Zodra het regent gaan ze blèren Buiten de boulevard begint een andere wereld 20 Veel belangstelling voor cursus over streekeigen erven dinsdag 20 april 2004 De aanwijzing van de Zak van Zuid-Beveland tot waardevol cultuurlandschap was aanleiding. Er kwam geld beschikbaar voor het instand houden en opknappen van streekeigen erven. Boerderijken ner Gerard W. Smallegange en de Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ) wilden de men sen helpen bi] het beheren van een streekeigen erf. Zo werd in 1997 de eerste cursus 'streekei gen erven' geboren. Op 27 april start de 25ste editie, in het infor matiecentrum van de schaaps kooi bij Nisse. Gerard Smallegange van de in middels razend actief geworden Boerderijenstichting Zeeland en Sandra Dobbelaar van de SLZ lijken er een beetje beduusd van. Ze hadden nooit verwacht dat het bieden van informatie over een streekeigen erf zo'ri gro te belangstelling zou trekken. Bijna 440 mensen volgden afge lopen zeven jaar 24 cursussen, die door de hele provincie gege ven werden. Alleen Schou- wen-Duiveland is nog niet aan bod geweest, maar dat 'verzuim' wordt dit jaar goed gemaakt. „Ik heb alle cursussen meege maakt. De Boerderijenstichting bestond nog niet eens. Ze zoch ten iemand die iets over boerde rijen kon vertellen en ze kwa men bij mij terecht", vertelt Smallegange. „Het heeft van be gin af aan gelopen als een trein." Sandra Dobbelaar vult aan dat nu ook, op verzoek van oud-deelnemers, gedacht wordt aan het organiseren van bijscho- lings-bijeenkomsten. „De men sen hebben behoefte aan con tact, een binding. We gaan kij ken wat er met de cursusstof ge daan is en ervaringen uitwisse len." Waarom zo de nadruk op het 'streekeigen'? Smallegange legt uit dat sprake is van een eeuwen oude - vanaf ongeveer de 17de eeuw - traditie. Boeren gingen hun woon- en werkplek op een bepaalde manier inrichten. Rondom het erf bomen om de wind buiten te houden; altijd ol men (iepen). Tussen de bomen meidoornhagen, meestal een hoogstamboomgaard en ook sier- struiken en planten. De meeste bomen en planten op het erf had den een gebruiksfunctie. Dat het Zeeuwse erf een respectabe le ouderdom heeft, blijkt vol gens Smallegange uit het feit dat vanuit de provincie destijds de meidoorn is meegenomen naar het Zuid-Afrika van Jan van Riebeeck. „De rooibosthee is gemaakt van bloemen van de meidoorn." Het gebruik maken van het groen op het erf ging ver, weet Smallegange. Hij noemt als voor beeld de pimpernoot (paternos ter), waaraan kleine nootjes groeien. „Daarvan werden ro zenkransen gemaakt. Ze komen alleen in het katholieke deel van Zuid-Beveland en in Zeeuws-Vlaanderen voor. De protestantse boerengezinnen noemden de nootjes kattenkloot- jes." Dobbelaar voegt eraan toe dat het nut van bijvoorbeeld een (meidoorn)haag heel direct was: een functie als veekering. De cursus streekeigen erven kent van meet af aan een vast programma. De eerste bijeen komst geeft Smallegange in zicht in het ontstaan van de pro vincie, de ontwikkeling van de boerderijen en de inrichting van de erven. „Ze waren er altijd al. We leren de mensen ze weer te zien. We proberen ook de Zeeuwen iets mee te geven waar ze trots op kunnen zijn." Daar na komt de natuur op het erf aan bod. Dobbelaar: „Wat kun je doen voor de natuurwaarden. De mensen weten vaak niet te benoemen wat er of hun erf leeft en groeit. Ze hebben meer dan ze denken en nieuwe dingen zijn redelijk eenvoudig te realise ren." De derde bijeenkomst gaat over de landschapselementen: wat kun je aanbrengen en hoe moet je het onderhouden; dat gaat van haag tot knotwilg. Die dag is er ook een excursie naar vier verschillende streekeigen erven in de regio waar de cursus wordt gehouden. De laatste bij eenkomst is gewijd aan subsidie regelingen en een beplantings plan, dat iedere deelnemer voor het eigen erf moet maken. „Er komen soms de mooiste kaarten uit", zegt Dobbelaar. Teloorgang De deelname aan de cursussen is zeer gevarieerd. Echte- en im port Zeeuwen, ouderen en jonge ren. Smallegange schat dat 35 procent een boerderij-woonerf heeft, een kleine 30 procent be staat uit boeren en boerinnen (vooral de laatsten) en de rest zijn mensen met een mini-cam ping en gewoon belangstellen den, die meer over het erf willen weten. „Een cursist is al drie keer op verschillende plaatsen geweest", lacht Sandra Dobbe laar. De 25 ste cursus hééft dezelfde opzet als de voorgaande. Om het jubileum te vieren wordt tijdens de excursie wel een gedenk- boom (linde of kastanje) aan de oprit van een boerderij geplant. Subsidie voor de cursussen is er niet meer, maar de kosten zijn beperkt: 57 euro. Smallegange: „We zeggen altijd: als je coniferen plant, ben je niet streekeigen bezig. We wil len graag de traditie in stand houden. Gelukkig gaat de teloor gang van de erven niet zo snel als bij de gebouwen." Rinus Antonisse Cursus streekeigen erven, 25ste editie: start 27 april, in het infor matiecentrum van de schaaps kooi bij Nisse. Meer informatie: Stichting Landschapsbeheer Zeeland, 0113-230936. Boerderij bij Nieuwdorp. foto Dirk-Jan Gjeltema Toen Martin Walhout (21) uit Arnemuiden zijn vader meldde dat hij zijn toekomst wel wilde ver binden aan diens kaasboer derij, leverde hij meteen een verlanglijstje in. Helemaal bovenaan stond een kudde geiten. En hoewel Adri (57) daar niet direct de voorde len van in zag, liet hij zich door zijn zoon overtuigen. Nu vier jaar later lopen er 75 melkgeiten op het bedrijf en praat Adri over de kwali teit van geitenmelk ('licht verteerbaar'), de groeiende vraag naar geitenkaas ('er komen steeds meer mensen met koemelkallergie') en het uitbreiden van de kudde alsof hij nooit anders heeft gedaan. Martin hoort het lachend aan. Hij ontdekte jaren ge leden al hoe geweldig geiten zijn. „Ze zijn intelligent, makke lijk in de omgang, nieuwsgierig en absoluut niet bang." De dagen op Arne's kaasboerde rij zien er ongeveer zo uit. Rond zes uur melkt Adri de 25 koeien en Martin de 75 geiten. Daar zijn ze beiden ongeveer een uur mee bezig. Dan wordt er kaas gemaakt. Op maandag, woens dag, vrijdag en zaterdag geiten kaas en op dinsdag, soms woens dag en donderdag koeienkaas. De machines worden schoon ge maakt en het tweetal schuift rond twaalf uur, half één aan voor de middagboterham. Om één uur gaat de winkel open. Ad ri bedient de klanten, terwijl Martin voor de beesten zorgt, lammetjes de wereld in helpt, maait en alle voorkomende klus sen doet. Klokslag half vijf gaat de winkel dicht, zodat er rond half zes weer gemolken kan wor den. Zodra Martin zijn neus om de hoek van de geitenstal steekt, Martin (1) en Adri Walhout: geiten zijn geweldig. Naam: Arne's kaasboerderij Eigenaars: Adri en Martin Walhout Plaats: Arnemuiden In de familie sinds: twintig jaar Dieren: 25 melkkoeien en 75 melkgeiten Grootte: 14 hectare Wat: grasland Het lijkt tegenwoordig wel of elke boer in Zeeland een mi- nicamping heeft, of een theetuin voor dorstige fietsers. Of anders wel een. appartement in zijn schuur. Toch zijn er nog genoeg agrariërs die hun boterham proberen te verdie nen met enkel en alleen het boerenbedrijf. En gelukkig was een aantal van hen bereid om - met liefde - over dat bedrijf te praten. In een serie portretten van gedreven boe ren, vandaag aflevering drie: de kaasboerderij. voer." Nog even en dan gaan de geiten wel weer naar buiten, de 'speelwei' in. „Dat vinden ze heerlijk", vertelt Martin. „Tot dat er een spat regen valt, dan staan ze allemaal te blèren." 's Avonds gaat het hele spul weer naar binnen. Vier jaar geleden mocht Martin van zijn pa starten met zestig geitenlammetjes. „Ik zag dat ei genlijk helemaal niet zitten", be kent Adri. „Ik heb altijd gezegd: 'Alles wat keutelt, kost geld'." Maar dat viel gelukkig nogal mee. Kaaswinkels Martins kudde groeit gestaag. Jonge geiten kunnen al met ze ven maanden worden gedekt, zo dat ze 'rond hun eerst verjaar dag lammeren. Adri: „We had den eigenlijk geen ruimte, dus werden één voor één de machi nes buiten gezet, maar dat is de pest voor je materieel. Daarom hebben we vorig jaar een nieu we stal gebouwd." De komende jaren mag de kudde van Martin uitgroeien tot zo'n 150 dieren. Vervolgens moet de productie van het aantal liters melk per geit omhoog. Op dit moment ge ven de geiten gemiddeld 950 li ter melk per jaar. Er wordt - net als van de koeienmelk- alleen harde kaas van gemaakt. Het grootste gedeelte van de geiten kaas wordt op het eigen bedrijf verkocht, maar Adri en Martin leveren ook aan een vijftal kaas winkels in de regio. Sinds er op Arne's kaasboerde rij geiten worden gemolken, wordt er in het gezin Walhout geen druppel koeienmelk meer gedronken. „Geitenmelk is heer lijk", prijst Adri zijn waar. „En het ligt veel minder zwaar op de maag dan koeienmelk. Bezoek dat geen geitenmelk lust, krijgt toch gewoon een scheut in de koffie. Dat heeft nog nooit ie mand gemerkt." Ingrid Huibers foto Lex de Meester komt het hele troepje nieuwsgie rig naar het hek om vervolgens gretig op uitstekende broekspij pen, handen en bloknotes te knabbelen. De glanzend witte vachten blinken je tegemoet. „Soms vraagt er weieens ie mand of ik ze net door de was- straat heb gehaald", zegt Mar tin. „Maar geiten zijn gewoon heel schoon. Daar hoef ik niets aan te doen." Geitenvlees Bijna de hele kudde is afgelam- merd. Negentig bokjes en geitjes zijn opgemest tot tien kilo en vervolgens verkocht aan een handelaar die ze naar Spanje ex porteert. „Daar zijn ze gek op geitenvlees", verklaart Martin. Ongeveer vijftig lammetjes van de beste melkgeiten worden aan de kudde toegevoegd. De lamme tjes die nu nog worden geboren gaan naar een slachthuis in Wol- phaartsdijk. Het vlees wordt ver volgens op het bedrijf verkocht. foto Brand Overeem/GPD Ruim twintig jaar geleden kocht Adri de verwaarloosde boerde rij om 'lekker buiten' te wonen. Hij werkte vlakbij in een grote melkveehouderij. Koeien hield hij puur uit liefhebberij. Toen hij 35 was begon Adri voor zich zelf. „Eigenlijk was ik al veel te oud, maar ik wilde het toch pro beren." Hij begon vlak voor de superheffing. Adri: „Dat was mijn geluk. Was ik een half jaar later begonnen, dan had ik geen melkquotum meer gekregen. Maar omdat ik net mijn stal had gebouwd met ook nog eens een vrij ruim aantal ligboxen, kreeg ik uiteindelijk een prima quo tum." Nog steeds wordt dat quo tum benut en gaat er elk week einde melk naar Campina. De koeien komen niet meer in de wei. „We hebben ze vorig jaar binnen gehouden en dat is ons eigenlijk heel goed beval len", zegt Martin. „Ze staan trouwens wel de hele dag in de buitenlucht op het erf bij het Er komt wat voorbij varen op de Wester schelde. Vijf tigduizend zeeschepen per jaar, op weg naar Antwer pen, GentT Terneuzen. De Westerschelde is.één van de grootste loodsgebieden ter wereld. Nederlandse en Vlaamse loodsen zorgen voor een veilige afwikke ling van al die scheepvaart. In deze rubriek wordt weke lijks bericht over het reilen en zeilen van de loods- dienst. Loodsen, ze willen gewoon hun werk doen, vooral dat. Van de Steenbank in de Noord zee voor Westkapelle door het Oostgat langs de Walcherse kust en Vlissingen, waar de zceloods door de rivierloods wordt ver vangen, verder naar Vlissin- gen-Oost, Terneuzen, Gent of Antwerpen. Of door de Wielin gen, vanaf de Vlaamse loodspost op de Wandelaar voor de Bel gische kust, over de rede van Vlissingen naar één van de vier zeehavens. En terug. Joost Waasdorp, manager opera ties bij het Nederlands Loodswe zen in Vlissingen, is een spin in dit scheepvaartweb. Als er iets gebeurt, weet hij het. Vanuit zijn kantoor in het gebouw van het Nederlands Loodswezen aan de Boulevard De Ruyter heeft hij een schitterend uit zicht over de rede van Vlissin gen. Het is op een drukke dag een komen en gaan van schepen die een loods nodig hebben. „Ge middeld telt Vlissingen honderd vijftig scheepspassages per dag", weet Waasdorp, „vijftig duizend op jaarbasis. De Wester schelde is loodstechnisch één van de grootste loodsgebieden in de wereld." Het Nederlands Loodswezen was tot 1988 een overheidsinstel ling, het Vlaams loodswezen is dat nog steeds. De twee loods- diensten werken nauw samen. De reizen op Vlaamse havens zijn netjes verdeeld; 27,5 pro cent voor de Nederlanders, de rest voor de Vlamingen. Neder landers doen alle schepen voor Nederlandse havens. Op de Wes terschelde zijn om precies te zijn 152 Nederlandse zee-, ri vier- en kanaalloodsen actief en ruim driehonderd Vlaamse. Vóór de privatisering van het Nederlands Loodswezen waren er nog meer dan tweehonderd Nederlandse loodsen. Sindsdien zijn ze veel efficiënter gaan wer ken; één week op, één week af. Twaalf uur achter elkaar, kan een dienst beslaan, gevolgd door negen uur vaste rust. „Vroeger deden we één schip per dag", zegt Waasdorp. „Dat is al lang verleden tijd. Vaart een schip snel of moet die niet zover, dan pak je tegenwoordig in één dienst nog een volgende." Gesmeerd loopt het over het al gemeen. Alle loodsen zijn erva ren zeelieden die nog een extra opleiding voor hun vaargebied hebben gevolgd. „Het zit tussen de oortjes", vertelt voorzitter Guido van Rooij van het Neder lands Loodswezen in Vlissingen beeldend. „Het beloodsen van schepen is een kwestie van erva ring, inzicht en goede menselij ke communicatie." Want er komt wat voorbij varen op de Westerschelde. Waasdorp heeft het over 'Natascha op slip pertjes' die op Russische sche pen zorgt voor de bediening van de loodsen. Worst met brood krijgen loodsen meestal op die schepen geserveerd. „Wat die Russen eten, krijgen we niet. Ze weten dat we dat niet zo graag lusten, om het voorzichtig uit te drukken." Hij kijkt naar buiten en voert de spanning op. „Weet je, buiten de boulevard begint onmiddellijk een andere wereld, de derde wereld." Ilarmen van der Werf

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 21