Nooit over één nacht ijs
Zware boetes kunnen je bedrijf de das om doen
PZC
Ekster zit het liefst hoog in de boom
Drank- en geldzucht
verbinden molenaar
en pontbaas in Veere
21
dinsdag 3 februari 2004
De PZC sponsort Het
Zeeuwse Landschap. In
'Natuurlijk Zeeland' doen
medewerkers van deze
stichting verslag van wat
er speelt in de Zeeuwse na
tuurgebieden: onverwachte
vondsten en bijzondere ge
dragingen passeren weke
lijks de revue. En natuur
lijk ook de successen en
mislukkingen in het be
heer.
In deze tijd van het jaar lijkt
er in de natuur weinig te bele
ven. De winter hebben we nu
wel gezien, maar voor een zoek
tocht naar lentebodes is het nog
vroeg.
Ineens hoor je een soort alarm
roep, een rauw, raspend geratel.
Daardoor verraadt een grote,
zwart-witte vogel - de ekster -
zichzelf. Bij betere bestudering
blijkt het zwart uit subtiele nu
ances glanzend groen en purper
te bestaan. Een opvallend ken
merk is de lange staart, die zijn
volslanke model accentueert.
De ekster houdt zich vooral op
in bomen. En juist omdat die nu
nog kaal zijn, kun je hem goed
observeren. Eksters leven eigen
lijk overal; in diverse natuurge
bieden, in het agrarisch land
schap en zelfs in de buurt van
bebouwing zoals boerderijen.
Als er maar bomen zijn. Blijk
baar hebben de hoogste plekjes
in de boom z'n voorkeur. Af en
toe vliegt hij op. Als je de vogel
een tijdje in de gaten houdt, zie
je dat hij steeds maar een klein
eindje vliegt. Hij geeft de in
druk niet een echt goede vlieger
te zijn. Bij het vliegen slaat hij
snel met z'n vleugels. Dat geeft
een schokkerige indruk. Ook
zijn vlieglijn loopt niet bepaald
vloeiend. Lange afstanden wor
den niet afgelegd; eksters zijn
echte standvogels.
Een ekster-paar heeft een eigen
territorium. Daarnaast zijn er
groepen zwervende eksters; de
'vrijgezellen'. Zij moeten tussen
de territoria van de gevestigde
orde maar zien hoe ze aan de
kost komen. Ze houden scherp
in de gaten of er geen mannetje
bezwijkt. Dan kan een vrijgezel
de positie en het vrouwtje van
het verdwenen mannetje overne
men, want een eksterhuwelijk is
voor het leven.
Binnen het territorium van een
paartje is het nest te vinden. Het
bevindt zich in een hoge, solitai
re boom. Een enorm bouwwerk,
dat in deze tijd van het jaar mak
kelijk te vinden is. Soms wordt
een nieuw nest gebouwd, maar
vaak wordt het nest van voor
gaande jaren opgelapt met nieu-
we takjes en twijgen. Na ver
loop van jaren ontstaat een aar
dig flatgebouw. De realisatie
van de nieuwe bouwlaag is een
intensief karwei. Daarom zie je
nu al eksters bezig met het ver
zamelen van twijgjes en takjes.
Begin april neemt het ekster
vrouwtje plaats in het nest. Aan
haar comfort is gedacht door
het nest aan de binnenkant te
bestrijken met aarde, dunne
worteltjes of gedroogd gras Een
koepelvormig dakje, vaak van
doorntakjes, biedt beschutting
en bescherming.
De vijf tot acht vrij kleine eie
ren worden ongeveer achttien
dagen bebroed. Als de jongen
uit het ei kruipen, zijn ze volko
men kaal, blind en hulpeloos,
alsof ze te vroeg geboren zijn.
Ze blijven nog zo'n kleine vier
weken onder moeders vleugels,
terwijl pa eten haalt. Niet alle
jongen worden groot, want het
nest werk als een magneet op
rovers zoals kraaien.
Maar de ekster zelf is zeker geen
lieverdje. Zijn impopulariteit
dankt hij aan het feit dat hij een
echte rover is. Hij plundert
graag nesten; doet zich te goed
aan eieren en zelfs de jongen
van bijvoorbeeld merels, lijs
ters, spreeuwen en fazanten.
Daarbij gaat hij behoorlijk luid
ruchtig te werk. Incidenteel
voedt hij zich ook met een plat-
gereden egel of muis, of huis
vuil. Zijn menu bestaat echter
hoofdzakelijk, 70 tot 90 procent,
uit insecten, spinnen en wor
men. Daarom kan het gebeuren
dat je een ekster op een koe of
schaap ziet zitten, druk bezig
om zich tegoed te doen aan te
ken die zich in de vacht ver
schuilen. Eksters staan er om be
kend dat ze glimmende voorwer
pen naar het nest brengen. Dat
gedrag komt voort uit het feit
dat ze erg nieuwsgierig zijn De
voorwerpen die eksters vinden,
worden onderzocht en vervol
gens 'verstopt' onder wat blad.
Carolien van de Kreeke-
Abrahamsc
Alle schaatsen van de zolder!
Ieders ijstrui uit de kast!
Sinterklaas heeft Schaatsenholland
IJs-lijk fijn met ijs verrast Nee, ik
wil geen zeurpiet wezen
En geen ouwe tante Chris,
Maar, er is een schaduwzijde
Aan die ijsgeschiedenis.
't IJs is nog heel onbetrouwbaar
De geboorte was te shel,
Heel veel sneeuw, veel open plek
ken. Hier een wak en daar een wel.
Opgepast! Geen stoute stukjes
Rijdt met vreugde en verstand,
Werkt niet mee aan lange lijsten
Ongelukken in de krant.
Profiteert! Geniet! Rijdt schaatsen,
Haalt een rooden natten neus,
Laat den winter hoogtij vieren,
Maar voorzichtig! Zij de leus.
En verloochent niet den volks-aard,
Onze vad'ren waren wijs: Noch in
zaken, noch op schaatsen
Gingen z'over één nacht ijs.
Kijk eens aan, een wijze les van Joos
Kop. Het was eind 1926 toen hij dit
schreef en het was net begonnen te vrie
zen. Het ijs zou nog dik genoeg worden
die winter en het is te verwachten dat
Joos Kop, die behalve scharen en mes
sen, ook schaatsen sleep, er nog een stui
ver of wat aan verdiend heeft.
Het is niet waarschijnlijk dat de dichter
zelf nog op de ijzers is gestapt. Hij was al
zeventig en zal hooguit een keer zijn
gaan kijken naar de prestaties van de
Borsselse jeugd. Waar de Borsselaars pre
cies gingen schaatsen, wordt uit de over
leveringen niet helemaal duidelijk. In ie
der geval op de Westeindse Weel, aan het
andere eind van de Monsterweg, maar
sommige oude mensen weten ook nog
van zwieren op de Zwaakse Weel en hard-
schaatsen op het Schenge. Het grut zal
wel met een keukenstoel op de vaete de
slag hebben geleerd, maar in de nieuwe
polders rond Borssele waren weinig win
terse plassen. Heel anders dan in de Poel,
die tot aan de jaren zeventig iedere win
ter voor een groot deel blank stond.
Bij zijn kledingadvies van de wintertrui
is de oude Van Zweeden de wanten verge
ten. En dat terwijl hij bijna zeker een am
bachtelijke techniek beheerste om die te
vervaardigen. Zijn zoon Toon, mijn opa,
kon het ook nog: wanten stroppen! Het
was een techniek die schaapherders toe
pasten met een speciaal daarvoor gesne
den houtje: een strophoutje. Het resul
taat bestond uit hele dikke, wollen wan
ten, waarin je onmogelijk koude vingers
kreeg. Stroppen was iets voor mannen en
bij gebrek aan belangstelling van die
kant, is het ambacht in onze familie ver
loren gegaan.
Als handige bliksem moet Joos Kop in
zijn leven vaak op zelfgeslepen schaatsen
en met zelfgestropte wanten aan over de
dichtgevroren, zoete watertjes van
Zuid-Beveland zijn gegaan. Het lijkt er
op dat het in zijn tijd vaker en harder
vroor.
Van vier elfstedentochten moet Joos Kop
weet hebben gehad, 1909, 1912,1917 en
1929, al leefde dat evenement voor de
illustratie Danker Jan Oreel
Zeeuwen alleen als ze de krant lazen. Op
kreekresten en welen werd wel om het
hardst geschaatst. Bij de aankondigin
gen van wedstrijdjes in de kranten staan
mededelingen van ijsverenigingen èn
waarschuwingen tegen onvoorzichtig
schaatsgedrag.
Dat Joos Kop een waarschuwing die
maar zo kort geldig was, op rijm zette,
doet vermoeden dat hij het niet zomaar
voor zichzelf opschreef. Misschien ging
hij zijn rijm wel voorlezen bij het Viskot
in Borssele, toen al de jongerenhangplek
van het dorp.
Mieke van der Jagt
De rubriek Windstreken be
steedt aandacht aan de Zeeuwse
molens, aan de mensen erachter
en aan de positie van de windge-
malen in het landschap. Van
daag: molen De Koe in Veere.
Bij nadering vanuit Middel
burg vertoont de Veerse mo
len De Koe zich van kilometers
afstand Op deze stille winter
dag dragen geluiden ver. In het
bos rochelt een groene specht
zijn roep. Even later is te horen
waar de velden liggen van Voet
balvereniging Veere: 'we are the
champions'. Daar zal het, zo
leert de ranglijst, voorlopig niet
van komen.
Binnen de veste heerst rust. On
voorstelbaar dat binnen de ves
ten van Veere in 1450 ongeveer
4000 mensen woonden, tegen nu
nog geen zesde deel van dat in
wonertal.
De Koe staat op het Molenbasti
on. Daar is verder vrijwel geen
bebouwing, zodat de molen
prachtig vrij staat. Wel onder
breken twee grote bomen de
zichtlijn tussen De Koe en de be
bouwing aan de haven.
Op deze plek stond eerst een
standerdmolen. Die is in 1736
vervangen door een stenen
grondzeiler, welke in 1907 af
brandde. Bij de herbouw in
1909 zijn onderdelen gebruikt
van de in 1908 onttakelde stel
lingmolen De Onderneming in 't
Zand (vroeger gemeente Koude-
kerke, thans Middelburg). De on
derbouw van deze molen is nog
altijd te zien aan de Vogelstraat.
De in 1965 door de laatste be
roepsmolenaar A. J. van den Ha
mer buiten bedrijf gestelde De
Koe is in 1975 verkocht aan
W.J. Mees. Het was de bedoe
ling de molen een permanente
woonbestemming te geven,
maar dat ging niet door. Wel
fungeren de aanbouwen en de
onderste verdiepingen van de
molen als tweede woning. De
maalinrichting bleef gespaard.
Stilstand betekende ook voor
De Koe ernstig verval. Restaura
tie bleef zeer lang uit. Dat be
woog Mirja Muurling tot het
schrijven van een protestdicht,
dat januari 1973 werd afge
drukt in de Veersemeergids. Dat
eindigt met: ,,ónze molen, ons
aller molen, MOET GERED, al
vorens het schaamrood onze
wangen kleuren zal". Gelukkig
volgde vanaf 1975 restauratie.
De Koe is niet voor het publiek
toegankelijk. Bas Verbiest, ook
vrijwilliger op De Rozeboom in
Krabbendijke, vindt het een
voorrecht hier te mogen werken.
Hij is opvolger van de in 1995
op 84-jarige leeftijd overleden
Johannes Cevat. Deze geboren
Amsterdammer was een beken
de persoonlijkheid onder de
Zeeuwse vrijwillige molenaars.
Hij was tot op hoge leeftijd te
vinden op De Koe.
Veere heeft meerdere windmo
lens gekend Zo was er in Zand
dijk een standerdmolen, verhief
zich op het Mauritsbolwerk mo
len De Stier van hetzelfde type
en stond ter hoogte van het hui
dige Oranjeplein de stenen mo
len die op de resten van de Nelis-
toren was neergezet. Bovendien
heeft er een getijmolen gewerkt
en telde het stadje zeker drie
rosmolens, die respectievelijk
als pel-, olie- en boekweitge
maal dienst deden. In de Oliemo
lenstraat draagt een woning de
naam De Oliemolen. Het is even
wel niet zeker of die precies op
die plek stond. Molenpublicist
Egbert van Wijk uit Middelburg
heeft de historie van de wieken-
dragers beschreven. Zijn Mo
lens in Veere bevat een schat
aan gegevens.
De Koe heeft volgens Van Wijk
ook als seinmolen dienstgedaan
Liep er in de haven een schip
binnen met graan voor De
Graanhalm in Gapinge dan wer
den de wieken van De Koe over-
kruis gezet (in de X-stand). Za
gen ze dat in Gapinge dan werd
aldaar die stand overgenomen,
ten teken dat de boodschap was
aangekomen.
De Koe was ook 'veermolen'. In
Veere bestond de afspraak dat
de exploitant van het veer op
Kamperland dubbel tarief
mocht rekenen wanneer de mole
naar wegens harde wind moest
zwichten (zeil minderen). Het
kwam voor dat de molenaar zeil
afnam terwijl dat niet nodig
was. De pontbaas kon dan meer
rekenen en de molenaar werd
als dank voor de bewezen dien
sten onthaald in het café van de
veerman,
Deze schurkenstreken zijn ook
begaan door de veermannen en
molenaars van Mauritsfort bij
Hoek en van Wijk bij Duurst
ede. Het veer op Kamperland
vaart nu alleen 's zomers en een
beroepsmolenaar kent Veere
ook al niet meer. Zeer waar
schijnlijk zou een veermolenver-
bond tegenwoordig een prooi
worden van de pluk ze-wetge-
ving.
Willem Staat
De Koe met volle zeilen op het Molenbolwerk. foto Ruben Oreel
Adrie Albregtse, Albert Eb-
bens en Laurens Kamp wer
ken op proefboerderij De
RiLSthoeve in Colijnsplaat.
Op 85 hectare poldergrond
doen zij, in opdracht van
onder anderen Zeeuwse
boeren, proeven met akker
bouw- en soms tuinbouwge-
wassen. 'De Rusthoeve'
volgt wekelijks de beleve
nissen van de mannen van
de proefboerderij.
Voor de boeren is de tijd van
het sommen maken weer
aangebroken. Er moet zeker
niet alleen worden uitgerekend
hoeveel zaaigoed er moet komen
en hoeveel mest en bestrijdings
middelen er in de schuur moe
ten liggen. „Was het maar zo
eenvoudig", zegt Albert. De
boer van tegenwoordig rekent
zich een ongeluk. „Want als je
meer meststoffen gebruikt, dan
je op grond van je bouwplan
zijn toegewezen, vlieg je nog net
niet de bak in. Maar de boetes
zijn groot en die kunnen je be
drijf de das om doen."
Op De Rusthoeve vinden ze dat
een goede zaak, daar niet van.
Want een schone omgeving is
voor een boer even belangrijk
als voor een burger. „En de in
vloeden van overbemesting
strekken heel ver. Als wij bij
voorbeeld teveel mest op een
perceel zouden gooien en die
mest spoelt via het drainagesys
teem naar het oppervlaktewa
ter. raakt niet alleen de sloot ver
vuild maar ook het Veerse Meer.
Het landbouwwater van
Noord-Beveland komt in het
Veerse Meer terecht en dat is al
veel te voedselrijk. Door de al-
genbloei gaat het water stinken
en bij een smerig Veerse Meer
zijn de Noord-Bevelandse boe
ren niet gebaat." Op Noord-Be
veland wordt immers gezocht
naar een evenwichtig samen
gaan van natuur, recreatie en
landbouw.
Goeie boel, dus, die mestadmini-
stratie, maar wel ingewikkeld.
Albert: „Voordat we gaan
zaaien nemen we grondmon
sters om te zien hoeveel mest
stoffen er in de grond zitten.
Van ieder gewas weet je wat het
ongeveer nodig heeft om volwas
sen te worden. Vlas heeft bij
voorbeeld zestig eenheden no
dig, maar aardappelen vijf keer
zoveel. Wat je in de grond hebt
aangetroffen, trek je daar van af
en vervolgens ga je die kunst
mest of dierlijke mest toevoe
gen. Dat gebeurt niet altijd in
één keer. Van aardappels nemen
we bijvoorbeeld regelmatig blad
monsters, die precies vertellen
hoeveel mest erbij moet. Hoe
minder je hoeft te strooien, hoe
beter."
De uitgebreide mestadminstra-
tie is de manier waarop de over
heid gekozen heeft de lozing
door de landbouw binnen de per
ken te houden. „Bij een fabriek
kun je de lozing van schadelijke
stoffen of voedingsstoffen bij
het afvoerpijpje meten, in de
landhouw gaat dat niet. Duizen
den drainagebuizen druppelen
het water in honderden sloten.
Dat wordt te ingewikkeld en te
duur."
Maar meten is weten, dus werd
er op Noord-Beveland een pro
ject uitgevoerd om te bekijken
hoeveel van de toegediende
meststoffen, fosfaten en nitra
ten er in het oppervlaktewater
terecht kwamen. „Natuurlijk
werd die proef op De Rusthoeve
gedaan", gnuift Albert. „Je bent
een proefboerderij of je bent het
niet."
In de eerste helft van de jaren
negentig werd langs de
Noord-Lange weg een stuk sloot
afgedamd. De Rusthoeve legde
speciaal voor de proef een elec-
triciteitskabel naar het dichtst
bijzijnde dammetje waar een
soort mini-laboratorium werd
geïnstalleerd. Dat ding mat hoe
veel meststoffen er uitspoelden,
wat dan weer werd vergeleken
met wat er aan mest op de be
treffende percelen was gegaan.
„Uit die proef bleek dat tachtig
procent van de mestgift wordt
opgenomen door de gewassen.
Tien procent verdwijnt gewoon
door demineralisatie en de overi
ge tien procent spoelt uit. Wat
ook duidelijk werd, is dat regen
water heel veel meststoffen be
vat. De regen spoelt als het ware
de lucht schoon die wij met z'n
allen vervuilen door auto's en
industrie."
Volgens Albert heeft de proef
een belangrijke bijdrage gele
verd in de discussie over het
Veerse Meer. „Als je wilt weten
welke maatregelen je moet ne
men om het water weer schoon
te krijgen, moet je ook weten
waar de vervuiling vandaan
komt. In geringe mate van de
Noord-Bevelandse landbouw
dus. Het is te hopen dat het door-
laatmiddel in de Zandkreekdam
voldoende zoden aan de dijk
zet. Anders zullen ze in de Veer-
sedam ook nog wel een opening
moeten maken."
Tijden veranderen trouwens.
Nu alle grote centrales van rook
gasontzwavelingsinstallaties
zijn voorzien, zit er voor sommi
ge telers te weinig zwavel in de
lucht. Druiven en rozen kampen
met meeldauw. „Daar wordt
dan weer zwavel gegeven."
Mieke van der Jagt