Een Nederlander blijft een kaaskop PZC De rauwdouwer is verleden tijd W7 Een kwestie van vorm en materiaal zaterdag 3 april 2004 In Zeeuws- Vlaanderen zijn de banen niet zo dik gezaaid, zodat een sprong over de grens uitkomst kan bieden De gastarbeiders van toen profiteerden ruimschoots van de fiscale verschillen tussen Nederland en België Het aantal Zeeuwen dat in België emplooi vindt neemt langzaam af. Het werken over de grens is door gewijzigde fiscale wetgeving en steeds groter wordende papierwinkel voor grensarbeiders een stuk minder aantrekkelijk geworden. Andersom - vanuit België naar Neder land - is de groei van de grensarbeid nauwelijks te stuiten. Inmiddels werken er zo'n 35.500 Belgen en Duitsers in Nederland. Het aantal Nederlanders in Belgische loondienst is de voorbije jaren gestaag geslonken tot een kleine 6200. In de late jaren '50 van de vori ge eeuw was dat wel anders. In het Nederland van Willem Drees waren de lonen jarenlang bevroren, terwijl aan de andere zijde van de grens de lonen elk jaar met ettelijke procenten ste gen. Voor jongelieden was een baan in België erg aantrekke lijk. In een grensdorp als Westdorpe was grensarbeid een fenomeen dat onlosmakelijk met de lig ging van het plaatsje verbonden was. Dat mijn vader samen met zijn zwager Michel en school- maat Herman de grens overtrok ken om bij Fabricom (tegen woordig een dochter van Elec- trabel) als pijpfitter-lassers in dienst te treden was vrij nor maal. Op zondagavond vertrok ken ze op hun brommertje naar Gent. Vandaar gingen ze met de trein verder tot in Charleroi, Tertre, Boudour en Seraing. De vrijdag erop, vaak laat, keerden ze terug, met rijk gevulde loon zakjes, tenzij ze waren blijven hangen op 'perron 13' in Gent, de rosse buurt achter het sta tion. De gastarbeiders van toen profi teerden ruimschoots van de fis cale en sociale verschillen tus sen Nederland en België. Dank zij de hogere lonen konden veel grensarbeiders veel eerder dan hun Nederlandse collega's die binnen de eigen landsgrenzen werkten zich een nieuwe tv, een eigen auto of een eigen huis per mitteren. Pas toen in 1963 de Ne derlandse overheid de loonstop opdoekte en de lonen in kort tijdsbestek vrijwel gelijk wer den geschakeld met die in Bel gië raakte het gependel wat min der in zwang. Begin 2003 bedroeg het aantal Zuiderburen dat in Nederland zijn brood verdient 18.870. Het aantal in Nederland werkende Duitsers vertienvoudigde tot bijna 16.000. In dezelfde perio de daalde-het aantal Nederlan ders dat in de beide buurlanden werk had met dik vijftien pro cent. Een daling waaraan nog steeds geen eind is gekomen. Volgens de Sociaal Economi sche Raad is voor die daling een vrij eenvoudige verklaring aan te voeren. Verschillen in fiscale en pensioenregelingen vormen de belangrijkste belemmering voor de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit. Met name de in België werkende Nederlan ders dreigden enkele jaren gele den behoorlijk financieel gedu peerd te worden, omdat zij door een nieuw belastingverdrag tus sen Nederland en België in hun werkland belasting en sociale premies moesten betalen. De grensarbeiders drongen bij de Nederlandse overheden aan op compensatiemaatregelen om de inkomstenderving - die kon op lopen tot duizenden euro's per jaar - op te vangen. Politieke aandacht Resi en Frank Daelman uit West dorpe liepen zich maandenlang het vuur uit de sloffen om bij de politiek aandacht te vragen voor de problemen van de grens arbeiders. „Makkelijk was dat niet. Het gaat per slot van reke ning om een relatief kleine groep werknemers, die noch voor bonden noch voor werkge versorganisaties van belang zijn. Uiteindelijk kregen we het toch voor elkaar dat er een com pensatieregeling kwam", vertelt Resi. Dat de stroom grensarbeiders richting België aardig dreigt op te drogen vindt zij niet zo vreemd. „Het zijn niet alleen de verschillen in inkomens en socia le en fiscale wetgeving die daar aan ten grondslag liggen. Men sen die in België werken, wor den ook geconfronteerd met een enorme papierwinkel en een moeilijke pensioenafwikkeling. Dat Zeeuws-Vlaanderen dan toch nog een groot aantal grens arbeiders telt, heeft te maken met een weinig flexibele arbeids markt. Grensarbeid is een keus die mensen zelf maken, wordt er gezegd. Wellicht is dat zo in re gio's als Brabant of Limburg, waar de regionale arbeidsmarkt stukken groter is dan hier in het Zeeuwse. De keuze om dan in eigen land te werken is dan mak kelijker gemaakt. In Zeeuws-Vlaanderen zijn de ba nen echter niet zo dik gezaaid, zodat de sprong over de grens een uitkomst kan bieden. Komt nog bij dat andersom, de Belgen op de Zeeuws-Vlaamse markt van oudsher een behoorlijke po sitie hebben kunnen verwerven. Kijk maar eens naar het grote aantal Belgische medewerkers in de zorg, de medische sector en het onderwijs, maar ook naar het personeelsbestand bij een be drijf als Dow", legt ze uit. Haar man Frank werkt inmid dels al tien jaar bij Hercules in Doel. En niet met tegenzin. Inte gendeel. „Toch hebben we de voorbije jaren nogal eens van grensarbeiders gehoord dat het makkelijker voor een Belg is om in Nederland te werken dan an dersom. In Nederland is de ac ceptatiegraad van buitenlan ders op de werkvloer een stuk groter dan in België. Een Neder lander is in Vlaanderen toch al tijd nog een vreemde, een kaas kop." Conny van Gremberghe Lucicn van Dorsselaer: „Een havenwerker moet tegen een stootje kunnen." foto's Mechteld Jansen Het was een flinke opluch ting voor Lucien van Dors selaer uit Clinge. De Europese plannen voor liberalisering van het havenwerk zijn na veel pro testen afgeslankt. „Gelukkig maar, want het is toch je boter ham. Als die plannen waren doorgegaan, dan had het er som ber voor ons uitgezien", vertelt de 36-jarige objectleider papier- terminal van Verbrugge Termi nals in Terneuzen. Bedoeling was om reders voor taan de mogelijkheid te bieden hun schepen te laten laden en lossen door eigen bemanningsle den. Protestacties volgden en ge lukkig, zo vindt Van Dorsselaer: dat had effect. Het havenwerk blijft voor de havenwerkers. Van Dorsselaer raakte al op ne- Enig idee wat er gebeurt in dien kortsluiting optreedt in een hoogspanningsleiding? Enorme krachten komen er dan vrij. Die doen de soms vuistdik ke kabels als een op hol gesla gen python alle kanten opzwie pen. Om zo'n kabel in toom te kunnen houden, moet je van goe den huize komen. Of uit Goes. Daar is, sinds een jaar of vier, KOZ-Produets bv gevestigd. Me- de-eigenaar Paul van Ooster hout: „Ons kleinste klemmetje kan met het grootste gemak een Mercedes tilen." In kabelklemmen doen ze. En in kabelblokken - en zadels. Ze die nen ter bevestiging van elektrici teitskabels, zitten in die groene elektriciteitskastjes die langs de weg staan, maar Ook in - bijvoor beeld - reuzentransformatoren bij grote chemische bedrijven. De start was vrij ongewoon. Paul van Oosterhout - van huis uit technicus van beroep - mag bij wijze van vrijetijdsbesteding graag 'een beetje met hout rom melen' - tafels maken en dat soort dingen. Van elektriciteit had hij niet zo veel verstand. Tot buurman Gert-Jan Kom- mers ('Hij is wél afkomstig uit de branche') van een paar hui zen verderop bij hem op de stoep stond. 'Zeg Paul. jij bent nogal handig, zou jij voor mij gentienjarige leeftijd verliefd op de haven. In navolging van opa en vader Van Dorsselaer trad hij als terminal werker in dienst van Verbrugge Terminals. Ve gen, laden, lossen, graan uit de laadruimtes zuigen, dat soort werk. „Later werd ik heftruck chauffeur en sinds vier jaar ben ik objectleider. In deze functie geef je aan waar ladingen moe ten worden opgeslagen en hoe en wanneer de loodsen weer worden geleegd", legt Van Dors selaer uit. Het havenwerk, het zit bij Lu cien van Dorsselaer overduide lijk in de familie. Niet alleen opa, vader en zoon verdienden hun sporen aan de waterkant, ook broer Jos, twee ooms en een neef werken bij Verbrugge. „Het zit misschien wel in ons bloed. Hij moet het natuurlijk helemaal zelf weten, maar stie kem hoop ik dat mijn nu elfjari ge zoon straks ook in de haven wil werken. Trouwens, mijn dochter is wellicht ook een op tie. In april krijgen we immers de eerste vrouwen in dienst. Dat had je 35 jaar geleden eens moe ten zeggen. Was je voor gek ver klaard." Dat heeft alles te maken met het stereotype beeld van de haven werker. De rauwdouwer, de man met de grote mond. „Dat is allang niet meer zo. Mondeling gaat het heus nog weieens hard tegen hard, maar het is niet meer zoals vroeger. We zeggen natuurlijk wel waar het op staat, in de haven wordt niet om de pot heen gedraaid. Maar het is ook zo dat je als ploeg altijd achter elkaar staat. Niemand is te beroerd om elkaar een handje te helpen." Dat is zeker zo als de term 'over werken' dreigt te vallen. Van Dorsselaer: „Als er een schip binnenkomt is steevast de eerste vraag: hoeveel zit er in en krij gen we hem op tijd leeg? Er wordt liever kort en hard ge werkt, dan dat er langer wordt gewerkt. Anderzijds is het ook zo, dat je plots kan worden opge roepen. Het is nooit een pro bleem om een ploeg bij elkaar te krijgen. Een havenwerker moet tegen een stootje kunnen. Wil je goed kunnen functioneren, dan moet je van aanpakken weten. En vooral niet bang zijn om je handen te gebruikfen." Raymond de Frel Paul van Oosterhout: „Er zijn momenten geweest dat ik de neiging had met mijn kop tegen de muur te slaan." niets een paar ijzersterke klem men kunnen maken?' Zo is het ongeveer begonnen. Paul van Oosterhout produceer de een paar klemmen. „Die wa ren zó sterk, dat ze bij de KE MA hun machines gingen na zien omdat ze dachten: 'Dit kan bijna niet.'" Maar ach, zegt Van Oosterhout met gulle grijns, het is gewoonweg een kwestie van vormgeving en materiaal. Een avontuur, dat was het. „Ik kan je verzekeren dat er in het begin momenten zijn geweest dat ik de neiging had om met mijn kop tegen de muur te slaan. Waar was ik aan begon nen? Als je ergens een fietsen- winkeltje wilt openen, pakken ze bij de banken een rekenma chientje, tikken ze het aantal in woners in, kijken ze naar het aantal fietsenzaken in de buurt en zeggen ze: 'Nou meneer, dat zal wel lukken.' Maar als je met iets nieuws komt aanzetten, is het al gauw: 'Leuk idee meneer, maar komt u over een paar jaar maar eens terug.'" Het is, zegt Paul van Ooster hout, uiteindelijk toch gelukt. Maar vraag niet hoe. Veel privé- geld heeft hij er in gestoken: „Bijna mijn hele huis. Misschien zeggen andere mensen: 'Waar maak je je druk over?' Maar voor ons was het heel veel geld." Ze startten in een eenvoudige loods op het industrietei'rein De Poel in Goes, waar Van Ooster hout soms tot diep in de nacht klemmen stond te maken. Nu be schikken ze over een representa tief kantoor en magazijn op dat zelfde industrieterrein, laten ze de producten zowel in Neder land als in België vervaardigen, leveren zij aan ongeveer twintig landen en mogen ze onder meer Delta, Shell en Dow Chemical tot hun klanten rekenen. Van Oosterhout: „Ik ben trots op wat we hebben bereikt. Mijn vader werkte vroeger in een fri- teszaak. Die kon hij destijds overnemen. Dat heeft hij toen niet gedaan en daar heeft hij de rest van zijn leven spijt van ge had. Ik dacht later: ik laat me dat niet gebeuren, ik ga wel doen wat ik echt wil." Willem van Dam

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 35