Wat we doen is echt gepruts Cultuurkloof met België wordt steeds groter Dylans flirt met het evangelie 23 woensdag 14 april 2004 ij zegt: „Oh, wat een IQ heeft dit volk toch." Schrijver Frans Pointl ergert zich aan de geur van oude vrouwen, het succes van Frans Bauer en ook wel eens aan zichzelf. „Ik kan niet vriendelijk zijn tegen iemand die ik niet mag. Dan krijg ik meteen last van mijn maag." Zijn vriendin zei laatst ook al: 'Wat heb je toch tegen heel oude vrouwen?' Ik weet het niet. Ze zijn vaak zo vervelend en ze zeuren en ze ruiken. Ik kan niet meer tegen dat muffe." Vijftien jaar geleden kwam Frans Pointl (1933) met enig aplomb de letteren binnenstap pen. Zijn debuut werd een van de bekendste verhalenbundels van na de oorlog. Noem de naam Frans Pointl en lezend Ne derland roept in koor: De kip die over de soep vloog. In een simpele maar uiterst tref zekere stijl beschrijft hij in zijn nieuwste boek De Heer slaapt met watjes in zijn oren met na me zijn belevenissen met de ge zondheidszorg in Nederland. Frans Pointl; geen gemakkelijke man voor zijn omgeving, niet ge makkelijk voor zichzelf. „Ik vind mezelf meestal niet zo vriendelijk. Ik zeg altijd precies wat ik bedoel. Ik woon in een huis met allemaal 7O-plussers. Ik stond laatst in de lift met zo'n man die maar tegen me aan bleef praten. Ik zeg tegen hem: 'Vindt u het belangrijk wat u daar allemaal vertelt?' 'Nou ja. belangrijk', zei hij. Ik zei: 'Hou je smoel dan even.' Vanaf die dag heeft hi] me niet meer aange keken. Laatst een vrouw. Ze zegt: 'Oh, meneer Pointl, ik heb een boek van u gelezen. Ik vond het zo leuk. Ik heb zelf ook zo veel mee gemaakt. Ik zou zelf ook wel zo'n boek kunnen schrijven.' Ik zeg: 'Mens, doe dat dan. Ik hou u niet tegen. Wat let u?' Stond ze me aan te kijken. Ik kan niet vriendelijk zijn tegen iemand die ik niet mag. Dan krijg ik meteen last van mijn maag." Maar hij heeft wel altijd voor compensatie gezorgd door voor zieke, oudere dames te zorgen. Het heeft roerende, aangrijpen de en ook komische verhalen op geleverd. Humor „Die humor is belangrijk. Ik pro beer altijd het leven met humor te benaderen. Anders kun je je niet meer handhaven in deze maatschappij. Sommige dingen zijn gewoon heel vervelend en naar. Ik herinner me een vrouw, voor wie ik wel eens boodschap pen deed. Die vrouw miste een been en een borst. Een oud mens. Ze had een gigantische bobbel onder de linker arm. De lymfeklier was weg, het was een soort gezwel. Er liepen heel grie zelige aders doorheen. Net de Eufraat en de Tigris, een soort globe. Haar huisarts vroeg mij of ik 's avonds die bobbel met zalf wilde insmeren. Ik woonde toch dicht bij haar in de buurt. Dan zei ik 's avonds: 'Nou Riek, voor ik wegga moet ik nog even de voetbal van Ajax insmeren.' Anders kun je het niet benade ren. Je kunt toch moeilijk tegen zo'n mens zeggen dat half dood is, dat je nog even dat gezwel gaat behandelen. Om de voetbal van Ajax moest ze zelf ook la chen. Soms is er geen andere be nadering voor nare dingen." De reden waarom hij deze oude vrouwen helpt, is zijn moeder. Met haar woonde Pointl na de oorlog op huurkamers. Zijn jood se moeder had een verlammend trauma aan de oorlog overgehou den. Pointl beschreef al eens hoe hij haar soms 's nachts uit een boze nachtmerrie moest ha len als ze slaapwandelend en 'Razzia, razzia!' schreeuwend haar koffers stond te pakken. „Er was een soort schuldgevoel. Ik heb te weinig gedaan voor mijn moeder. Dan wil je wat goedmaken. „Ach, het is allemaal niet zo be langrijk als het schijnt. Ik zag laatst Hei-man Koch van Jiske- fet. Hij vroeg hoe het met me ging en of ik wel eens naar Jiske- fet keek. Nou, ik vind er niet Frans Pointl wil een prijs veel aan, maar dat zei ik niet te gen hem. Ik zei: 'Met het zicht op de eeuwigheid is alles wat we hier op aarde doen eigenlijk maar gewoon een beetje ge pruts.' En zo is het ook. De men sen maken zich druk, ze rennen, ze vliegen. Ze moeten een vlieg tuig halen, ze hebben een verga dering, ze hebben een bespre king. Waar maken die mensen zich toch druk om? Laat ze blij foto Marcel Israel/GPD zijn dat ze niet in een invaliden wagentje zitten, dat is belang rijk. Het meeste wat we doen, is niet belangrijk. Op het moment dat ik een verhaal schrijf, is dat het allerbelangrijkste in mijn le ven. Heb ik het eindelijk klaar, dan denk ik: dit is het dan, heb ik me daar zo druk om gemaakt? Wat we doen, is echt gepruts. Als ik dat tegen mensen zeg, kij ken ze altijd een beetje bele digd." Hij is een man van de bekende ambachten en ongelukken. „Als een baan me niet beviel, zei ik 'Ajuus, bekijk het maar'. Ande ren blijven jaren zitten mokken. Elke dag stress, dat doe ik niet." Hij was al eind veertig toen hij zijn schrijftalent ontdekte. „Ik schreef altijd dagboeken en die verscheurde ik aan het eind van het jaar. Toen begon ik de zin nen te onderstrepen die ik be langrijk vond. Ik dacht: als ik nou eens al die zinnen die ik had onderstreept uitwerk tot 'n verhaal. Zo is het begonnen. „Ik vind het een beetje hautain om te zeggen 'ik ben schrijver'. Ik sta ook in de supermarkt in de rij, ik moet ook stofzuigen en de kat te eten geven. Als je schrijft ben je schrijver of als je een lezing houdt. Verder ben je maar gewoon meneer Pointl." Maar zelfs nederigheid kent haar grenzen. Hij lucht zijn hart. „Ze mogen me wel eens een keer een prijs geven. Alle schrijvers hebben bijna een prijs gehad. Ik word wel gewaar deerd, maar een prijs zit er niet in. Ik denk dat ik beschouwd word als iemand die in de marge schrijft en er niet echt bijhoort. Weet je wat ik vind? Ik vind het tegenwoordig zo'n zeepbellen maatschappij, Iemand is een be kende Nederlander als hij vaak met zijn hoofd op televisie is." „Als ik ook zie wat die zangers verdienen, Borsato, René Fro- ger, Gordon - dat is buiten pro portie. Frans Bauer! Die man is miljonair. Zijn teksten leunen tegen het debiele aan. Het is wel een aardige jongen, ik heb niks tegen hem. Zie je zo'n hele zaal, vaak met alleen maar vrouwen tussen de vijftig en de tachtig met een extra inlegkruisje en die hebben dan een dekbed met Frans Bauer erop, kopjes met Frans Bauer erop. Oh, wat een IQ heeft dit volk toch. Volgens mij leunt negentig procent tegen het debiele aan, hoor, in dit land." Hitier Hij heeft, zo vertelt hij spon taan, al enige jaren een boek on der handen over Hitier. „In het boek komt Hitler in 1929 om het leven. Een joods meisje komt hem bloemen aanbieden en on der haar jurk heeft ze een bom. Dat meisje wordt opgeofferd. Ze heeft leukemie en is toch den do de opgeschreven. Daar heb ik veel aantekeningen en materi aal van liggen, maar het is in de derde persoon en het is een enor me worsteling. Er zijn zo veel dingen over Hitier verteld dat je niet meer weet wat fantasie is. Dat zijn moeder hem nog zoog de toen hij zes jaar was. Hitier is zelfs koorknaap geweest. Hij heeft dus wel een goede kant ge had, maar hij is zo slecht dat zijn gevoelige kant in het niet valt en die wil men dan ook niet zien. Die goede kant mag niet bestaan. Ik ben nog wel van plan daar aan te schrijven. Maar het staat zo ver van me af. Misschien moet ik het in de vorm van korte verhalen gieten, die als een ketting met elkaar verbonden zijn." Het joodse geloof noemt hij 'erg stoffig en antiek'. Maar hij schrijft wel degelijk in de joodse literaire traditie. „Ik voel me zelf geassimileerd, maar ik heb wel die inslag. Als ik joodse men sen tegenkom, heb ik altijd het gevoel dat ze heel verre familie van me zijn. Je kunt je afkomst niet verloochenen." Theo Hakkert Frans Pointl - De Heer slaapt met watjes in zijn oren Verhalen. 183 pag., 14,95 Toen in 1997 Bob Dylan in Bologna optrad zat onder het publiek een zeer zichtbare Paus Johannes Paulus H. Die fo to ging de wereld over en de boodschap was duidelijk: Dylan is een vroom man. Sinds zijn bekering in 1979 tot de kring van 'herboren christe nen' is er over Dylans persoonlij ke geloof veel te doen geweest. Aanvankelijk gaf hij daar zelf ook alle aanleiding toe. Zo ver vreemdde hij zich in die jaren van zijn fans door tijdens optre dens nogal drammerige preken te houden over het belang de Heer te ontmoeten. Een kleine groep van eveneens joodse mede muzikanten, die zich gevormd had tijdens de legendarische Rol ling Thunder-tournee waarmee Dylan na de pijnlijke scheiding van zijn vrouw Sara maanden lang door Amerika toerde, was met hem meegegaan 'in de heer'. Achteraf zijn de meeste liefheb bers het er wel over eens dat de gospelmuziek die het gezel schap ten gehore bracht fantas tisch klonk. Maar het waren in 1997 niet de ze liederen van Slow train co ming die Dylan en zijn band ten gehore brachten in Bologna. Daar klonk het meeslepende maar ook sarcastische Knockin' on Heaven's door, het apocalyp tische A hard rain a gonna fall en een uitvoering van het lyri sche wenslied Forever young. Al lemaal bepaald geen vrome ge tuigenisdeuntjes. Wel schijnen paus en zanger het er in een pri- vé-onderhoud nog even over ge had te hebben dat de retorische vraag 'How many roads must a man walk down?' als volgt be antwoord diende te worden: slechts één weg, namelijk die naar Jezus. De religiositeit van Dylan is een ingewikkeld onderwerp, min stens net zo als die van Gerard Reve, Rimbaud of Graham Greene. Dylans korte flirt met het getuigenisevangelie is al lang voorbij, maar religieus is hi] wel gebleven, joods en chris telijk tegelijk. Hoe, dat is een raadsel maar Dylan schijnt echt te geloven dat Christus de jood se messias is. Aan kerk of syna- gogebezoek doet hij niet of nau welijks meer, maar hij heeft wel een gebouwtje gefinancierd dat zowel als kerk als synagoge Bob Dylan dienst kan doen. Ingewikkeld al lemaal. Dylan zelf zegt tegen woordig de inspiratie van het ge loof vooral te vinden in persoon lijke songteksten uit de geschie denis van Amerika. Dat zijn voor hem de ware psalmen. En toen hij een paar jaar geleden acuut naar het ziekenhuis moest, liet hij achteraf een pers verklaring opstellen waarin hij zei even gedacht te hebben dat hij nu Elvis wel zou zien. Dat klonk ook al weinig deemoedig. Tegenspraken Een boekje over de ingewikkel de religieuze achtergronden van Dylan is geen overbodige luxe. Maar eerlijk gezegd is dat van S M. Marshall, in ons land on langs verschenen onder de titel Bob Dylan. De spirituele zoek tocht van een rusteloze pelgrim nu niet waar we op zaten te wachten. Marshall is zelf een ge lovig christen. Dat kan geen be zwaar zijn, maar dat wordt het wel als je wilt aantonen dat voor Dylan Jezus ook nog steeds zijn man is. Het zou natuurlijk kunnen, maar het onderzoek ver liest onmiddellijk aan nuances als het je doel is dat te bewijzen. Marshall heeft op zich veel inte ressant materiaal verzameld, songteksten, uitspraken in inter views, ooggetuigenverklaringen enzovoorts. In bijna al dat mate riaal giert het van de tegenspra ken. Dylan is een weerbarstige geest, maar vast staat wel dat ge loof in een persoonlijke god (in tegenstelling tot het godloze boeddhisme van zijn vriend, wij len Allen Ginsberg) sterk aanwe zig is. Marshall weet dat ook wel, maar wij zien hem in zijn boek toch te gretig pogingen on dernemen alles netjes op de noe mer van Jezus te brengen. Marshalls boekje is goed be doeld, maar doet bij lange na géén recht aan de ondertitel 'zoektocht van een rusteloze pel grim'. Als je die zoektocht echt wilt exploreren moet je diep in het werk van de zanger zelf dui ken. Het is bijbels, zegt de au teur. Ja, dank u. Wat zegt zo'n gemeenplaats? Wat je wilt we ten is: welke thema's komen er naar voren, wat is de relatie met de talloze liefdesliedjes, hoe zit het precies met de ondergangsly- riek die men in veel Dylantek- sten aan kan treffen, wat is de invloed van de (christelijke) blues en spiritiualtraditie op de joodse Dylan en - misschien nog wel de belangrijkste vraag - hoe is die rusteloze zoektocht vorm gegeven in het muzikantenleven zelf? Eeuwig onderweg totdat I shall be released. Helaas vinden wij niets van dit soort literaire verkenningen bij Marshall. Hij zaagt zijn planken liever van dik hout. Jan-Hendrik Bakker S.M. Marshall: Bob Dylan. De spiri tuele zoektocht van een rusteloze pel grim.' Uitgever: Ark Boeken. Prijs: 14,95 Er was een tijd dat Vlaamse theaterma kers massaal naar Nederland kwamen omdat hier het culturele klimaat zoveel be ter was dan in België. Nu is er in Nederland nauwelijks nog Vlaams theater te zien en trekken Nederlandse kopstukken juist naar Vlaanderen weg. Groepen die in Nederland worden bejubeld, worden verguisd door de Zuiderburen, maar het omgekeerde komt nog vaker voor. Wat is er aan de hand? -Moeten we een minister hebben van Cul tuur, of een minister van Kunsten? Of moe- ton we misschien allebei wel hebben? Daar over gaat op dit moment de discussie, hier in Vlaanderen." jan Staes. werkzaam bij Canon Cultuurcel Brussel, een overheidsinstantie die actief is met cultuur voor de jeugd, zegt het alsof net een vanzelfsprekend discussiepunt zou Zijn Nederlandse gesprekspartner ons Dejong is verbijsterd: „Wij mogen blij mjn dat we één staatssecretarisje voor Cul tuur hebben, en jullie denken aan twee ech te ministers?! De luxe! Dat bedoel ik nu: Ne derland is het echt kwijt als het om respect voor de kunsten gaat. 2e spreken elkaar in een Antwerps restau rant waar de jonge culturele elite vaak en graag wordt gezien; Jan Staes, dit jaar voor zitter van de jury die de 1000 Watt-prijs leen Vlaams-Nederlandse onderscheiding voorde beste jeugdtheatervoorstelling) toe kont én Fons Dejong, publiciteitsmederwer- ker van het Maastrichtse Theater a/h Vrij hof en vorig jaar voorzitter van dezelfde ju- ^en tafeltje verder zit Ton van Laer te n- ^an Laer is in België wereldberoemd onder de naam Admiral Freebee, maar de Jaamse Neil Young is in Nederland alleen ookend bij een klein groepje ingewijden, uidelijker kun je de culturele kloof tussen 'oe landen die naast elkaar liggen en de- ^e taal spreken eigenlijk niet illustre Vlaams theater: Drie Zusters, onder regie van Inne Goris foto Koen Broos/GPD ren: we lijken niets meer gemeenschappe lijk te hebben. Er is nog minstens één kunstenfestival dat we met elkaar delen: Tweetakt, de jaarlijk se gemeenschappelijke markt voor jeugd theatermakers en -bemiddelaars. Glorietijd Staes: „Ik herinner mij nog de glorietijd van het Nederlandse jeugdtheater. Dat was aan het begin van de jaren negentig, toen mensen als Pauline Mol, Hans van den Boom en Liesbet Coltof hun voorstellingen maakten en Ad de Bont zijn stukken schreef voor Toneelgroep Wederzijds. Wij zagen dat hier in België en waren verbijs terd over hoe scherp en inhoudelijk die stukken waren. Wij zaten tenslotte nog met de meer operette-achtige kindervoorstellin gen en oppervlakkige sprookjesstukken van vroeger. Sindsdien zijn in Vlaanderen jeugdtheatermakers opgestaan die veel ge leerd hebben van dat Nederlandse theater en die inmiddels precies zulke voostellin- gen kunnen maken." Maar waar in Nederland, volgens de beide juryvoorzitters, inmiddels een tendens is naar steeds grotere voorstellingen en ook de zogenaamde familievoorstelling weer erg in trek is, houden Vlaamse jeugdtheater makers vast aan hun voorliefde voor het kleinere en meer zoekende theater. Het is een theatervorm die ook zeer in trek is bij het publiek, of dat nu voor het volwassenen theater komt of het jeugdtheater bezoekt. Een gezelschap als het Amsterdamse Dood Paard is met het grootste deel van zijn voor stellingen een graag geziene gast in Vlaan deren, terwijl ze door de gevestigde orde van Nederlandse theaterpers en -program meurs vaak als te navelstaarderig van de hand worden gewezen. Net nu dat gezel schap bij diezelfde Nederlandse critici een regelrechte hit heeft gescoord met het stuk Geslacht van auteur Rob de Graaf, wordt het verguisd door de Vlaamse pers en blij ven de Vlaamse toeschouwers ook weg. Het zijn ervaringen die meer theatermakers heb ben: een Nederlandse hit als Familie van Maria Goos flopt in België, producties van de Vlaming Dirk Tanghe krijgen in België een totaal andere ontvangst dan in Neder land. Heeft het te maken met zoiets ongrijpbaars als 'volksaard'? Fons Dejong: „Het valt mij op dat Vlamingen van serieuzer theater hou den dan Nederlanders. Ze zijn hier dus wat zwaarder op de hand, maar dat is niet erg. In Nederland is er vaker een soort dwang om leuk te zijn. Dat leidt tot een soort op pervlakkigheid die bijna tot standaard is verheven. Ik zie dat ook heel sterk in het jeugdtheater. Nederlandse voorstellingen gaan vaker over grote thema's, maar ze zijn ook afstandelijker. Het mag allemaal niet te dichtbij komen. In België zie ik veel va ker stukken die me echt recht in het hart ra ken." Bestel Er mag dan een verschil zijn in smaak, vol gens Jan Staes heeft het vooral met het be stel te maken. „In België zijn in de jaren zes tig en zeventig overal cultuurcentra en kun stencentra neergezet. In ieder dorp en in ie dere deelgemeente staan nu zulke centra, en ze hebben allemaal een zaal voor rond de vierhonderd toeschouwers. Er is dus niet zo'n verschil tussen grote en kleine produc ties: alles heeft hier globaal dezelfde afme tingen en alles is ook overal te zien. Maar ie dereen komt ook in zo'n centrum. Zo'n cul tuurcentrum presenteert de ene avond Dood Paard, de volgende avond een operet te, morgen Stella Den Haag en overmorgen Wim Vandekeybus. Mensen kopen abonne menten waarmee ze dat allemaal kunnen zien. Er zijn geen scheipe grenzen tussen publieksgroepen zoals in Nederland." Het feit dat België maar weinig grote schouwburgen kent, terwijl 'in ieder Neder lands gehucht', zoals ook Fons Dejong er kent, 'een bak voor 1000 toeschouwers is neergezet', zorgt voor een andere verdeling van de publieksbelangstelling. Staes: „Na tuurlijk hebben wij ook het commerciële theater en dat is even erg als bij jullie, maar het kleinere, het kunstzinnige theater heeft hier een vruchtbaarder voedingsbodem. In Vlaanderen en Nederland zitten de zalen per saldo even vol, maar in Vlaanderen is het publiek kleiner. Dat betekent dat een kleinere groep toeschouwers heel vaak gaat kijken. Het gemiddelde ligt hier op zo'n acht keer per jaar. In Nederland komt de ge middelde theaterbezoeker maar twee keer per jaar in de schouwburg. Vlaamse toe schouwers zien dus gemiddeld meer thea ter, en zijn ook meer gewend dan de gemid delde Nederlandse toeschouwer." Fons Dejong is er jaloers op: „Het is nog er ger. Wij hebben in Nederland geen interna tionaal hoog aangeschreven cultuurcentra meer zoals De Vooruit in Gent, de Monty in Antwerpen of het Kaaitheater in Brussel. Dat zijn zalen waar iedereen komt, waar ie dereen die in Europa iets met kunst te ma ken heeft wel van gehoord heeft." Jan Staes gooit olie op het vuur: „Een kun stencentrum als Het Paleis, hier naast de Antwerpse Schouwburg, dat is een enorme kookpot van jeugdtheater. Daar werkt ie dereen samen aan nieuwe projecten. Daar werken beroemde makers met amateurs, daar werken dansers met acteurs, daar ont staan bijna iedere dag nieuwe dingen. En door die verregaande samenwerking aan de top ontstaat er aan de basis weer ruimte voor nieuwe makers, die ook met die grote namen kunnen samenwerken." Zoiets is er inderdaad niet in Nederland. Sa menwerking tussen cultuurmakers is bijna een vies woord, zoals bleek in Amsterdam waar een fusie tussen Trust, Hollandia en Toneelgroep Amsterdam tot twee keer toe afketste op de ego's van de bazen. Maar wij hebben nog wel iets anders wel wat ze in België niet hebben: repertoiretoneel. Traditioneel Staes: „Ik mis hier in België een plek waar je een Tsjechov kunt zien zoals Tsjechov die ongeveer geschreven heeft. Of een Shake speare met echte kostuums en veel tekst. Dat wordt allemaal niet gemaakt, omdat daar bij publiek en pers kennelijk geen vraag naar is." En juist dat soort traditioneel theater is in Nederland weer steeds populairder aan het worden. Zo populair zelfs, dat het in deze tijden van bezuiniging wel eens het kleine, zoekende theater van zijn bestaansrecht zou kunnen beroven. Maar goed. Daarvoor kunnen we dan naar België, waar volgens Jan Staes het beste theater wordt gemaakt in de kleine bijzaaltjes van de grote centra, waar makers voor 25 toeschouwers kunnen, mogen en moeten zoeken naar het theater van de toekomst. „We hadden ze in 1839 nooit mogen laten gaan", verzucht Fons De jong. Wijbrand Schaap Festival Tweetakt. met daarin een groot aanbod van jeugdtheatervoorstellingen uit Nederland en België, wordt van woensdag 21 tot en met zondag 25 april gehouden op diverse locaties in Utrecht.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 23