Tel Aviv is één groot Bauhaus Het verdwenen Nederland inspireerde Monument van Unesco 23 Catharijneconvent staat in het heden Schildersdorpen woensdag 9 juni 2004 el Aviv telt zo'n 3500 gebouwen in de Inter nationale Stijl, slor dig aangeduid als 'Bauhaus'. Decennia lang is het de inwo ners nauwelijks opgevallen, maar nu Unesco de stad op de momumentenlijst heeft ge zet beseffen ze ineens dat ze in een openluchtmuseum rondlopen. En het mooiste is dat niemand een kaartje hoeft te kopen. Geen wonder dat Tel Aviv zijn internationale erken ning als 'wereldhoofdstad van de Internationale Stijl' deze maand in gepaste stijl viert. De mooiste monumenten staan in de schijnwerpers, de school jeugd gaat een dag lang in het wit gekleed, er zijn tentoonstel lingen en conferenties. De be kendste discotheek in de stad houdt een 'Bauhaus-feest' in ja ren dertig stijl en voor de oudjes is er een nostalgische samen- zangavond, met liederen uit het Tel Aviv van weleer. Kunst voor het volk. Was dat niet precies wat de sociaal bewo gen architecten van het Bau haus voor ogen stond? Dat de be stuurders van Tel Aviv zijn inge nomen met de nieuwe culturele stat.us van de stad, spreekt van zelf. Maar lof verdienen ze aller minst. Eigenlijk had Unesco de stad een miljardenboete moeten opleggen wegens het verkwanse len van haar architectonisch erf goed. Bijna niets is er de afgelo pen halve eeuw ontsnapt aan verwaarlozing, verminking en vervuiling. In 1987 plaatste de gemeente de kroon op jaren van bouwkundig wanbeleid met de grondige ver bouwing van het Zina Dizengoff Plein in het centrum van de stad, vernoemd naar de vrouw van een legendarische burge meester. Het in de jaren dertig door Jenia Averbrouch ontwor pen cirkelvormige park met een fontein en schaduwrijke palmbo men, omzoomd door witte ge bouwen met lange gebogen bal kons, was tot die tijd een van de mooiste voorbeelden van de Nieuwe Stijl. Met zijn vele win kels en caféterrassen vormde het bovendien het kloppend hart van de stad. Bulldozers Maar op een kwade dag versche nen de bulldozers. Het plant soen maakte plaats voor een be tonnen viaduct, waar nu het ver keer onderdoor raast. In het mid den verscheen een bontgekleur de water- en vuurspuwende fon tein, die in de Ef teling niet zou misstaan. De teloorgang van het plein betekende ook het einde van de caféterrassen en de win kels. Wat er in de naaste omge ving nog aan chique over was, verdween in de volgende jaren door de bouw van nieuwe over dekte winkelcentra elders in de stad. De vroede vaderen van Tel Aviv zeggen spijt te hebben als haren op hun hoofd. Natuurlijk zullen ze nu, onder de vleugels van Unesco, meer gaan doen aan behoud en restauratie. En natuurlijk ligt er een plan ge reed om het Dizengoffplein in de oorspronkelijke staat terug te brengen. Maar natuurlijk is er geen geld voor. Gelukkig toonde het gemeente bestuur van de jaren dertig, on der de legendarische burgemees ter Meir Dizengoff, aanzienlijk meer visie. In een groot gebied ten noorden van Jaffa moest een Nieuwe Stijl in Tel Aviv: een flatgebouw in de Gordonstraat, in 1935 ontworpen door Dov Carmi. Om de restauratie in 2002 te kunnen bekostigen werden er twee woonlagen aan de oor spronkelijke drie toegevoegd. foto Ad Bloemendaal/GPD witte stad verrijzen, woonplaats voor de gestaag groeiende stroom immigranten uit Euro pa. Vooral Duitsland leverde in die tijd een flink kwantum intel lectuelen en kunstenaars. Van de architecten onder hen behoor den velen tot de aanhangers van de Nieuwe Stijl. Sommigen, zo als Arie Sharon en Ze'ev Rech ter, hadden in het Bauhaus ge studeerd onder Walter Gropius en later Ludwig Mies van der Rohe. Onder druk van het opkomende nationaal-socialisme moest het Bauhaus in 1933 zijn deuren sluiten, maar in Tel Aviv stroop ten de architecten de mouwen nog eens extra op. Het zou de enige stad worden waar de Nieu we Stijl op een grootschalige ma nier is toegepast. Gewapend be ton, en andere nieuwe materia len, maakten het mogelijk snel grote bouwskeletten op te trek ken, die daarna naar believen konden worden ingevuld. De vrijstaande gebouwen, omgeven door gemeenschappelijke tui nen, verzekerden een toestroom van licht en frisse lucht. Ook de platte daken - een ander ken merk van de stijl - konden op een sociale manier worden be nut, voor het drogen van was goed of als gezamenlijk dakter ras. Weissenhof De architecten van Tel Aviv heb ben zich vooral laten inspireren door de Weissenhof Siedlung, een in 1927 door het Duitse vak verbond gestichte model-neder zetting in de buurt van Stutt gart. Zeventien architecten van de Internationale Stijl uit Duits land, Nederland, Frankrijk en België bouwden er een wijk van witte villa's, rijtjeshuizen en flatgebouwen. Wie een foto be kijkt van Weissenhof ziet wat de stichters van het moderne Tel Aviv voor ogen stond. De ideologische aspecten van het Bauhaus sloten wonderwel aan bij de opvattingen van de linkse zionisten in Palestina. Arie Sharon bouwde een aantal woningprojecten voor de Hista- drut, het Israëlische verbond van vakverenigingen. Toch bleef in Tel Aviv sociale bouw een uitzondering. Het leeuwen deel was bestemd voor de snel groeiende middenklasse. Direct na de Tweede Wereldoor log, toen de joodse emigratie op nieuw aantrok, kwam de na druk in de bouw steeds meer te kenmerk van de Israëlische va riant van het Bauhaus - afge schermd met grijze plastic shut ters, om extra woonruimte te winnen. In de winkelstraten gaat de Nieuwe Stijl verborgen achter een scherm van reclame borden, ijzeren rolluiken en neonletters. Maar wie weet waar hij moet zoeken kan hier en daar in de zijstraten van Di zengoff en langs boulevards als Rothschild en Ben-Gurion fraai gerestaureerde panden zien. Nu Unesco toekijkt staat Tel Aviv voor de taak een reddingso peratie uit te voeren waarvoor het geen cent kan of wil uitge ven. Een architectuurcommissie hebben, maar het alternatief is voortgaande verwaarlozing. En dus hebben ze toegestemd, als na de restauratie maar duidelijk is waar het oorspronkelijke ge bouw eindigt en de nieuwe an nex begint. Door extra verdie pingen wat naar achteren te schuiven zijn ze van de straat niet zichtbaar. Maar de over gang kan ook duidelijk worden gemaakt door bijvoorbeeld een iets andere balustrade. In 2000 opende psycholoog Mi- cha Gross (44) aan de Dizengoff Straat het Bauhaus Center. Hij verkoopt er producten in Bau- haus-stijl, boeken en affiches. Zijn vrouw Shlomit verzorgt ar chitectuurwandelingen door de stad. Als het gaat om bouw kunst zijn beiden amateurs, maar hun geestdrift is er niet minder om. „Ik was verbaasd dat zoiets nog niet bestond", ant woordt Gross op de vraag waar om hij het centrum opende. Hij onderhoudt goede contacten met restauratie-architecten, maar laat zich laatdunkend uit over de mentaliteit van de ge meentebestuurders, die volgens hem na een halve eeuw van ver waarlozing nog steeds niet be grijpen dat ze een bouwkundige schat in huis hebben. Ad Bloemendaal liggen op snelheid. Overal in de stad verschenen eenvormige ku bussen op pilaren, die qua func tionaliteit nog wel aan de Nieu we Stijl deden denken maar met architectuur als kunstvorm wei nig meer te maken hadden. Wie door Tel Aviv loopt kan al leen met enige moeite nog iets ontdekken van 'de Witte Stad aan de Middellandse Zee' die burgemeester Dizengoff in de jaren dertig voor ogen stond. Uitwerpselen van vogels en vleermuizen, uitlaatgassen en het vuil van tachtig regenloze zomers hebben hun sporen nage laten op de lichte facades. Over al zijn de open balkons - een heeft besloten dat van de 3500 modernistische gebouwen er dui zend de moeite van het conserve ren waard zijn. Van die duizend moeten er tweehonderd, met een speciale historische of stilisti sche betekenis, in de oorspronke lijke staat worden terugge bracht. Dat worden bijna onver mijdelijk kantoorpanden. Bij de restauratie van de overige acht honderd is een compromis geoor loofd. Privé-eigenaars van flats weigeren doorgaans op te draaien voor de hoge kosten van restauratie. Ze kiezen dan voor de bouw van een of meer extra verdiepingen. De puristen van Unesco moeten daar weinig van Plastic shutters onttrekken de Nieuwe Stijl dikwijls aan het oog. Museum Catharijneconvent in Utrecht jubileert, ver bouwt en vernieuwt. Vijfentwin tig jaar geleden kenden de mees te mensen de belangrijkste ver halen uit de bijbel nog wel, met de daarbij horende christelijke feestdagen. „Maar nu weet toch bijna niemand meer wat een monstrans of een hosti-doosje is", zegt Guus van den Hout, di recteur van Museum Catharijne convent. „Dat heeft dus gevol gen voor de manier waarop het museum zijn verhaal aan het pu bliek moet vertellen." Vroeger waren musea arrogante instellingen, vindt Van den Hout. Nu moeten ze vechten om de gunst van de bezoekers. Het publiek is verwend. „Dat wil spektakel en bijzondere tentoon stellingen." Dat betekent niet dat je als museum moet infantili- seren, haast hij zich te zeggen. „Wij zijn geen 'u vraagt wij draaien-museum'. Daar is het onderwerp te ingewikkeld voor en je wilt toch informatie ge ven." In de nieuwe aanpak gaat het museum uit van het heden, zegt Van den Hout. „We nemen be grippen als leidraad. Helden, to lerantie, spiritualiteit, daar heb ben mensen wat mee. Willi- brord, Calvijn en Christus wa ren ook helden in hun tijd. En denk aan mode: kazuivels gin gen óók met de mode mee. Je moet altijd uitgaan van het he den, en dat moet je 'triggeren' aan de oude kunst. We hebben helemaal geen moeilijke collec tie, maar het gaat om de in steek." Relieken Populariseren kan, zonder een museum te worden dat op goed kope succesjes uit is, is de over tuiging van Van den Hout. Hij noemt het succesvolle relieken project, dat al een paar jaar loopt, als voorbeeld. „Veel kin deren weten niet wat een reliek is. Maar als je hen vraagt om het kostbaarste wat ze hebben in een doosje te doen, dan spreekt dat iedereen aan: autochtoon of allochtoon. Dan kun je het heb ben over wat belangrijk is in je leven en dan komt de verdie ping vanzelf." De absolute topstukken zullen permanent te zien zijn, kondigt Van den Hout aan. „Onze Rem brandt en Frans Hals zitten in het vaste verhaal, waar je in drie kwartier de basisinforma tie over het christendom krijgt. Maar ook dat moet geen exposi tie worden die uitsluitend voor christenen interessant is: „We zijn geen geloofsverkondigend instrument. Het is cultureel erf goed en spectaculaire kunst. Mensen hoeven niet te geloven, het moet ze fascineren." Als voorbeeld van de vernieu wingsdrang van het museum laat Van den Hout een nieuwe aankoop zien. „Een Annuncia tie, geschilderd door Frans Fran- ciscus in 2001. Dit schilderij straalt echt liefde uit, het is heel vrolijk. Ik wil meer hedendaag se kunst aankopen. Mijn voor ganger vond dat niks, maar ik vind het erg interessant." Franciscus is geen religieuze kunstenaar, „maar het thema is dat wel. En heel eigentijds neer gezet. Een engel met getatoeëer de vleugels en een tepelpiercing. En de bevruchting van Maria, een modieuze vrouw, wordt uit gebeeld door al die hartjes." Anka van Voorthuijsen Tientallen kunstenaars vonden vanaf 1840 inspiratie in schilderachtige dór- toen de nog ongerepte natuur rondom. Op e expositie Schildersdorpen in Nederland i net Singer Museum in Laren hangen doe- to met zeilbootjes onder weidse wolken den, schapen nabij een spiegelend meer- e. stoere eiken, idyllische boerderijtjes en vissersvrouw met haar kinderen op het rand op een zomerse avond. Maar deze ten- instelling biedt méér dan een nostal- sche terugblik: er wordt getoond dat kun- enaars in deze dorpen een ontwikkeling tormaakten die in artistieke zin van groot aangzou blijken. et museum laat dat zien aan de hand van erken van negentiende-eeuwers als J.W •kers, J.H. Weissenbruch, Willem Roelofs Paul Gabriël en van latere generaties van r anderen Jan Sluijters, Jan Toorop, ^taaf De Smet, Jan Voerman, Bart van •r Leek en Mondriaan. Zo zijn er type nde voorbeelden te zien van Toorop uit |wi]k (symbolistisch) en Domburg (poin- rstisch), van Mon- driaan uit Domburg perimenten met horizontale en verticale q1 van ^an Sluijters uit Heeze (fauvis- c Staphorst (expressionistisch) en La- Flövergang naar expressionisme), i.ze Entende namen zijn aangevuld met rraiaate voorbeelden van kunstenaars die uddels in stoffige hoekjes van het collec- L!eAheugen ziin beland. Ooit gehoord h» ^an Eysinga? Ze schilderde in lip '?8 fleuren vrouwen in klederdracht i ln rispeet de kerk verlaten. Al even char Jan Toorop, laag water in het kanaal bij Veere, 1910. collectie Frans Halsmuseum Haarlem mant zijn de Staphorster kinderen die wer den vereeuwigd door Jo Koster en Stien El- si ngh en de Volendammer moeder die haar dochtertje aankleedt van Nicolaas van der Waay. Uit de periode 1840-1940 passeren stijlen als romantiek, naturalisme, expressionisme en geometrische abstractie de revue. De dui nen van Domburg, de Wo- danseiken bij Oosterbeek en Wolfheze, de wolkenluchten boven de IJssel bij Hattem, de armoede van de boeren in Heeze, de nog in klederdracht gestoken bevolking van Staphorst en Volendam en de vissersvloot van Veere: de onderwerpen lagen in dat ver dwenen Nederland voor kunstenaars nog bij wijze van spreken letterlijk voor het op rapen. Pas na de Tweede Wereldoorlog zou Neder land zó veranderen dat het fenomeen 'schil dersdorpen' voorgoed in de coulissen van de kunstgeschiedenis moest worden bijgezet. „We wonen nu in één groot aangelegd park vol bebouwing en verkeer. Het is nergens meer écht stil. Dat heeft de kunst voorgoed veranderd en de abstractie vindt zijn inspi ratie bovendien in andere bronnen. Land schappen worden nog wel gefotografeerd, maar niet meer geschilderd", vat Saskia de Bodt die ontwikkeling samen. Kolonies De Bodt, als kunsthistoricus verbonden aan het Instituut voor Kunstgeschiedenis in Utrecht, inventariseerde voor de gelijknami ge publicatie voor het eerst alle 'kolonies' in Nederland waar jonge kunstenaars zich in de tweede helft van de negentiende eeuw te rugtrokken uit de officiële kunstwereld met zijn knellende academische stijlvoorschrif ten. Bijzonder was dat overigens niet: over al in Europa gingen jonge kunstenaars in die tijd in een zelfgekozen isolement op zoek naar 'ongerepte natuur, onbedorven le ven en onbekende oorden' en probeerden de natuur te vatten in op den duur steeds realis tischer taferelen. De Bodt wijst er daarbij wel op dat de kunstenaarsdorpen vaak dicht bij een groter centrum met een goede infrastructuur lagen: „Neem bijvoorbeeld Oosterbeek en Wolfheze, die dorpen lagen vlakbij het goed bereikbare Arnhem." Herberg De Bodt behandelt in haar boek de zeer ver schillende typen 'schildersdorpen' die in Ne derland hebben gebloeid. Die onderverde ling is ook op de tentoonstelling aangehou- den. Dorpen als Oosterbeek, Laren, Bergen en Domburg voldeden op een gegeven mo ment aan alle voorwaarden voor een 'echte' kolonie: er was een aantrekkelijke ontmoe tingsplaats, meestal natuurlijk een herberg, soms vervulde het huis van een kunstenaar die functie. In deze dorpen was volgens De Bodt sprake van artistieke verwantschap tussen de kunstenaars onderling: „Er ont stond op een bepaald moment iets dat je als kruisbestuiving zou kunnen omschrijven, wederzijdse beïnvloeding." In mindere mate golden deze kenmerken ook voor inmiddels als kunstenaarsdorp enigszins op de achter grond geraakte of zelfs als zodanig geheel vergeten centra als Nunspeet, Elspeet, Hee ze, Hattem, Veere en Noorden en Korten- hoef in het plassengebied van Noord-Hol land. In Katwijk, Volendam, Spakenburg en Staphorst was het de kunstenaars niet zo zeer om de mooie natuur te doen, maar ver eeuwigden ze bij voorkeur de bewoners in klederdrachten. In het Singer Museum hangen ook de adem benemend mooie foto's die Bert Creyghton recent in de omgeving van de vroegere schil dersdorpen maakte. Daarop is geen mens te zien, Nederland lijkt er nog even ongerept mooi als vroeger. „Daarmee vat hij als het ware de situatie van toen en nu samen", al dus De Bodt. Ze kan zich goed voorstellen dat de bezoekers van haar tentoonstelling nostalgisch mijmerend rondlopen en heim wee krijgen naar vroeger tijden. Maar realis tisch is dat niet, benadrukt ze: „Creyghton deed namelijk wat eigenlijk alle schilders, de Haagse Scholers, de naturalisten en de modernisten ook deden: hij liet lelijke of sto rende elementen nadrukkelijk links liggen. Dat schijnt niet eens zo verschrikkelijk moeilijk te zijn geweest. En als je het zó be kijkt is Nederland nog stééds mooi en zelfs intrigerend." Frangoise Ledeboer Expositie: Schildersdorpen in Nederland - Singer Museum Laren, t/m 29 augustus. Geopend dins dag t/m zondag van 11.00 tot 17.00 uur. De gelijk namige publicatie van Saskia de Bodt, met foto's van Bert Creyghton, (uitgeverij Terra Lannoo) kost 35 euro.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 23