Deze slang
was van de
daad
Zuidzande zal draaien,
zolang de winden waaien
éjÊK
Laat de vleermuis
in de kelder
maar lekker pitten
fe
dinsdag 9 maart 2004
Adrie Albregtse, Albert Eb-
bens en Laurens Kamp wer
ken op proefboerderij De
Rusthoeve in Colijnsplaat.
Op 85 hectare poldergrond
doen zij, in opdracht van
onder anderen Zeeuwse
boeren, proeven met akker
bouw- en soms tuinbouwge-
wassen. 'De Rusthoeve'
volgt wekelijks de beleve
nissen van de mannen van
de proefboerderij.
Goed nieuws! Er zit een
vleermuis in de kelder. Hij
mag dan niet zelf zijn komen
aanvliegen, maar de vleermuis
kelder staat er in ieder geval
niet voor niets. „Hij zat bij men
sen die aan het verbouwen zijn,
in een spouw of zo." Laurens
weet dat de medebewoners van
vleermuis' vorige woning bang
voor hem waren. „Hij probeerde
in de tijgersluipgang weg te ko
men. want hij was natuurlijk in
zijn winterslaap gestoord. Ze
hebben de ongediertebestrijder,
Kik, erbij gehaald en die wist
dat wij een lege kelder hadden.
Of we hem wilden adopteren
Als het goed is, hangt hij nu de
rest van zijn schoonheidsslaapje
te doen." Albert hoopt dat het
beest ergens in de buurt kennis
krijgt aan een vleermuis van het
andere geslacht. Er is nog even
discussie over de herkomst. Is
hij wel van Noord-Beveland,
spreekt hij de taal. moet er geen
inburgeringcursus komen? Ze
zullen het wel zien. „Voorlopig
maar lekker laten pitten."
De drie hebben de afgelopen
week veel werk gehad aan de
pootaardappelen Die hebben ze
in voorkiemzakken gedaan Als
jurken in een rek hangen de po
ters in netachtige zakken die zo
groot en zo dik zijn als een dek
bed. In elke zak zit ongeveer 120
kilo. „Als je die rekken
noord-zuid buiten zet. kan over
al de zon bij. Dan komen er klei
ne. sterke scheutjes op. waar
door we na het poten snel ont
wikkeling hebben. Vooral bij
vroege aardappelrassen is voor-
kiemen al heel lang gebruike
lijk, alleen gebeurde het vroeger
in van die houten kistjes. Die
moest je iedere keer door elkaar
husselen om het licht bij alle po
ters te krijgen", legt Adrie uit.
Het systeem met de zakken is
veel makkelijker, maar wel prij
zig. Albert: „Het is ontwikkeld
door Joppe, een aardappelkwe
ker uit Flakkee. De zakken heb
ben van boven een plastic regen
kapje en van onder klittenband.
Als je gaat poten, trek je het klit
tenband los als de zak boven de
pootbak hangt." De voorkiem
zakken hebben al buiten ge
staan, maar ze zijn schielijk bin
nen gezet toen er vorst aan
kwam. „Je pakt zo'n rek op met
de heftruck, makkelijk genoeg.
Ze gaan weer naar buiten zodra
de dreiging van vorst verdwe
nen is." De poters in de zakken
zijn klein en heel, maar dat is
niet vanzelfsprekend. Grote
pootaardappelen worden niet
zelden doormidden gesneden.
Groeien ze dan nog? „Welja, een
aardappelschil loopt nog uit. als
je niet uitkijkt", zegt Adrie. Al-
bert vult aan „Dat is de reden
dat je vaak opslag hebt op perce
len waar aardappelen gestaan
hebben. Stukjes en kleine knolle
tjes die bij het rooien zijn blij
ven liggen, gaan gewoon groeien
als het niet hard genoeg gevro
ren heeft. Dan zijn aardappelen
onkruid. We spuiten ze dood,
als het enigszins mogelijk is."
Het doorsnijden van pootaard
appelen gebeurt tegenwoordig
machinaal „Vroeger deden we
dat met de hand. Dan sneden we
ze zo door, dat op elke helft
evenveel oogjes zaten. Die ma
chine kijkt daar niet naar. Daar
door heb je een onregelmatig
veld. De ene helft heeft behoor
lijk wat spruitjes en de andere
helft moet die nog ontwikkelen.
Dat is een nadeel, maar een ma
chine is heel wat goedkoper dan
een vent met een mesje Adrie
legt zich neer bij de economi
sche gegevens, maar ziet zelf
toch het liefst een regelmatig
perceel aardappelen.
Hoeveel pootaardappelen je per
hectare nodig hebt, is afhanke
lijk van het ras en hoe ver je ze
uit elkaar poot. „Rassen die de
neiging hebben grote knollen te
ontwikkelen, zet je wat dichter
bij elkaar. Agria's bijvoorbeeld,
worden erg groot als ze de ruim
te krijgen Je hebt zelfs kans dat
ze van binnen barsten. Die zet je
wat dichter op elkaar. Je moet
er wel 3.000 kilo pootgoed per
hectare van poten. Bij andere
rassen heb je aan 1800 kilo ge
noeg". weet Albert.
Wie denkt dat een grote poter,
grote aardappelen geeft, heeft
het mis. Adrie: „Een grote poot-
aardappel, heeft meer oogjes.
Daar komen dus meer aardap
peltjes aan. Hoe minder oogjes,
hoe groter de knollen want die
delen de ruimte en het voedsel
met minder."
Mieke van der .Tagt
Dit ongelooflijk gebeuren
In ons grote Amsterdam
Is van A tot Z historisch
Schoon ik 't uit de krant vernam
Groote Dominé bijeenkomst
Was in stad in volle gang
En de classiscaner broeders
Spraken over Eva's slang
Kon dat beest nu werk'lijk praten?
Op een menselijken toon?
Of had Adam buikgesproken,
Of had hij een grammophoon?
Kwam soms het serpententaaltje
Van een papegaai of zoo?
Hoe het zij, geen van de buren
Had een vierlamps radio.
En temidden der discussies
Kwam de koster naderbij
Die toen op de groene tafel
'n Pas ontvangen pakje lei.
Touwtje werd vlug doorgesneden
Toen opeens: een luide kreet
De herleefde Paradijsslang
Kronkeld' over 't tafelkleed!
Stoelen vliegen achterover,
Predikanten aan den haal
Heel de classis is in opstand
Door dit slingerslangschandaal.
Op de fijne groene tafel
Kronkelt het serpentig dier
En het tracht zich te verstoppen
Het langste gedicht uit het
oeuvre van Joos Kop, en
het laatste dat wij in deze ru
briek behandelen, gaat over een
zaak die de gereformeerde ge
moederen in de jaren twintig
erg bezighield: De Zaak Geel
kerken. Ds. J.G. Geelkerken,
predikant in Amsterdam-Zuid
en verbonden aan de Vrije Uni
versiteit, had geopperd dat het
verhaal over de slang in Gene
sis misschien niet al te letterlijk
moest worden genomen.
De hele gereformeerde wereld
viel over hem heen. De classis
Amsterdam was van mening
dat deze bijzondere slang wel
degelijk praatjes tegen Eva had
gehouden. Het gereformeerde
bestuur van Noord-Holland liet
de zaak aan de synode over en
in 1926 werd in Assen meer dan
een maand over de zaak verga
derd. Het kwam erop neer dat
Geelkerken niet meer aan de
VU mocht lesgeven, dat zijn col
lega's moesten verklaren dat de
slang gesproken had en dat de
predikant, hoewel zeer populair
bij zijn gemeenteleden, uit zijn
ambt werd gezet. Voor Joos van
Zweeden, zelf hervormd en
enigszins op wielen, moet het
een vermakelijke zaak zijn ge
weest, te bespottelijk voor woor
den. Voor veel gereformeerden,
vooral degenen die Geelkerken
wel konden volgen, was het min
der aangenaam. Het betekende
de zoveelste scheuring in de
kerk die al versnipperd was.
Niets nieuws onder de zon dus,
nu een deel van de protestanten
elkaar nog steeds niet kunnen
vinden in één kerk. Ook nu is de
basis van onenigheid een ver
schillende interpretatie van leer
stellingen.
Mieke van der Jagt
Onder 't geel kerkse papier.
't Was alsof ze wilde zeggen
Klets niet over mijn gepraat.
Deze slang was niet van woorden
Deze slang was van de daad.
Hoe kwam hier dat kronkeldier toch?
Bij de heeren op bezoek?
Was het een der vele kronkels
Uit een Commentarenboek?
Hadden we nou maar een appel
Of desnoods een mandarijn
Was hier nu ook maar een Eva
En wie wil er Adam zijn?
Juist wou een der leden luist'ren
Of 'reptiel niets zeggen zou
Toen men riep: het is een paling!
Potverdrie! Asjemenou!
't Was een valsche, valsche slang dus
(Men was door het dolle heen)
Die precies als wijlen Hamlet,
In modem costuur verscheen.
En hij kwam met kronkelbuiging
Voor zijn talrijke publiek
Sprak hij met een variatie
Van to speak or not tot speak
Iedereen vroeg zeer verwonderd
Van waar of die paling kwam
En men vond dat hij de classis
In de paling-maling nam
Allen ijvrig aan het vangen
Daar het open vistijd is
Maar een paling is geen zieltje
Predikanten grepen mis.
Eind'lijk kwam des kosters kater
Als een redder in den nood
Slang! Kreet Classis kosters kater
Een woord en ik bijt je dood.
Deze kater van de koster
Stelde alles zeer op prijs
Hij kwam door de slang niet üit het,
Maar juist in het paradijs.
En zoo eindigde dit drama
Na een herie van belang.
Eertijds had de slang een kater
Thans de kater had de slang
Daags daarna had kosters kater
'n Palingkater van belang
Classis had door slangenflater
'n Slangenkater van de slang.
illustratie Danker Jan Oreel
foto Peter Nicolai
De rubriek Windstreken be
steedt aandacht aan de Zeeuwse
molens, aan de mensen erachter
en aan de positie van de windge-
malen in het landschap. Van
daag: de molen van Zuidzande.
West-Zeeuws-Vlaanderen
is door de mens gemaakt.
Lange linten populieren en
knotwilgen domineren het
beeld. Ze staan op gelijke af
standen van elkaar langs de pol
derdijken. Dijken die in de Mid
deleeuwen met de blote handen
zijn opgeworpen. Ze omzomen
grote akkers, nu en dan onder
broken door kreken en geulen.
De kleine dorpen en steden
gaan op in de ruimte
In dit majesteitelijke landschap
staat even onder Zuidzande aan
de Sluissedijk sinds 1874 een
molen. Deze bergmolen was
meer dan een halve eeuw het do
mein van de vorig jaar overle
den Piet de Hulster. Hij heeft
hier sinds 1947 het maalbedrijf
uitgeoefend en meer dan zeven
tig jaar met molens gewerkt. De
Hulster was de laatste beroeps
molenaar van Zeeuws-Vlaande
ren Als het maar even kon liet
hij de wieken rondgaan, behal
ve op de rustdag.
De molen zal vast wel om econo
mische redenen aan de zuid
kant van het dorp zijn neerge
zet. Aan de andere zijde stond
sinds 1765 een stellingmolen.
Deze was voor Zeeland heel bij
zonder. De onderkant was van
steen, terwijl het houten acht
kant boven de stelling met riet
was bedekt Dit gemaal was vol
gens molinoloog Frans Wee-
maesvan 1784 tot 1884 in het
bezit van de familie Aalbrecht-
se. Daarna is er op gewerkt
door leden van het geslacht Lu-
teijn. Bij de bevrijding in 1944
loopt de stellingmolen zware
schade op Helaas komt het niet
tot hei-stel. De PZC van 12 sep
tember 1952 meldt: „De molen
van de heer I. Luteijn te Zuid
zande is dezer dagen van zijn
wieken ontdaan. Dit betekent
dat er opnieuw een ontluisterde
molen in het Zeeuwsch-Vlaam-
se landschap is gekomen."
Januari 1955 wordt de molen
tot op stellinghoogte gesloopt.
Sindsdien rest alleen de stenen
onderbouw. Daarin zit nog een
gevelsteen met de tekst Frederik
Carlier 1765, blijkbaar de stich
ter. Ook is het familiewapen
van de grondlegger in de romp
aangebracht.
Monumentenzorg vond het res
tant vorig jaar bij een poging tot
bescherming van een groot aan
tal molenrompen in Nederland
kennelijk niet de moeite waard,
want het ontbreekt op de lijst.
De kans dat dit ooit weer een
complete molen wordt lijkt dus
nihil. Voor liefhebbers een bitte
re constatering, want dit is het
laatste restant van een stelling
molen met een achtkante hou
ten bovenkant. Dit even afge
zien van de kleine molen Wind-
lust aan het Slingerbos in Brou
wershaven.
Luteijn bleef in het restant van
zijn molen met de motor malen.
In 1960 deed hij zijn bedrijf
over aan collega Piet de Hulster.
De laatste kreeg in 1970 ook de
klanten van zijn broer Toon in
Schoondijke, toen die ging wer
ken bij Philips in Terneuzen en
zijn maalbedrijf staakte.
Toen Piet de Hulster zich met
zijn vrouw Liesbeth in 1947 aan
de Sluissedijk vestigde was het
molenaarsvak al op zijn retour
Niettemin heeft hij het tot op ho
ge leeftijd uitgeoefend, al werd
het dus nooit een vetpot. Zo
doende hielp de molenaar ook
bij boeren in de buurt en werd
er nog wat bijverdiend met het
houden van varkens.
De Hulster was befaamd om
zijn vakmanschap en zijn weer
kennis. Als instructeur van het
Gilde van Vrijwillige Molenaars
leerde hij ook anderen de stiel.
Hij was evenwel geen man die
graag op de voorgrond stond.
De public relations liet hij
graag over aan zijn vrouw Lies
beth, die menige bezoeker van
koffie en informatie voorzag.
In 1968 werd de molen zwaar be
schadigd bij een storm. Pas in
1981 volgde herstel. De Hulster
werkte intussen met de motor
op de voormalige molen van Lu
teijn. Na de restauratie ging hij
onmiddellijk weer over op wind
kracht. Voor zijn verdiensten
werd hij koninklijk onderschei
den. Vereniging De Zeeuwse Mo
len eerde hem met 'de scherpha-
mer'. De bescheiden De Hulster
zag de verre reis naar Goes, de
plaats van uitreiking, niet zit
ten. Zijn vrouw nam toen de
prijs in ontvangst. Na het over
lijden van Piet de Hulster ston
den alle molens in Zeeuws-
Vlaanderen en vele andere in de
rest van de provincie in de
rouw. Zodat overal zichtbaar
was dat de laatste beroepsmole
naar van Zeeuws-Vlaanderen
was heengegaan.
Al komt het wiekenkruis niet
langer vrijwel dagelijks in bewe
ging, gelukkig is het niet defini
tief tot stilstand gekomen. Lies
beth de Hulster zal er alles aan
doen dat de molen niet aan ver
waarlozing ten prooi valt: „Mijn
man heeft hem altijd goed onder
houden. De molen was zijn lust
en zijn leven." Nu en dan breng-"
en vrijwilligers op zaterdagen
de molen in beweging en er wor
den ook examens afgenomen.
En zo wordt voldaan aan de lijf
spreuk van de provinciale vere
niging: Zolang de winden
waaien zullen de Zeeuwse mo
lens draaien
Willem Staat
De molen van Zuidzande.