een mens verheffen en er zijn gevoelens die een mens neerha len. Hoe prachtig klinkt de ju bel van de glorie. Hoe afstotend komt de roffel van de veronge- lijktheid over. Dat schrille ge luid is nogal eens te beluisteren in Anno Domini, een keuze uit het dagboek van Willem Bar nard ofwel Guillaume van der Graft, goed voor zo n zestig lite raire dienstjaren. „Ik besta niet voor de letterkundige incrowd", moet hij niettemin in 1992 vast stellen. Op dat thema zijn er ve le variaties. „Ik lees de letteren der geletter den en der letterkundigen niet meer. Zo staan wij quitte, want zij lezen toch ook niet wat ik schrijf?", heet het in 1987. Twee jaar later, als hem de P.C. Hooft- prijs wéér is ontgaan, klaagt hij over „degenen die van (zijn) moedertaalgebied een stiefmoe derdomein maken." Als je zoekt, vind je altijd een reden: „Wie kerkliederen geschreven heeft, zet zichzelf buitenspel in dit Nederland van nu. Waarom willen we zulke dingen niet horen? Wat maakt dat een schrijver alle krochten van zijn geest mag tonen, maar het du bieuze trio Wrok, Jaloezie, Mis kenning in de kerker moet blij ven? Misschien omdat zo de laat ste illusie van de literatuur er aan gaat. Waarom schrijft de dichter? Door dit soort onthul lingen verduisteren de kleine ge voelens de grote gedachten. Hie len en ellebogen winnen het van hoofden en harten, zo ongeveer. En toch is Barnards bitterheid te billijken. Zijn onopgemerkt oeuvre mag wel degelijk gezien worden. Zelf meent hij dus dat men van wege de dominee de dichter niet ziet staan. Inderdaad overwoe kert de liturgie soms de poëzie. Overwoekeren is zelfs een te vriendelijk woord, de gemak zuchtige formules tussen de waarachtige verzen zijn als plas tic zakken in een natuurgebied. „Ik ben altijd kleiner dan mijn lied", verklaart hij. Maar is3 lied niet zo nadrukkelijk oni onzekerheid te overstemmen! Er valt veel te beleven in Domini. Barnard kijkt naarój zelf: „Mijn tob vermogen is si normaal." Hij levert comuj taar op de wereld: „Televise treedt er desnoods voor i maar je haalt het niet in hm Maar het dagboek is vooral in' ressant vanwege de strijd tos de dichter en de dominee, Hij trouwens al emeritus wanni het boek in 1978 begint, mr het domineeschap is een no eindigende roeping in pk van een eindig beroep. Je fe Barnard beschouwen als Neó lands laatste dominee-diciJ In de negentiende eeuw het a punt van vanzelfsprekendhf in de eenentwintigste eeuw. summum van gewrongenheid Juist dat laat zijn poëzie én 2 journaal soms zinderen. Al in eerste aantekening schrijft over zijn verscheurdheid wil niet, maar hij moet toch kan door de poëzie geen tb loog zijn als andere theolog door de theologie geen poéet andere poëten. Zo hoort hijn gens bij, niet eens bij zichz Hij gaat dan ook met twee: men door het leven: Willem B nard en Guillaume van Graft. In dit denderende d; boek versmelten ze zich, dei minee zonder kerk, de did zonder prijs. Mario Molegr Willem Barnard: Anno Domini E boeken 1978-1992 - Uitgevenj Prom, 352 pag., 21,50. Rudy Kousbroek Hoog en laag andaag heb ik de hoogste berg van deze streek beklommen, die niet ten onrechte de naam Ven- toux, dat wil zeggen de Winderi ge, draagt..' Dat schreef Francesco Petrarca op 26 April 1336 aan een vriend, die hem eer der een exemplaar van Augustinus' Bekente nissen cadeau had gedaan. Petrarca was in deze streek van de Provence opgegroeid: 'Deze berg, die je overal van grote afstand kunt zien, staat mij dan ook bijna al tijd voor ogen' - vandaar dat hij al jaren van plan was haar te beklimmen. Hij doet dat, sa men met zijn broer Gherardo, en bereikt niet zonder moeite de top. 'Daar stond ik, getrof fen door de ongewone atmosfeer en het weidse uitzicht, als met stomheid geslagen. Ik keek om mij heen naar de wolken beneden mij..' Hij overdenkt de laatste tien jaar van zijn leven en herinnert zich dan de van zijn vriend gekre gen Bekentenissen van Augustinus. Hij heeft het boek bij zich en slaat het op een willekeuri ge plaats open. 'om zomaar ergens wat te le zen'. Het blijkt deze passage te zijn: „En de mensen bewonderen de hoogte van de bergen, de geweldige golven van de zee, de brede stro men van de rivieren, de uitgestrektheid van de oceaan en de omwentelingen van de sterren, en vergeten zichzelf" (boek X:8). Petrarca werd precies zevenhonderd jaar gele den geboren, op 20 Juli 1304. De Mont Ven- toux is er nog, uitgegroeid tot een soort bede vaartplaats die rond deze datum altijd wordt bezocht door duizenden pelgrims, elk met een exemplaar van Augustinus' Bekentenissen. Deze werkelijk uitzonderlijke foto geeft een idee van de plechtigheid, en tegelijk van het onvergetelijke panorama zoals zich dat ook ze ven eeuwen geleden voor Petrarca's oog moet hebben uitgestrekt: '..duidelijk zichtbaar wa ren rechts de bergen van de provincie Lyon en links de golf van Marseille en de zee die Ai- gues-Mortes bespoelt, terwijl deze punten toch enkele dagreizen daarvandaan liggen. De Rhone zelf stroomde om zo te zeggen aan onze voeten.' Petrarca was diep getroffen door de wonder lijk toepasselijke passage uit de Bekentenis sen: 'Ik kon niet geloven dat mij dit toevallig was overkomen'. Hij ziet er een aansporing in om zich te wijden aan het hogere, en zich van zijn lagere lusten te bevrijden. Hij wil zich ont doen van 'de schandelijke daden' die hij bedre ven heeft en 'de vleselijke verdorvenheden' van zijn ziel, formules die overigens ook van Augustinus afkomstig zijn. Het is voor Petrar ca ook kennelijk vol betekenis dat deze aan sporing zich op zo'n verheven plek aan hem voordoet, hoog op de top van een berg, met al het lagere diep beneden hem. Wat mij daar vooral bij treft is de vergeefs heid en het tragische: er zijn zevenhonderd jaar voorbij gegaan en er is eigenlijk weinig veranderd. Het zijn de liefde en de erotiek die aan de mensheid in alle eeuwen de meest lyri sche en sublieme uitingen hebben ontlokt, en tegelijk is er die obsessie waar onze bescha ving sinds mensenheugenis mee worstelt, dat lust en erotisch verlangen verwerpelijke din gen zijn, Taag' en 'smerig', waar de mens zich tegen moet verzetten omdat zij hem afhouden van het hogere. Petrarca's zevenhonderd jaar oude woorden vergunnen een soort blik in de keuken: de lief de voor de erotiek moet veranderen in liefde voor God. Je ziet hem worstelen: 'Er rest mij nog heel wat dat twijfelachtig en verkeerd is. Wat ik altijd beminde, bemin ik nu niet meer. Maar ik druk me verkeerd uit, ik bemin het nog wel, maar minder. En opnieuw druk ik me verkeerd uit: ik bemin het nog wel, maar met meer schaamte, met meer treurnis... Want de zaak ligt zo: ik bemin iets, maar het is iets dat ik liever niet bemin, dat ik in feite wil haten. En toch bemin ik het, maar tegen mijn zin en gedwongen, zwaarmoedig en berouwvol.' Het herinnert aan Augustinus' verzuchting van 1000 jaar eerder: 'Geef mij kuisheid en onthou ding, maar geef het mij niet onmiddellijk..' (Boek VIII: 17), en Petrarca citeert ook Ovidi- us, nog weer vier eeuwen vroeger: 'Ik zal ha ten als het kan en als het niet kan zal ik tegen Foto EPA, 13 Juli 2000 mijn zin in beminnen.' Wie slaagt er in om daarbij niet te denken: wat een nonsens! flau wekul! bemin zoveel je wilt! het hoeft niet te gen je zin! dat is alleen maar kwezelarij, zieke lijke bedenksels van de gelovigen. Het zou mooi zijn als dat het was, waar al die mensen op de foto van de Mont Ventoux tegen te hoop liepen, zwaaiend met hun exemplaar van Augustinus' Bekentenissen, een stille om gang tegen de preutsheid. Maar helaas, dat is het niet, ik zal het maar zeggen: het is voor de Tour de France, die dit jaar trouwens de Mont Ventoux niet aandoet. Francesco Petrarca, Brieven, vertaald, ingeleid en toege licht door Frans van Dooren, Athenaeum 1998. Ali Smith: „De Schotse literatuur bloeit en bruist. foto Marcel Israel/GPD

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 24