Arthur wordt volwassen Naar Eindewege moet je gaan De dragers André van der Veeke Kevin Crossley- Holland woensdag 19 mei 2004 1| Ze dragen haar boeken, haar schoenen, haar slipje haar pincode en haar voorkeur voor wit Haar meisjesnaam dragen ze en het bitterste: het zwart van kleuren die worden gewist Ze dragen haar stad, haar liefde voor water ze dragen haar en ze dragen haar niet Ze dragen haar eindelijk buiten zichzelf haar uiterste gang dragen ze, haar lied Ze dragen haar dood door wind en door regen ze dragen haar masker, haar laatste gezicht Ze dragen haar, ze blijven haar dragen ze dragen haar eindeloos uit dit gedicht André van der Veeke Sinds een paar maanden zit ik op dansles, nog ver ver wijderd van Goud, Zilver en Brons. Aardig om te zien hoe mensen zich daar gedragen. 'De leukste les is dansles', wil de leus. Aan de jongens en de man nen is daarvan weinig te mer ken. Hun plompe tred drukt vooral uit: ik wil hier helemaal niet zijn. De vrouwen en de meis jes zijn juist een en al bereidwil ligheid. Ik verbaas me ook over mezelf, over de schaamte die ik telkens moet overwinnen om de dansvloer op te gaan. Inmiddels heb ik ontdekt dat wanneer je al les wilt beredeneren het dansen mislukt. Juist als je niet meer op je passen let, zwiert alles van zelf. Zo ongeveer gaat het ook met poëzie. Je kunt nog zo keurig al le regels eerbiedigen, er ontstaat op die manier geen gedicht. Geen écht gedicht tenminste, een gedicht met een geheim, een gedicht waarin de dingen een beetje uit de hand lopen, een ge dicht dat aan de maker ont snapt, een gedicht met vleugels. In het nawoord dat hij schreef voor Reizigers voor alle richtin gen, het boek waarin André van der Veeke (geb. 1947) zijn verzen van de afgelopen tien jaar bij eenbracht, zegt Hans Verhagen hierover behartenswaardige din gen. 'Poëzie komt uit het onge wisse, het stuk van de geest waar dingen gebeuren waar je niet eens weet van hebt', schrijft hij. Daarom zouden in dit geval 'bewuste ingrepen' vergeefs zijn. Van der Veeke heeft zijn neiging tot controleren moeten overwin nen, Zoals hij in deze krant ver telde, heeft een ernstige ziekte ruim een jaar geleden hem over de drempel geholpen. Waar schijnlijk is het gedicht 'Intensi ve care' aan deze bewogen perio de gewijd. De dood zit de mens voortdurend op de hielen, weet de dichter. 'De dragers', volgens mij zijn mooiste vers, is bijna een dodenmars. Deze regels zou den het motto van z'n m kunnen zijn: 'Naar Einde^ moet je gaan/ Door wind, dood, door regen.' Zo ik iets ben, ben ik s Zeeuw. Daarom heeft si Zeeuwse gedichten schnjfti snel mijn sympathie. In deze ié gave staan veel bespiegeling over Zeeland, over Domburge Terneuzen, over paarden boerderijen. De eerlijkheid® biedt te zeggen dat op dezes ties aan de Schelde wefess niets valt aan te merken, es dat er ook niets in gebeurtl overzichtsbundel bevat heels: gedichten van vóór de oma keer waardoor de mens bij verdween en de dichter inns we gedaante verscheen. Ei goed gedicht heeft scherpe ra den waaraan de lezer ai snijdt. In dit werk was alleska rig geschaafd en gevijld, i mocht poëzie volgens het bceq zijn, kundig en beheerstj ging vooral ook om poëzie a der mysterie. Herinneringei verhaaltjes overheersten, 3 wijls gebaseerd op een fotoi een tekening. Alsof beschijn hetzelfde is als schrijven. Inmiddels heeft hij ontdekte het anders moet. Danser, laai verstand zwijgen en je voet spreken. Dichter, luister e naar de rede maar naar het te De weg naar het Brons, Zih en Goud. Mario Mdéa André van der Veeke: Reizigers:i alle richtingen. Gedichten 1993-H - Uitgeverij ADZ, Vlissingen, IS 90-72838-33-5,112 pag.,è 9,95. ijna een miljoen stuks zijn er al van zijn Arthur-trilogie over de toonbank gegaan. Tot grote verbazing van Kevin Crossley-Holland. „Ik ben als dichter gewend aan bundels die niet verkopen." Van verschillende kanten hoorde de Britse schrijver Kevin Crossley-Holland (1941) dat de Nederlandse vertaling van zijn succesvolle Arthur-tri logie perfect is. „Heel jammer dat ik die niet kan lezen", zegt hij met spijt in zijn stem. „De tri logie is tot nu toe in 21 talen ver schenen. Ik kan alleen de Fran se en de Duitse zelf lezen." Crossley-Holland is een dichter met een sterke voorkeur voor de geschiedenis. In eigen land ver wierf hij bekendheid met zeven dichtbundels en bewerkingen van legendes en volksverhalen. „Ik heb altijd gedacht dat het schrijven van poëzie bij mijn le ven hoorde. Toen ik aan deze tri logie begon, ben ik daarmee ge stopt. Drie maanden geleden heb ik de draad weer opgepakt. Ik dacht dat ik het niet meer zou kunnen. Maar de liefde voor de poëzie was er weer gewoon alsof ze nooit was weggeweest." De auteur woont in het Engelse Norfolk. Geografisch gezien, zegt Crossley-Holland, zijn er overeenkomsten tussen het oos ten van Engeland en ons land. Niet voor niets kwamen Neder landers in de zeventiende eeuw daarheen om de waterrijke re gio van dijken en kanalen te voorzien. „We delen eenzelfde gevoel voor humor", constateert de schrijver. „En een snelheid om dingen voor elkaar te krij gen." Zijn voorliefde voor de historie komt van zijn vader. „Hij zat vroeger bij mijn zus en mij 's avonds aan bed met een klei ne harp in de handen om oude verhalen te vertellen. Volksver halen over koningen als Arthur. Ik was ervan overtuigd dat ko ning Arthur sliep in de heuvels vlakbij de plaats waar wij woon den. Het verhaal van Arthur doet niet onder voor de klassie ke mythologie of voor verhalen uit het Oude Testament. Omdat het gaat over alle emoties uit het menselijk leven." Obsidiaan „Drie eeuwen lang heeft dat ver haal kunstenaars geïnspireerd. Het is niet moeilijk om er niet door aangetrokken te worden. De Arthur-legende is intens ver weven met de westerse cultuur geschiedenis. Ik wilde niet de zo veelste hei-vertelling van dat ver haal doen. Ik zat op een dag naar een stukje obsidiaan, vulka nisch glas, te kijken. Toen viel bij mij het kwartje: hoe zou het zijn als je via zo'n steen in de ge schiedenis kunt kijken? Een sim pel idee, maar wel eentje dat je pas ziet wanneer je eraan toe bent om het te zien." Met eenzelfde soort obsidiaan legt Crossley-Holland in zijn Arthur-trilogie een link tussen de jongen Arthur, die in de Mid- deleeuwen op kruistocht gaat, en de held uit de graal-legende. „Het is een boek geworden over volwassen worden. Een Bil- dungsroman, zoals de Duitsers dat noemen. Dat het een trilogie moest worden, was voor mij met een duidelijk. De Arthur-legen de bestaat ook uit drie delen: zijn jeugd en h$t vroege koning schap, de gloriedagen van Came- lot en de lange periode van zijn neergang." „Het schrijven van het derde deel heeft me de meeste tijd ge kost. Drie jaar om precies te zijn. Arthur is in dat deel zes tien, zeventien jaar. Hij krijgt te maken met serieuze thema's van volwassenen. Thema's als de le gitimiteit van het gebruik van geweld. Hoe denkt hij daarover? En ook dat het geloof in een goed doel niet alleen door idea listen, maar ook door extremis ten gesteund wordt?" „Ik schreef het derde deel Arthur - koning van de Midden mark toen de oorlog in Irak woedde. Dat gaf het verhaal meteen een actuele ondertoon. Zo erg zelfs dat ik moest huilen tijdens het schrijven. Het con flict tussen christenen en mos lims speelt nog altijd in onze tijd en heeft een impact gehad op dit deel. De eerste drie dagen dat ik aan dit boek werkte, heb ik zitten tekenen. Dat was een soort excuus om niet te hoeven beginnen. Ik verbleef toen in Minnesota waar mijn vrouw Lin da vandaan komt. Het sneeuw de. de hele wereld werd wit. Schrijven lijkt soms op het leg gen van een grote puzzel. Alle stukjes moeten op hun plaats vallen. Maar uiteindelijk gaat het er toch om dat je een ijzer- sterk verhaal hebt. Anders lezen de mensen het niet." Het schrijven voor kinderen is niet iets wat hij bewust stuurt. „Natuurlijk houd ik er rekening mee bij de woordkeuze en denk ik na over het expliciete gebruik van seks en geweld. Maar ik schrijf niet met een exacte leef tijd in mijn hoofd. Mijn boeken worden gezien als cross-overs tussen jeugd- en volwassenenli teratuur. Ik schrijf in duidelij ke, heldere taal. Óf zoals Art hui- dat in mijn boek zegt: 'Ik wil zien wat ik schrijf om te weten wat ik zeg'." Directe taal „Ik ben getraind in het gebruik van klare, directe taal", ver volgt Crossley-rHolland. „Ik heb legendes en volksverhalen op nieuw verteld. Die gaan snel van a tot z zonder al te veel psy chologie. Jonge kinderen den ken vaak dat een schrijver van een andere planeet komt en dat hij daar boeken van een boom kan plukken. Ik vind het leuk om ze te vertellen hoe het in wer kelijkheid gaat. Dat je, zeker met een taal als het Engels, een enorm vocabulaire met veel sy noniemen tot je beschikking hebt om een verhaal te vertel len." Martin Hermens Kevin Crossley-Holland: Arthur - ko ning van de Middenmark, Lemnis- ,caat, 408 blz., 15,95. Kevin Crossley-Holland foto Gerlinde de Geus/GPD Rudy Kousbroek Roodkapje eze foto is bijzonder om twee re denen: hij is vertederend en hij maakt je aan het lachen. Als je je er in verdiept blijkt dat op één en dezelfde kwaliteit te berusten: de ernst van de hond, het enthousiasme waarmee hij opgaat in zijn rol; de manier waarop hij daar staat is zowel grappig als ontroerend. Liefde en humor: die combinatie is volgens mij het fundament waar onze relatie met dieren in wortelt. Waar het om gaat is dat er vaak een speciaal soort ongerijmdheid ontstaat wanneer dierge drag wordt vermenselijkt. Dat vermenselijken is vrees ik onontkoombaar, het gebeurt van zelf wanneer wij proberen ons in te leven in een dier. Zonder inleving is een dier een ma chine. Het vermenselijken lukt tot op zekere hoogte altijd wel, maar heeft meestal als bij product die bepaalde absurditeit waar alleen het gevoel voor humor raad mee weet. Het paradoxale is dat dit toch de meest ratio nele manier is om diergedrag te duiden: beter kan niet, onvolkomener wel. Het is wat ons in staat stelt om dieren lief te hebben; de humor onthult iets aandoenlijks in hun gedrag, het brengt het in een vorm die een soort verliefd heid opwekt - misschien niet bij iedereen, maar in elk geval bij de happy few. Er zijn een paar schitterende voorbeelden van in de litera tuur, denk aan het gedicht 'Geachte Muizen poot' van F. ten Harmsen van den Beek, waar in een kat op onweerstaanbare wijze wordt vermenselijkt; zo wordt zij beschreven als 'me- vrouwogige poezin' en aangesproken met de woorden 'zwijgzame zwakzinnige allerliefste'. Het sleutelwoord is hier 'zwakzinnig' (nou ja, en allerliefste): er wordt precies die absurdi teit mee uitgedrukt die ik bedoel en die tot ge volg heeft dat je zo'n dier alleen maar lief kunt hebben, grinnikend en weerloos. Het is waar: deze manier van zien berust voor een deel op superioriteitsgevoel, net als liefde voor kinderen. En er is ook een hiërarchie in, het geldt sterker voor zoogdieren dan voor kik kers en slangen en bij de zoogdieren weer min der sterk voor bewoners van het oerwoud dan voor huisdieren. Maar het is daarbij tevens de enige manier van zien die niet antagonistisch is aan de wetenschappelijke observatie van diergedrag. De griezels die dieren 'eng' vinden en angstvallig elke aanraking met ze vermij den zijn altijd mensen zonder wetenschappelij ke nieuwsgierigheid; je stuit op dat zelfde krampachtige wereldbeeld, zo zuinig, zo ban gig, zo onontwikkeld. Dat inzicht is verhelde rend: mensen die'niet van dieren houden lij ken op mensen zonder gevoel voor humor. Er valt me nog een ander voorbeeld in van de humor als motor achter wetenschappelijke be langstelling: de kattentekeningen van Kliban, berustend op nauwkeurig geobserveerd dierge drag. Je zou Klibans cartoons kunnen om schrijven als 'wetenschappelijke observaties waar je bij in de lach schiet'. Dat zelfde geldt au fond ook voor deze foto, ge maakt door een fotograaf genaamd Jan van der Meulen. De foto was oorspronkelijk be doeld als Nieuwjaarskaart, maar ik kreeg hem pas veel later onder ogen, met de toelichting: hun favoriete spel is Roodkapje en de wolf; wanneer ze echt op dreef zijn mag hij (de hond) Roodkapje zijn. Dat getuigt van veel hu mor en een subtiel inzicht in het proces van vermenselijking waar onze dierenliefde op be rust. Wat mij ook telkens weer treft is hoe dit alles afkomstig is uit een idyllische wereld van on schuld, die om zo te zeggen vlak achter de hori zon ligt. Dat is immers waar'die aandoenlijke vorm van onnozelheid vandaan komt, die van de zwakzinnige allerliefste: uit de wereld van de onschuld, het Paradijs, waar de leeuw ligt met het lam. Er is ook een zekere wederkerigheid: van tijd tot tijd krijg je even een beeld van hoe de die Foto Jan van der Meulen, 2000. ren ons zien, en hoe ook zij er geen touw aan vast kunnen knopen, hoe zij het ons naar de zin trachten te maken en dingen voor ons pro beren te doen gebaseerd op een totaal onbe grip; maar dat maakt dan weer dat je ze on stuimig aan het hart wilt drukken en zweren dat je ze nooit in de steek zult laten: nooit nooit, nu niet en niet eerder dan wanneer je dat definitieve afscheid moet nemen waarna je elkaar nooit meer terugziet.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 26