PZC Literair wandelen op de Wadden D Is Alsof Max langzaam uit het zicht verdween De poëzie is nog nooit zo ongrijpbaar gewees Pi Oude bibliotheek Gedichten van 2003 Andrew Sean Greer ■;Z: woensdag 16 juni 2004 Gerrit Jan Zwier, schrijver en antropoloog ijlen globetrotter Boudewijn Büch reisde voor zijn 'eilandgevoel' geregeld af naar de Stille Zuidzee. Hij kon daar al euforisch raken van een knipperende vuurto ren. De Nederlandse wadde neilanden liet hij links lig gen, hij heeft er in zijn reis boeken tenminste nooit een letter aan gewijd. Dat is op zijn minst opmerkelijk. Dat vindt ook schrijver en antro poloog Gerrit Jan Zwier (1947), die verknocht is aan ons noordelijke eilandenrijk en daaraan in zijn boek Mijn wadden zijn liefde betuigt. Alles wat van ver komt, is lekker. Een geheel verzorg de reis naar Isla Margarita klinkt tenslotte interessanter dan een midweekje kamperen op Schiermonnikoog. Maar Zwier, schrijver van onder ande re (reis)boeken over Usland en Lapland en de romans 'De knoop van IJsland' en 'De dwa ze eilanden', zwéért bij onze waddeneilanden. Voor hem geen verre vakantietrip naar een tropisch eiland, hem zijn on ze kroonjuwelen in de kop van Nederland duizend maal liever. Zwiers - literaire - liefdesverkla- ring klinkt oprecht. En hij is niet de eerste die met veel warm te schrijft over de schoonheid van het wad. Veel (reis)schrij- vers gingen hem voor. Velen van. hen laat hij in zijn boek ook aan het woord, onder wie Jac. P.Thijsse (die het meest over Texel schreef), de journalist Hans Besselaar en Dick Hille- nius. En natuurlijk de onvermij delijke Jan Wolkers. De op Texel woonachtige schrij ver kreeg begin jaren zeventig de smaak te pakken, toen hij net als zijn collega wijlen Godfried Bomans een poosje verbleef op het onbewoonde Rottumerplaat. Maar waar de een (Bomans) zich dodelijk eenzaam en verlo ren waande te midden van duis tere natuurkrachten, voelde de ander (Wolkers) zich juist in zijn element, als een Robinson Crusoe op de 'donkere gespen in de Waddengordel van smaragd'. Vergelijking Zwier laat in Mijn wadden van alles en nog wat passeren. Hij schrijft uitvoerig over de dich ter J.J.Slauerhoff en diens ver blijf op Vlieland, over de Texel se schrijver en historicus Nico Dros die zijn eiland tot leven wekt in zijn verhalen en de ro man 'Noorderburen'. Zwier schrijft onder veel meer over de wadplaat Griend (nog geen vijf honderd meter in doorsnee), over eilandhoppen en wadlo pen, over magische cirkels en heksen op 'het mooiste eiland dorp Hoorn', over verwilderde katten, over De Vliehors-Ex- press, kapitein Rob, het gouds chip De Lutine, zeehonden, rot ganzen, en over vuurtoren de Brandaris die, naarmate je je verder van Terschelling verwij dert, als 'een waarschuwende vinger steeds hoger uit zee op rijst'. Zwier is een eilandhopper die in zijn geestdrift soms al te zeer van de hak op de tak springt, waardoor de chronologie wel eens in de verdrukking komt. Soms is zijn stijl ook wat vlak, maar als hij in zijn element is, behoudt hij een aangename lich te toon. Mooi is zijn beschrij ving van Schiermonnikoog, dat al eeuwenlang aan de wandel is, waardoor het is 'uitgerekt tot een ouderwets pistool, waarvan de loop op Duitsland is gericht'. Enigszins mensenschuw keert Zwier zich tegen de drommen toeristen die jaarlijks Neder lands oudste, grootste en afwis- selendste natuurgebied bezoe ken. Toerisme en recreatie vor men voor de eilandbewoners im mers de grootste bron van in komsten. De kritiek op de aantasting van het wad is niet nieuw. In het be gin van de vorige eeuw werd al geklaagd over de manier waar op natuur werd opgeofferd aan vakantiehuisjes. De eilandgas- ten van nu betreuren dat van zelfsprekend óók, om er vervol gens toch met zijn allen, gewa pend met rugzakken, op stoere wandelschoenen en met een kij ker op de borst een poosje van de rust te genieten en, omdat niet iedereen voor de natuur komt, de stilte te verstoren. Tus sen de eilanders onderling bo tert het ook niet altijd. Zo haalt Zwier meewarig de woorden aan van Jan van der Vegt uit Heiloo, die de biografie van Adriaan Roland Holst schreef en publiceerde over de Schotse Hebriden. Volgens Van der Vegt floreert een kleine gemeenschap op een eiland beter dan op het platteland. Van der Vegt is dan blijkbaar nog nooit op Schier monnikoog geweest, stelt Zwier fijntjes vast, 'het eiland zou ge hakt maken' van zijn opvattin gen. Kanttekeningen Eilanders kunnen elkaar het le ven soms aardig zuur maken, weet Zwier: „Zo zag een midden stander (op Vlieland) er geen been in om zich een avond lang onder de houten vloer van de strandkeet van ome Rinus te ver bergen, om erachter te komen of die nu wel of niet bier verkocht. Ome Rinus had daartoe geen ver gunning. Nog diezelfde nacht werd de klandestiene bierschen ker van zijn bed gelicht." Kort om: „Nu het geld voor het op rapen ligt, zijn velen kennelijk alleen op eigen voordeel uit." Het zijn kanttekeningen in een zomerboek voor de waddenlief hebber, in een ode aan onze 'kroonjuwelen'. Voor Zwier vor men de wadden een paradijse lijk oord, want 'het wad is een idylle en de wal een nachtmer rie'. Nico de Boer Gerrit Jan ZwierMijn wadden. Een literaire liefdesverklaring - Uitgeve rij Contact, 288 blz, 19,90 Daar ruist geen idee meer, daar knettert geen krachtveld. Wat ritselt moet zijn; een houtkever, molm, een papierparasiet. Achter kalfsleer en titels verstomde de wereld. Aanraakbaar nog enkel voor stof, aandrift van geuren uit zomerse tuinen dicht bij de hor, een meisjeshand soms - hier drukte Annabel voor zij verdween in gindse donkere allee van boekenruggen, op zoek naar weidser boulevard buiten de lettergreep. Elk beeldenperk verpulvert in de tijd. Winter verspilt zich aan de speelplaats. Dit vers verstrakt. De schoolbel roest. Frans Deschoemaeker Op woensdagmiddag, alleen op woensdagmiddag, be greep ik een jaar lang wat er be doeld werd met het gezegde: niet voor de school maar voor het leven leren wij. Het was de middag van twee vakken waar bij je niet iets werd ingeprent, maar waarbij je iets ontdekte. Eerst was er wiskunde 2, een in middels afgeschaft vak, want an ders dan wiskunde 1 diende het geen enkel praktisch doel. Juist daarom was het zo nuttig. Voor het eerst besefte je dat gedach ten belangrijker waren dan som men. De antwoorden telden niet, het ging om de vragen. Het volgende lesuur was het woord aan de leraar Nederlands. Poë- zieanalyse, zoiets als antwoord geven op vragen die nooit wor den gesteld. Die woensdagmid dagen komen bij me terug door de bundel De 100 beste gedich ten van 2003, een bloemlezing van Ad Zuiderent. We hadden indertijd een middel om de kluis van de poëzie te kra ken. 'Close reading' heette de methode, hoe nauwkeuriger je las hoe meer licht over al die duistere gedichten ging schij nen. Tot de dag van vandaag wordt er voor dus aldus ge schoolde lezers door aldus ge schoolde dichters poëzie ge schreven. Neem het brave werk van Willem Jan Otten, ruim schoots in de bundel vertegen woordigd. Je doet er tik-tik te gen en de versjes openen zich als een gekookt ei. Maar meer en meer wordt er poëzie ge maakt die zich verzet tegen deze benadering. Gewoontegetrouw doe ik nog wel tik-tik, maar er komen geen barstjes in de schaal van het gedicht. Mis schien geldt zelfs: hoe closer je readt, hoe minder je ziet. In zijn voorwoord, een gesprek met zichzelf, brengt Ad Zuide rent de trends van de huidige dichtkunst in kaart. Nu is het nooit helemaal eerlijk om van dé poëzie te spreken. Er is altijd weer andere poëzie. Maar de bloemlezer zag in de bundels van 2003 van H.H. ter Balkt'j Jan Wolkers een trek zee en een hang naar d Ook stelt hij vast dat de ocj mannen in de jonge dichtte: het hoogste woord hebben allerminst tot verstarring Ik geleid. Het gedicht van Frc Deschoemaeker over de oudei bliotheek zou een goede beschii;. ving zijn geweest van het dichtkunst dat vijf en twin: jaar geleden de overhand fe;: De poëzie van het kleine besta van de beheerste tuin. Daarr gedichten van het grote lef, de wilde woekering voorma plaats gekomen. De bundels zijn dikker den, de gedichten langer. Tsea Bruinja, Wouter Godijn, Huigen, Mustafa Stitou, He van der Waal en al die andei hebben letterlijk en figuurlij veel ruimte nodig. De poëzie, nog nooit zo ongrijpbaar gi weest, maar tegelijk zijn de pe ten het tegendeel van verheve De dichters volgen wegen w; niemand hen kan volgen, t( zijn ze allesbehalve were: vreemd. Het is alsof de poéa baldadig wegliep uit de poëzie les. Het stille gedicht is met li sterven bedreigd. Luidrucri belijdt men deze tegendraaa wijsheid: 'Hak liever de verken de knoop door/ dan dat je zit blijft/ in de juiste.' Zo blijft te toch woensdagmiddag, welkoa bij wiskunde 2. Mario Molecs De 100 beste gedichten van kozen door Ad Zuiderent - Uitgaf De Arbeiderspers, 160 pag., 9,Si Een paar maanden geleden was hij nog een onbekende, maar nu weet de jonge Amerikaanse schrijver Andrew Sean Greer de schijnwerpers uit veel delen van de we reld op zich gericht. Greer schreef met The Confessions of Max Tivoli (dit voorjaar in een Nederlandse vertaling verschenen als De bekentenissen van Max Tivoli) een ro man over iemand die onmogelijk kan be staan: een man die achteruit verjaart. De geluiden van de kritiek voor The Confes sions of Max Tivoli waren voor Andrew Sean Greer overweldigend. Niemand min der dan John Updike besprak het boek in april in 'The New Yorker'. En die was laaiend enthousiast. „Zijn recensie is tot nu toe een van de belangrijkste gebeurtenissen van mijn leven geweest", geeft Greer (33) on omwonden aan. „Een positieve recensie in een vooraanstaande krant. Gemaakt door een schrijver die ik al heel lang bewonder! Dat is toch ongelooflijk?" Greer schreef met The Confessions of Max Tivoli zijn derde boek. Ook zijn eerste twee boeken werden door de kritiek positief ontvangen. „Maar desondanks liet het publiek ze links liggen", vertelt hij. „Ik heb geen idee hoe die mecha nismen precies werken. Wanneer besluit ie mand een bepaald boek te kopen? Er is maar al te vaak geen peil op te trekken." Nu staat hij volledig in de belangstelling, wordt hij gevraagd om te verschijnen in televisie programma's en staat zijn roman in de Vere nigde Staten al lange tijd in de boekentop tien. „De verkoop gaat maar door. Het boek is al aan de zesde druk toe. Daarnaast ver schijnen in heel veel landen vertalingen. Overal in Europa. En ook in China en Ja pan." Het succes van de roman kan voor een be langrijk deel wel eens te maken hebben met het tot de verbeelding sprekende hoofdper Andrew Sean Greer sonage. Max Tivoli blijkt bij zijn geboorte in San Francisco in 1871 de ogen, de huid en het gezicht van een bejaarde man te heb ben. Max is gedoemd om achterwaarts te verjaren - de rimpels maken in de loop der tijd plaats voor een gladde huid. En het grij ze haar verandert langzaam maar zeker in de kleur blond. 'Merkwaardig genoeg zijn foto Ramon Mangold/GPD mijn werkelijke leeftijd en de leeftijd die ik lijk te hebben bij elkaar opgeteld altijd ze ventig', aldus Max, die terugkijkt op zijn op merkelijke leven. 'Dus toen ik twintig was ontmoette ik vrouwen van vijftig die met me flirtten alsof ik van dezelfde leeftijd was als zij; toen ik uiteindelijk vijftig was, schon ken jonge vrouwen op straat me een flitsen de glimlach. Oud toen ik jong was en jeug dig nu ik oud ben.' Hoe Greer aan het idee van zijn roman geko men is? Hij weet het niet meer precies. „Ik herinner me nog dat ik een keer uit verve ling een liedje begon te fluiten van Bob Dylan, getiteld 'My Back Pages'. En daar komt de regel in voor: But 1 was so much ol der then, I'm younger than that now. Over iemand die in het verleden ouder was. Dat vond ik een krankzinnig idee en ik moet het ergens in een kamertje in mijn hoofd heb ben opgeslagen. Later pikte ik het idee weer op, voor het maken van een verhaal. Maar al schrijvend ontdekte ik dat ik het mis schien uit kon werken tot een complete ro man. En toen ontstond eveneens het plan Dm er een liefdesverhaal van te maken." Dramatisch Max wordt als twaalfjarige (met het uiter lijk van een 58-jarige) hevig verliefd op zijn buurmeisje Alice. Een toevallige ontmoe ting in de jaren daarna, als hun uiterlijke le vens elkaar kruisen, brengt ze opnieuw bij elkaar en zorgt zelfs voor een serieuze rela tie. Dramatisch is het laatste hoofdstuk als Max, met het uiterlijk van een twaalfjarige, door Alice (die niets van zijn aandoening af weet en hem niet meer herkent) wordt ge adopteerd. Het begrip 'jeugd' krijgt plotse ling een trieste lading, als de 58-jarige Max vertelt: 'Ik werd zwakker en kleiner, als iets wat langzaam uit het zicht verdween. Maar het ergste was het natuurlijk toen mijn lichaam even pauzeerde in zijn aftakeling, diep ademhaalde en me stilletjes ontsekste.' Veel recensenten hebben gewezen op de overeenkomsten tussen The Confessions of Max Tivoli en een verhaal van F. Scott Fitz gerald. Geer- „Maar ik heb dat nooit gele zen. Het idee is verder uitgewerkt met 'De blikken trommel' van Günter Grass in mijn achterhoofd. In de Verenigde Staten is dat boek niet zo bekend en niemand heeft er naar verwezen." En kent hij het boek 'Ein- steins dreams' van de Amerikaanse schrij ver Alan Lightman? Dat bevat eveneens een passage over het leven van een man die als bejaarde wordt geboren en als zuigeling ein digt. Greer reageert verrast: „Nu je het zegt... Ik heb dat boek inderdaad gelezen, een jaar of tien geleden. Blijkbaar heeft die passage iets in mij losgemaakt. Het kan bijna niet anders, dat is het boek dat mij op het idee moet hebben gebracht. Je bent de eerste die dat boek in verband brengt met mijn roman. Als ik thuis ben zal ik het met een opnieuw lezen, want ik was de passage vergeten." Greer heeft veel tijd besteed aan research. „In een bibliotheek heb ik stapels kranten uit de periode rond 1900 doorgenomen, om de juiste sfeer te kunnen scheppen. Weten hoe de jongeren van toen dachten over on derwerpen als drugs en seks. En weten hoe de mensen zich het liefst kleedden." Geen paniek Hij wilde in geen geval het verhaal plaatsen in de twintigste eeuw. „Het leek me beter om het te laten beginnen tegen het einde van de negentiende eeuw. Dat zou mijn ro man de sfeer geven van veel fantasierijke!- teratuur die in die periode is geschreven, als 'The Picture of Dorian Gray' van O,1 Wilde. Op de een of andere manier vond J het verhaal over een man die achteruit jaart beter in die tijd passen." Daarnaast wilde hij de roman plaatsen - San Francisco, zijn woonplaats. „En ik te: geen zin om over het tijdperk van dehipp® te schrijven. Als je in San Francisco vvooit besef je dat de invloed van de negentien- eeuw op deze stad nog steeds zeergroots San Francisco is overigens niet altijd? woonplaats geweest. Zijn opleiding volg* hij in Montana. „In het wilde Westen. Mf cowboys en loslopend vee. Maar het daar te rustig voor mij. Daarna ben iknü' Kmi New York verhuisd. En daar werd het levs al snel veel te druk. Ik woon nu een p? jaar in San Francisco. Het is een stad wel bij mij past. Ik hoef me er niet te ven*- len, maar kan ook de rust vinden om te we- fel ken. Schrijven in New York is vrijwel on# aar, gelijk. Het is sowieso moeilijk om in roei stad het hoofd boven water te houden pde Nu beseft hij dat het succes nog steeds nte ote] helemaal tot hem is doorgedrongen. chei schrijversleven heb ik tot nu toe all® fe maar ervaren als een prettige worsteW elt, met het witte papier. Het kost me dus enig fea moeite te bevatten dat mijn leven er van? nu anders uitziet. Ik hoop dat ik de drJ r_cr aankan. Gelukkig heb ik al een opze'-F 6ak! maakt voor een volgende roman. Al-; J, aü straks weer achter mijn schrijftafel zit. no? fe, ik dus niet in paniek te raken." !?k] tel Jacob Moe"^ fe Andrew Sean GreerDe bekentenissen van volt - Vertaald door Ankie Blommesteijn. LWf' rij Anthos, 283 pag., 19,95. Ml

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 24