Tom Boonen, de Vlaamse Cipollini \ngst niet groter dan andere jaren PZC tour de trance W27 Ibdfcdfc Jan Ullrich is scherp en zelfverzekerd RUGNUMMER zaterdag 26 juni 2004 Patrick Lefèvere (de manager) slaakt een zucht. „Ik weet niet wat dat is met 'iniBoonen, alle Vlaamse meisjes van zes- *en tot zestig zijn zot op hem. Hij sprint al als Cipollini, als hij buiten de koers nu c&nogzo wordt..." De sprinter protes- art: „Ik wil geen tweede Cipollini zijn en Ègeen tweede Museeuw.Tom Boonen vooral zichzelf zijn: een Vlaamse cou- 'jur. een sterke beer, met een heldere geest, jksta nog maar aan het begin van mijn jrrière." De vergelijking ligt voor de hand. De ultieme sprint voor Tom Boonen is een sprint op de macht, zoals Cipollini in zijn beste dagen. Het is de sprint waar ook topspurter Petacchi een patent op heeft: van ver ge lanceerd worden en op volle snelheid alles uit het wiel rij den. De 23-jarige Boonen is niet de man van de katachtige jump, zoals Robbie McEwen en Tom Steels, maar een pure machts spurter. Dat is het wapen waarmee hij in de Tour de strijd aangaat met zijn grote rivalen. Het debuut van de Vlaming moet tegelijk ook de definitieve doorbraak worden. „Ik ga er naartoe om tenminste één sprint van Petac chi te winnen", geeft hij zijn am bities prijs. „Het is in de Tour dat ik kan zeggen waar ik nu sta als topsprinter. Mijn gevoel zegt dat ik het kan, dat ik van Petac chi kan winnen. Ik heb er alleen de kans nog niet voor gekregen dit jaar." Progressie Dat moment is nu op komst. De progressie van Boonen heeft zich al geopenbaard in het voor jaar, met drie overwinningen in semi-klassiekers en ritzeges in kleinere ronden. Vooral als de Italiaanse routinier Zanini zijn gangmaker is, rijdt de Belg een indrukwekkende sprint. Ze vor men een ideaal duo, met hetzelf de postuur. „We praten niet in de voorbereiding op een sprint", legt Tom Boonen uit. „Hij geeft me een tikje op mijn gat en we zijn weg." De Tour is niet zijn hoofddoel, meer een uitlo per van het klas sieke voorjaar, Tom Boonen: „Ik kan moeilijk van Virenque, Dufaux en Mercado verlangen dat ze een sprint voor me aantrekken." taf over dnTCXJR op dn PZC-sito: zei hij vorige week tijdens de Ster Elektrotoer. Patrick Lefève re zal zijn Quick Step-ploeg ook niet volledig in functie van de sprinter laten rijden. „Ik kan moeilijk van Virenque, Dufaux en Mercado verlangen dat ze een sprint voor me aantrekken", beseft Boonen. Bij Quick Step, dat met Boonen maar één Belg heeft in de Tour, wordt op twee paarden gegokt: de sprint en het klassement. Tom Boonen (1 meter 92, 84 ki lo) is aangewezen op een trein tje met Knaven, Zanini en soms ook Bettini, maar niet zoals Pe tacchi op een hele ploeg van hardrijders. Het hoeft voor een machtsspurter nog geen nadeel te zijn. „Mijn manier van sprin ten is ongecompliceerd", legt Boonen uit. „Ik ben geen man om te wringen, of kwakken uit te delen, ik kom uit het wiel en rijdt op tweehonderd meter rechtdoor naar de streep toe." Hij is in één jaar tijd tot een win naar uitgegroeid, omdat hij fy siek zo veel sterker is geworden. Het gewicht ligt vijf kilo hoger dan toen hij drie jaar geleden prof werd. „Maar mijn lichaam is veel magerder geworden. Het zijn de spieren die me zwaarder maken en waar ik de power uit haal voor de sprint." Patrick Lefèvere: „Tom is niet één, maar twee stappen vooruitge gaan dit jaar. Dat komt tot ui ting in de laatste aanloop naar de sprint. Vorig jaar reed hij nog net achter topspurters als Cipollini, Petacchi en McEwen, nu kan hij ze allemaal kloppen als hij goed is." Over zijn ontwikkeling zegt Boo nen: „Mijn lichaam bepaalt hoe veel sterker ik word, niet ikzelf of anderen. In de lichting waar in ik ben opgegroeid zaten jon gens die misschien nog meer ta lent hadden, maar bij wie de ont wikkeling stagneert. Als renner kun je dat niet sturen. Ik heb al les over voor mijn sport, ik leef ervoor, ik train hard, maar het lichaam bepaalt hoe snel de evo lutie gaat." Lefèvere: „Bij Boonen is die kwaliteitssprong dit jaar uitzon derlijk: zo'n tien procent. Dat maakt het verschil met vorig jaar. Hij is van de subtop naar de top opgeklommen. Ik ben zelf heel benieuwd hoe die ont wikkeling verder doorzet, want het kan ook dat hij volgend jaar stilstaat. Maar dat is het mooie van de sport. Het is niet te voor spellen waar het eindigt. Ik heb het met Museeuw ook meege maakt vanaf het begin." De druk om te winnen komt vooral van buitenaf. De nieuwe status van Boonen heeft hem in België al tot een jonge volksheld gemaakt. Het is de kunst om daarmee om te gaan. Boonen, die bekend staat om zijn vurige temperament: „Ik heb twee kan sen in de Tour: winnen of falen. Ze zullen mij omhoog steken in België of afmaken, een tussen weg is er niet. Dat hoort ook bij sport. Ik heb met mijn overwin ningen in het voorjaar verwach tingen gewekt. Zelf zeg ik: één keer winnen van Petacchi is al heel mooi." „Het wordt in elk geval drie we ken afzien", beseft hij. „Elke jonge renner wil een keer naar de Tour, maar ik ga niet voor mijn plezier. Het is een harde strijd om te overleven. Ik ga er ook niet de waaghals uithangen. Het gevaar van een massasprint geeft mij geen kick. Het winnen wel. Of ik in Parijs aankom, weet ik ook niet. Ik wil het niet ten koste van alles doen. Als ik na twee weken helemaal leeg ben, stap ik eruit. Mijn carrière foto Benoit Doppagne/Belga duurt nog langer dan de Tour." En of hij ooit ook dezelfde weg zal opgaan als Museeuw, die van sprinter werd omgevormd tot klassieke renner? Tom Boo nen weet het oprecht niet. Hij houdt er een simpele theorie op na: klassieke renners en klim mers hebben twee kansen op vijftig om een koers te winnen. Voor een sprinter ligt dat veel hoger, omdat 25 van de 50 koer sen in een massasprint eindigen. Museeuw is niettemin wel zijn grote voorbeeld. De twee zijn on afscheidelijk, ook nu de topren- ner is gestopt. Tom Boonen: „Hij heeft me na de laatste wed strijd zijn paternoster, zijn ge- luksbrenger, in mijn handen ge duwd. Ik kreeg er tranen van in mijn ogen, maar ik ben niet bij gelovig. Ik weet nog niet goed wat ik ermee ga doen: meene men of niet." Frits Bakker uit rijden, maar Mayo is op dit moment verder in zijn voorbereiding op de Tour." Geïnteresseerd neemt hij de uitslag van de Mont Ventoux-tijdrit in de Dauphiné van 1999 door. „Lance was toen vijfde op een minuut van Vaughters. Kijk, dat is een betere houvast. Als Lance morgen een mi nuutje verliest, weten we dat we op schema zit ten." Mayo is voor US Postal een serieuze opponent in de Tour. „Veel Spanjaarden zijn zich speciaal aan het voorbereiden op de Tour. Mayo en Heras voorop." Hoe groot is de vrees voor Tyler Ha milton? Bruyneel lacht. „Hij gaat de Tour volgens mij niet winnen. Waarom? Gewoon, ik zie het hem niet doen." En dan zegt hij: „De grootste con current zal toch weer Jan Ullrich zijn. Let maar op." Voor alle duidelijkheid: „Ik persoonlijk denk niet dat de Tour van vorig jaar zo spannend was om dat Ullrich sterker was dan anders. Lance was minder. Dat was alles. Nu is hij veel beter. Hij is hongerig, gemotiveerd. De Lance van nu denkt niet aan stoppen. Hij gaat nog een jaar door. Dat zegt mij genoeg." Geen drama De dag van de Mont Ventoux. Mayo klopt Arm strong volgens verwachting. De marge is echter groter dan in 1999: bijna twee minuten. Bruyneel probeert er geen drama van te maken. „Op het zwaarste stuk verloor Lance een minuut. Dat is acceptabel. Vervolgens had het geen zin meer vol door te gaan. De eindzege was toch al weg." Later die avond klinkt Armstrong anders. Op een door de hoteleigenaar en minstens zo trotse burgemees ter van Saint-Paul-Trois-Chateaux belegde pers conferentie. Hij is met name geschrokken van de tijd van Hamilton. Die zit ook nog volop in de op bouwfase. „Maar hij komt ook weer niet uit het niets", laat hij zich niet helemaal in een dip praten. „Ik ver wacht iets sneller te zijn", zegt hij. Is hij bezorgd? „Ik ben ieder jaar bezorgd. Wie als titelverdediger zonder angst de wedstrijd in gaat, verliest. Maar, voor alle duidelijkheid, die angst is niet groter dan in andere jaren." Al even vlak gaat hij in op zijn gewijzigde voorbereiding. „De focus lag dit jaar wat meer op de training. Je bent daarnaast voorzichtig met je voeding, let goed op je gewicht en probeert problemen te voorkomen." Lance Armstrong (rechts) verwacht ook in de Tour van dit jaar een pittig gevecht met Jan Ullrich. foto Wouter Borre/GPD In tegenstelling tot Bruyneel zegt hij het wel jam mer te vinden geen Amstel Gold Race en Luik-Bastenaken-Luik te hebben gereden. „Ik heb het gevoel iets gemist te hebben. Het is goed om die klassiekers van zes uur te rijden. Je meet je weer even met de grote namen. Daar kan geen training tegen op. Maar goed, vanwege de kids moest ik terug." Wat betreft de rangorde der concurrenten is Armstrong het weer helemaal eens met zijn ploeg baas. „Natuurlijk, je zult altijd rekening moeten houden met mannen als Mayo, Basso, Hamilton, Heras, maar Jan Ullrich staat toch op een hoger niveau." Ook na zijn weinig verheffende voor jaar? „Let maar op. Ullrich staat er in de Tour al tijd. Hij is de enige die drie weken lang op een con stant hoog niveau kan rijden. Hij verstaat de kunst de schade beperkt te houden in de bergen en andere ritten en pakt zijn winst in de tijdrit. Zo alleen kun je een Tour winnen." Weet Arm strong. GPD Ad Pertijs De dag nadat Lance Armstrong een tikkie kreeg uitgedeeld op de Mont Ventoux, schuift Jan Ullrich aan voor zijn verhaal van de komende Tour. Het is de avond voor de start van de Tour de Suisse. Wat direct opvalt: Jan Ullrich ziet er scherp uit. Af getraind en zelfverzekerd. Niets herinnert aan het beeld dat is blijven hangen na de Waalse Pijl, waar bleek dat zelfs een Ardense klassieker nog te zwaar was voor hem. „Ik ben niet iemand die snel in paniek raakt", zegt de kopman van T-Mobile. Of hij dan op zijn minst zijn twijfels heeft gehad over de goe de afloop? „Niet één moment. Ik heb nooit twijfels. Ach, ik ben nu eenmaal geen renner die door het voorjaar wandelt." Begin dit jaar was hij even ziek en kon hij een week niet trai nen. „Dat was alles. Buiten die twee of drie koersen die ik daar voor heb moeten afzeggen, ben ik gezond gebleven. Toen in de Waalse Pijl bleek dat ik nog niet zo ver was als ik gedacht had, ben ik er op tijd uitgestapt. Ik weet inmiddels dat ik dan niet moet blijven aanmodderen in wedstrijden, maar door middel van trainen aan mezelf moet gaan werken." Hij denkt dat het iets te maken heeft met zijn Oost-Duitse sport- opvoeding: „Rechtlijnig werken en je bij een tegenslag niet van die lijn laten afbrengen." Het heeft ook te maken met zijn ei gen ervaring: „Als ik twee a drie weken goed kan trainen, is alles weer oke." Hij is wel veranderd sinds 2002, zijn horrorjaar, waarin hij slechts in het nieuws kwam met een onwillige knie, een dronke- mansrit in zijn Porsche en - als absoluut dieptepunt - de onver wachte dopingcontrole de dag nadat hij in een discotheek xtc-pillen had geslikt. De ironie van het verhaal was dat dat rampseizoen uitgerekend volgde op een winter waarin Jan Ull rich voor een keertje wel voor beeldig had geleefd en getraind. Hij had zelfs zo ha~d gewerkt dat de knie overbelast raakte. Steeds als Ullrich de training hervatte, speelde de knie weer op. Het gevolg: een torenhoge frustratie, die zijn uitweg vond in alcohol en pillen. Dat, moet Ullrich gedacht heb ben, dus nooit weer. Sindsdien vertrouwt hij als vanouds op zijn gebruikelijke 'wandeling' door winter en voorjaar. De nachtmerrie 2002 heeft hem ook geestelijk sterker gemaakt. „Na de problemen met mijn knie, weet ik dat ik pas gelukkig ben als ik mag fietsen. Als je het niet kunt, besef je pas wat je mist." Desondanks heeft hij nog steeds niet de uitstraling van een door en door gedisciplineerd levende en werkende Duitser. „Vergis je niet: ik heb discipline, maar niet 365 dagen per jaar. Tussen de zes en acht maanden houd ik het vol gedisciplineerd te wer ken en leven, daarna heb ik mijn ontspanning nodig. Na de finish in Parijs ben ik even niet meer mijn gedachten bij het wielrennen, maar bij mijn fami lie. Ga ik met hen feesten. Je moet dat ook niet te letterlijk ne men. Feesten staat niet gelijk aan losbandigheid. We leggen een steak op de grill en drinken een licht biertje. Niet beesten dus, maar ontspannen. Zoals de meeste ouderen dat doen." Ad Pertijs Het hoogste rugnummer waarmee een renner Tour-winnaar werd. Dat ge beurde in 1999. Met rugnum mer 181 behaalde Lance Arm strong, toen al in dienst bij US Postal, zijn eerste van tot nu toe vijf Tourzeges. Met zijn ho ge nummer onttroonde Arm strong de Spaanse klimspecia- list Pedro Delg'ado, die in 1988 met rugnummer 171 de Tour won. Slechts vijf rijders pres teerden het met een nummer boven de honderd de Tour te winnen. Behalve Armstrong en Delgado waren dat Felice Gi- mondi (123 in 1965), Beimard Hinault (131 in 1981) en Greg Lemond (141 in 1989).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 55