Dat wantrouwen ergert mij echt
Het hele jaar vakantie
vieren in een seniorenstad
iPZC
Cor
Quinten,
jeugdleider
23
Onder ons
J
zaterdag 3 april 2004
Cor Quinten hoort het zo
vaak: 'Als wij ermee ophou
den, wie moet het dan doen?'
„Grote flauwekul", vindt hij.
„Ouwe knarren moeten niet den
ken dat zij het alleen kunnen. Je
moet jonge mensen ook verant
woordelijkheden gunnen. Die
kunnen ze best aan. Ze zullen het
alleen op hun eigen manier doen,
net als wij vroeger. Onze ouders
dachten ook dat we er niks van
terecht zouden brengen. Nou,
dat is best meegevallen. En dat
gaat gewoon wéér meevallen. Ik
heb best vertrouwen in de jeugd,
vooropgesteld dat ze het vertrou
wen ook krijgen."
Zelf was Cor Quinten ook zo'n bra
ve jongen niet. „Ik ben geboren
in de Haagse Spoorwijk. Dat was niet
zo'n chique buurt, eigenlijk meer een
gribus. Toen ik vijf was, kreeg ik tbc
en moest ik naar Doorn, naar het sana
torium. Daar leer je wel voor jezelf op
komen. Ik ben genezen doordat de Ka
tholieke Arbeiders Beweging betaald
heeft voor dure medicijnen die toen
uit Amerika moesten worden gehaald.
Op mijn elfde kwam ik eruit, terug
naar de Spoorwijk. Ik wist dat je al
tijd vooraan moest staan, dat je hard
moest kunnen lopen en nooit moest
omkijken, want dan vatten ze je in de
kraag. Maar ik had wel een grote leer-
achterstand. In het sanatorium deden
ze niet zoveel aan onderwijs. Waarom
zouden ze ook? Van de negen jongens
met wie ik daar woonde, zijn er maar
drie blijven leven."
De straat leerde hem het recht van de
sterkste, maar in het sanatorium
kwam hij er achter dat je samen veel
meer kunt. Al vroeg was Cor een rooie
jongen, lid van de vakbond en niet te
porren voor het roomse geloof waar
toe zijn van oorsprong hervormde
ouders zich plotseling hadden be
keerd. „Ik heb nooit geweten waarom
dat was. Misschien omdat de KAB
voor mijn geneesmiddelen wilde beta
len, of omdat ze van Sint Vincentius
meer konden krijgen dan van de diaco
nie. Er is eigenlijk nooit over gespro
ken maar ik heb wel snel duidelijk ge
maakt dat ik mijn eigen geloof had: in
de solidariteit van de mensen."
Dooie boel
Op straat kon de jonge Cor dan wel
goed meekomen, maar zijn school
werk moest worden bijgespijkerd. Dat
deden ze op de BLO, LOM-school zou
je dat nu noemen." Dat bijspijkeren
deden ze daar zó goed, dat hij al na
korte tijd in het regulier onderwijs
naar de HBS kon. „Maar ja, dat wilde
ik niet. HBS, dat was voor als je naar
kantoor wilde en ik wilde naar de fa
briek. Net als mijn vader, die in 1939
vanuit Zeeland naar Den Haag was ge
gaan om in de fabriek te werken. Kan
toor, dat was een dooie boel, in mijn
voor die andere geldt dat ook, dan ben
je toch gek als het niet doet?"
In het voetballen ziet Cor telkens op
nieuw zijn oude uitgangspunt beves
tigd: Je kan nog zo sterk zijn, zonder
de anderen ben je nergens.
„Zelfs in het topvoetbal, dat helemaal
verziekt is vanwege de centen, snap
pen ze dat nog. Maar die jongens die
ik in het busje heb, leren daarmee
voor hun toekomst. Dat voetballen,
het samenspel en de regels, het res
pect en de veranwoordelijkheid voor
anderen, geeft ze goede lessen mee
voor in de maatschappij. Natuurlijk
komen wij ook weieens in aanraking
met de lelijke kanten van het voetbal.
Het is weieens gebeurd dat er één 'jo
den, joden' zat te roepen in de auto.
Dan zet ik de auto aan de kant en ik
rij niet verder voor ze snappen dat dat
niet kan. Maar in het algemeen zijn
het nette, aardige jongens. Dat gezeur
over normen en waarden bij jongeren
wordt iedere keer weer gelogenstraft.
Dan trek ik na een uitwedstrijd de
handrem aan en komt er een zwik van
die moeie jongens uit de auto. Ze pak
ken hun tas en dan gaat het: 'Bedankt,
Cor, tot vandeweek'. Elf keer."
Solidariteit, samenwerking, veran
woordelijkheid, volgens Cor Quinten
hoef je niet gestudeerd te hebben om
te snappen dat het daar om draait in
de wereld.
„Als er iets op je pad komt, pak je het
op, zo simpel is het."
Nadar Cor terug naar Zeeland was
'geëmigreerd', naar Goes, en een meis
je van Colijnsplaat had getrouwd, ver
huisde hij naar Colijnsplaat om sa
men met zijn vrouw voor zijn schoon
familie te zorgen. „Dat was nadat
mijn schoonmoeder gestorven was.
Mijn schoonvader en de broers van
mijn vrouw konden niet koken en het
huishouden doen. Tot op de dag van
vandaag gaat zij daar koken en ik doe
het hier. Simpel, helemaal geen pro
bleem."
Overtuigingen
Hoewel hij sterke overtuigingen heeft,
probeert hij die pertinent niet op te
dringen aan de jongeren met wie hij te
maken krijgt. „Weet je waar ik trots
op ben? Dat mijn dochter actief is in
de hervormde kerk. Ze heeft geen ge
loof van huis uit meegekregen, alleen
de verhalen uit de Bijbel. Ze heeft zelf
haar weg gezocht en gevonden in de
beginselen van de kerk. Bij haar gaat
het ook over solidariteit en menselijke
waardigheid, anders zou ik er niet
over opscheppen. Ik was trots toen ze
gedoopt werd, al kan ik mezelf niet
vinden in die richting."
Hij is trouwens even trots op zijn
zoon. „Een ADHD-kind, zo'n etiket
als er zoveel krijgen opgeplakt. Hij is
wel mooi KNVB-scheidsrechter nu en
hij traint de jeugd hier op het dorp."
„Dat diep ingesleten wantrouwen je
gens jongeren ergert mij echt. Gééf
die gasten een zeecontainer, een paar
bussen verf en een zootje kwasten.
Laat ze gewoon hun eigen lol maken
en vooral ook hun eigen fouten. Ze zul
len de boel heus niet meer verzieken
dan wij hebben gedaan. Dat is name
lijk vrij moeilijk." i
Als Cor Quinten dit voorjaar voor de
PvdA in de raad van Noord-Beveland
plaatsneemt, zal hij zeker proberen de
jeugd hoger op de agenda te krijgen.
Maar in het algemeen zullen het de les
sen uit zijn eigen jeugd zijn, die de
rooie Cor zullen leiden.
Mieke van der Jagt
ogen. In de fabriek bewoog vanalles.
Ik heb er nooit spijt van gehad, mijn
werk altijd met plezier gedaan."
Hij is, misschien door de vorming in
zijn vroege jeugd, een doe-type, asser
tief ook; Cor Quinten laat zich de kaas
niet van het brood eten. Dat hebben
ze gemerkt bij de AKF in Goes, waar
hij in de ondernemingsraad zat, en ze
merken het nog steeds bij de Colijns-
plaatse Boys, waar Cor Quinten al ja
ren het juniorenelftal leidt.
„Ik heb altijd van voetbal gehouden,
maar bij de jeugd van Colijnsplaat
kwam ik door mijn zoon terecht. Die
kwam een keer overstuur thuis omdat
de jeugdtrainer ermee op zou houden.
Of ik het niet kon doen. Welja, voor
een poosje, dacht ik, totdat er een
nieuwe gevonden is. Eerst deed ik de
B-junioren en ging mee toen ze A wer
den. We deden het samen met Wissen-
kerke en dat ging prima. Toen vond
het bestuur het ineens nodig om op ei
gen kracht verder te gaan, enkel met
jongens van Colijnsplaat. Ik was daar
wel pissig om, ja. Dat rare idee dat het
beter is met je eigen clubje alleen. La
ter ben ik weer met de E-tjes begon
nen en dat clubje is nu weer tot A-ju-
nioren uitgegroeid. Sinds drie jaar
doen we weer samen met anderen: de
Bevelanders uit Kamperland, nu. Je
moet rekenen, er vallen altijd spelers
af in de loop der jaren. En als je met
anderen minder kwetsbaar bent, en
Naam: Cor Quinten
Woonplaats: Colijnsplaat
Geboren: 1942, Den Haag
Opleiding: lagere school Den Haag, Sanatoriumschool, Doorn, één jaar BLO Den Haag, Ambachtsschool, elektrotechniek Den
Haag, omscholing machinebankwerker
Werk: werkloos fabrieksarbeider met genoeg te doen
Vrije tijd: jeugdleider A-junioren Colijnsplaatse Boys, lid steunfractie PvdA-Noord-Beveland, actief in de vakbond.
foto Mechteld Jansen
De geschiedenis herhaalt zich. Ruim
tiei jaar geleden werd er veelal afwij-
i zend en net ongeloof gereageerd op de plan-
I nen vooi de aanleg van de villawijk Het Goe-
j se Meer.Kan niet, mag niet, lukt niet werd
destijdsgeroepen. De plannenmakers zetten
I echter cbor en die wijk voor welgestelden is
een succes.
Het idee voor een Nederlandse seniorenstad
krijgt nnmenteel een enigszins vergelijkba-
j re ontvangst als destijds het Goese Meer.
Maar net als bij het Goese plan zien grote
I' Projectontwikkelaars (in dit geval: Heij-
I mans IBC Vastgoedontwikkeling, BAM
Vastgoed en ING Real Estate) brood in zo'n
I wijk of stadje waar 55-plussers wonen, zo
r bleek dese week tijdens een symposium op
I de BouwRai.
Alex Sie/ers van het onderzoeksbureau In-
bo Adviseurs Ruimte Vastgoed is ervan
overtuigd dat de negatieve reacties die hij
nu hoortop het idee van een stad of wijk
j( voor oudiren verstommen zodra er daadwer-
i kelijk iets te zien is. Het is heel moeilijk om
I m nieuwe concepten te denken, zegt hij en
kele dagen nadat hij op de BouwRai de eer-
ste resultaten van zijn onderzoek naar zo'n
r Nederlardse seniorenstad openbaarde.
Daar liethij ook weten dat het nog groene
en rustige Zeeland de provincie bij uitstek
lis voor het vestigen van een seniorenstad.
Niet vooi niets is ook de provincie geïnteres-
Seerd in ajn onderzoek. Om die reden heeft
ze fitting genomen in de klankbordgroep.
Volgens de beleidsmedewerker van Inbo
I IP 8r cner zo n viïhien jaar zes miljoen
55-nlussers. „Dat is twee miljoen meer dan
nu en bijna veertig procent van het totale
aantal Nederlanders."
Hij vindt het dan ook raadzaam om in te zet
ten op meerdere soorten woonvormen om
dat die groep die straks oud is zeker niet
van eenvormigheid houdt. „Zet in op alter
natieven, toegesneden op wensen van de
consument."
Sievers toonde tijdens het symposium dia's
van Sun City, de seniorenstad die in 1960
als eerste werd aangelegd in de woestijn
van Arizona. Twee dia's vielen op. De eerste
toonde een groepje dames van hoge leeftijd
(75+) die met zichtbaar plezier aan het wa
terballetten waren in een van de zwemba
den van Sun City. Het plezier spatte als het
ware van de dia af. De andere toonde een
man, ook op leeftijd natuurlijk, met tuinge
reedschap in de hand. Die man, zo vertelde
Sievers, is een van de duizenden vrijwilli
gers die Sun City op orde houden. De bewo
ners doen samen allerlei klusjes. Niet omdat
ze dat moeten, maar omdat ze dankzij dat
vrijwilligerswerk in contact blijven met hun
plaatsgenoten en iets nuttigs doen.
Sievers vertelt dat hij nimmer zoveel blije
mensen bij elkaar heeft gezien als in Sun Ci
ty. Wanneer het over senioren gaat denkt ie
dereen meteen weer aan zorg, zegt hij ver
volgde hij. „Maar als je in Sun City gaat kij
ken, zie je dat het juist gaat over plezier,
over genieten, over contact maken met ge
lijkgestemden. Daar leven ouderen van ver
schillende milieus en leefstijlen bij elkaar
en met elkaar."
Dat brengt hem vervolgens bij de Neder
landse situatie. Ouderen blijven zo lang als
mogelijk in hun oude vertrouwde woning
omdat ze bij verhuizen naar bijvoorbeeld
een aanleunwoning hun sociale netwerk ver
liezen. „Ouderen verhuizen omdat ze moe
ten, niet omdat ze willen."
Hij wijst naar de vele caravanparken op de
Veluwe die van mei tot oktober massaal be
woond worden door senioren. Ze wonen
daar niet maandenlang omdat zo'n caravan
zo veel luxe biedt. Integendeel. Ze doen dat
omdat ze daar tussen gelijkgestemden zit
ten, in een relaxte sfeer. „Het is dat ze van
de overheid in de winter niet mogen blijven,
maar anders had je daar al Nederlandse
Sun Cities gehad." Een seniorenstad is voor
die groep wellicht een boeiend alternatief,
denkt hij. „Dan kunnen ze het hele jaar
thuis vakantie vieren."
Merkwaardig
Professor Rob van Engelsdorp Gastelaars
(hoogleraar geografie aan de Universiteit
van Amsterdam) vindt het merkwaardig: on
danks de behoefte van veel mensen om 'on
der ons' te zijn, wordt daar in de woning
bouw nauwelijks rekening mee gehouden.
Een wijk - zo is nog altijd het uitgangspunt
- is voor iedereen. Zowel voor jong als voor
oud. Elke wijk heeft wel wat wipkippen
voor de allerkleinsten en wat bankjes voor
de ouderen. „We geven niet toe aan de wens
Genieten met leeftijdgenoten, daar gaat het om in een seniorenstad. Foto Jaap de Boer/GPD
om te bouwen voor aparte groepen." Daar
moeten overheden en ontwikkelaars, zo
vindt hij, verandering in brengen. „We moe
ten het groepsverlangen eindelijk eens hono
reren."
Rob Maas van de Noord-Hollandse Woning
stichting Rochdale, een van de financiers
van het onderzoek, ziet seniorengemeen
schappen van 300 tot 700 woningen, zoals
in Engeland nu volop worden ontwikkeld,
als een bruikbare schaal voor Nederland.
Wat hem betreft kan zo'n gemeenschap zo
wel in een gerenoveerde wijk in een binnen
stad worden opgezet als in een nieuw of be
staand dorp of stadje ergens buiten. Als Am
sterdammer ziet hij zichzelf nog niet verhui
zen naar een seniorendorp in Zeeland. Wel
denkt hij dat voor (ex-)Zeeuwen zelf en
voor wat mensen die nu in een ruime schil
om Zeeland wonen een Zeeuwse senioren-
stad iets moois kan zijn. „Maar dan moet er
wel een gemeente zijn die zoiets durft."
Emile Calor»