PZC Achterhaald zijn doet pas pijn als je het weet Hoe vele zuchten hebt ge mij doen slaken 2^ De Dikke Komrij nog dikker Arthur Phillips De vraag wie ze is Tussen dood en leven Rutger Kopland donderdag 29 januari 2004 De Dikke Komrij: zo staat sinds een kwarteeuw de succesvolle bloemlezing van Gerrit Komrij bekend. De Dik ke Komrij is nóg dikker gewor den. De laatste versie telde nog geen 1500 bladzijden, De Neder landse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw omvat bijna 2300 pagina's. Het is bijna een levensvraag voor veel dichters: met hoeveel gedichten sta ik er in? Vandaag, gedichtendag, wordt de tweedelige bundel ge presenteerd en kan de nieuws gierigheid dus worden bevre digd. Vermoedelijk zullen vrij wel alle poëten tevreden zijn, want Komrij biedt vooral méér, méér, méér. Hij zegt zelf: „In feite is dit een geheel nieuwe bloemlezing." Wat de poëzie van vóór 1995 be treft, valt dat in de praktijk te gen. Maar de recente poëzie is zeer nadrukkelijk vertegenwoor digd, of eigenlijk oververtegen woordigd. Komrij gebruikte zijn bundel soms voor kleingees tige wraakacties en vaak voor grootmoedige vriendendiensten. Bevriend wil hij vooral zijn met iedereen in de poëzie die jong en nieuw is. Wat deze eerbiedwaar dige bundel een zeer fris aan zien geeft, maar wat ook af breuk doet aan de representati viteit. Leuk voor de ambitieuze Ilja Leonard Pfeijffer dat hij acht gedichten krijgt, maar het is absurd dat hij aldus tot een belangrijker dichter dan Gerrit Kouwenaar wordt uitgeroepen. Van een bloemlezer verwacht je meer gevoel voor verhoudingen, meer overzicht, meer leiding. Dat gebrek aan controle ver klaart goeddeels de bizarre om vang van het geheel. Alleen al de bronvermelding - een won der van bibliografische accura tesse - is goed voor tweehon derd bladzijden. Dit is geen bloemlezing meer, maar een bloemenveiling. De bloemlezer lijkt het kiezen deels aan de le zer te hebben overgelaten. Er valt oneindig veel te kiezen in dit overzicht vanaf Staring (1767-1840) tot en met Quirien van Haelen (geb.1981). Een boekwerk dat de gemoederen in het land der letteren nog lang bezig zal houden. Nog meer dan ooit wordt 'De Dikke Komrij' een begrip. Mario Molegraaf Gerrit Komrij's Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten - Uitgeve rij Bert Bakker, Amsterdam, paper back (twee delen) 29,95gebonden (twee delen) 49,95 Gerrit Komrij ïjn voornaam dreef hem naar Europa. „Als je Arthur heet en in geschiedenis geïnteres seerd bent, lees je eerst de ver halen over koning Arthur. Dan maak je kennis met rid ders. Bij mij eindigde dat in het verlangen in die wereld rond te lopen." Arthur Phillips- Waar ik woon, in de Verenigde Sta ten, zijn geen kastelen. Wij heb ben geen Middeleeuwen gekend. In Europa werd al twee eeuwen fictie geschreven voor bij ons Mark Twain opstond." Dus moest Arthur Phillips (1969) wel naar Europa. „Hier liep Sherlock Holmes, daar liep Ma dame Bovary." Hij studeerde af - in geschiedenis uiteraard - en nog geen week later zat hij in Boedapest. „De Muur was geval len, het communisme lag op zijn gat en eindelijk kon ik er naar toe." Phillips woonde twee jaar in Boedapest. Terug in Amerika bleef hij vrouw en vrienden maar bestoken en vervelen met verhalen. „Op een bepaald mo ment werd mijn vrouw er hele maal gek van. Ik stierf van de heimwee naar Boedapest. Toen was het moment gekomen om een boek te schrijven." Het werd zijn debuutroman, getiteld Praag. Schrijver werd Phillips dus pas na terugkeer uit Hongarije. „Ik ging terug om jazz te studeren. Ik had in Boedapest een saxo foonleraar. Dat ging erg goed, maar ik had toch het gevoel dat ik om verder te komen terug naar Amerika moest." Hij ging naar een academie in Boston. „Maar ik kwam er al snel achter dat ik nog wel twintig jaar kon studeren en dan nog niet verder dan de middelmaat zou komen." Schrijven ging hem gemakkelij ker af. „Ik kan het beter." Hij verwerkte zijn ontmoetin gen met Hongaren in het boek. „Ik kwam een oudere man tegen die me vertelde dat hij zowel in een Duits concentratiekamp als een Russisch kamp had gezeten. Ik vroeg hem wat erger was ge weest. 'De Duitsers zeiden dat ze me in het kamp stopten om me te vernietigen. De Russen om mij een beter mens te maken', Arthur Phillips zei hij. 'De Duitsers waren dus tenminste eerlijk' Op driekwart van de roman schrijft hij'De ware en ergste tragedie van Oost-Europeanen in de twintigste eeuw: hun poli tiek, hun cultuur, hun technolo gie en hun leven waren achter haald, wat geen probleem was zolang ze het niet wisten. Maar ze wisten het wel. Ze wisten dat het leven sneller, welgedaner, rijker én in kleur was, iets voor bij die wrede Muur, vlak achter dat IJzeren Gordijn.' Het is in het algemeen zo dat mensen die lijden onder economische of poli tieke onderdrukking beter af zijn wanneer ze het niet weten. Zo gauw ze het door hebben, wil- foto Roland de Bruin len ze verbetering. Het besef dat buurlanden rijker zijn, versnelt dat proces enorm. Je kunt arm en rijk niet door een muur schei den, zeker niet lang." Theo Hakkert Arthur Phillips: Praag. Roman- Uit geverij De Geus, vertaling Anneke Goddijn-Bok, 448 blz., 24,90(geb.). Intussen huist ze al zo lang in mijn hoofd en al zo bijna overal - maar wie ze is een zinloze vraag, je zoekt in je herinneringen naar iets onvoorstelbaars, ik weet het, maar ook zinloze vragen vragen een antwoord eigenlijk is ze nog steeds die jonge vrouw die ik ooit toevallig ergens tegenkwam - maar wie ze is - in mijn hoofd vind ik haar niet terug er zijn momenten dat ik ineens weer weet dat de mens eenzaam is, ook ik en dat ik naar haar kijk en denk: zij daar dat is ze, zo zichtbaar, zo sterfelijk. Rutger Kopland Is het ooit géén gedichtendag? Het is bijna niet te begrijpen, maar veel mensen leven zonder poëzie. Anderen grijpen alleen naar een gedicht op ingrijpende momenten, als de liefde komt, als de liefde gaat. Terwijl juist door poëzie geen dag alledaags uitvalt. Het lezen van een goed gedicht zet je aan tot ongedach te verkenningen van het eigen hoofd. Er wordt gepraat over dingen waarover eigenlijk met gepraat kan worden, gegaan naar streken waarheen je in fei te niet kunt gaan. De literatuur begint en eindigt met de dicht kunst. Het eerste woord was poë zie, het laatste woord zal poëzie zijn. Voor wie eenmaal door de dicht kunst werd gegrepen, is er geen ontkomen aan. Ook wanneer je vakantie hebt, is het dagelijks gedichtendag. Ik ging onlangs op reis, naar Griekenland. Het dichtersland bij uitstek, en het werd dan ook een dichtersreis. Naar Monemvassia, om het huis te zien waar Yannis Ritsos werd geboren. Naar het oeroude Asi- ne, omdat deze plek Yorgos Sefe- ris inspireerde tot zijn beroemd ste gedicht. Naar Delfi, om in de voetsporen van Angelos Sikelia- nos te treden. En vooral naar het Benakimuseum in Athene waar men schatten bewaart als het pistool waarmee Kostas Ka- ryotakis zelfmoord pleegde, de ongelooflijk lelijke gouden me daille die Odysseas Elytis kreeg toen hij met de Nobelprijs werd onderscheiden en vooral dat ca hier van Konstantinos Kavafis, de dichter wiens oeuvre ik sa men met Hans Warren heb ver taald. Dat handschrift van Kavafis, even trefzeker als zijn gedicl ten. Dat handschrift, niet mir der persoonlijk dan zijn stem.I las en kon me niet goed houdei Zo dierbaar, zo vertrouwd, 2 mooi, zo wijs. Poëzie en emoti. ze vormen een eeuwig koppe Wat is dichten eigenlijk? Bidde omdat God niet bestaat. In hi 'omdat' zit het hele geheim, We nig dichters hebben dat zo goe begrepen als Rutger Koplani In zijn bundeltje Wat water ad terliet, dat vandaag verschijn staat een indrukwekkend vei 'De God in mijn hersenen' I dichter droomt dat God tóchbi staat, je blijkt hem zelfs te kur nen bellen. Hij krijgt te horei 'Er is nog/ één wachtende vix u en die ene bent u.' Waanw God de nét niet bereikbai wordt. Na Toon Tellegen, Judith Hen berg, Hugo Claus en Eva Ge lach is Rutger Koplai (geb.1934) de vijfde dichter as wie werd gevraagd deze gedicl tendagbundel te schrijven E; voortreffelijke keuze, hij isonb twist onze populairste dichte Indertijd wees het publiek hé als Dichter des Vaderlands aa hij bedankte voor de eer en kon een popelende NationaleR servepoëet aan de slag. In c boekje blijkt weer eens de kwa: teit van Koplands werk. Bijzo der is vooral hoe denken endici ten zich verenigen Een voo beeld daarvan is 'Het anali misch verslag' over de ziekte het overlijden van zijn moedf Kunst is een belangrijk onde werp voor hem. Hij schrijft deze uitgave over Bach en We terik, over beelden en schild rijen. Kunst, dichtkunst voor lijkt voor hem het gebied tusa dood en leven. Het gebied wa; alles wordt beslist. Daarom z het ook morgen gedichtendi zijn. Mario Moiegra Rutger Kopland: Wat water aéH het - Poetry Intemational/Uitgeri G A. van Oorschot, 16 pag., I.S Alle informatie over de activilfil die vanwege Gedichtendag tcori georganiseerd is te vinden 1 www.gedichtendag.nl Alleen op de wereld is de Ne derlandse titel van Sans fa milie van Hector Malot (1830-1907), honderdvijfentwin tig jaar geleden verschenen (1878), en nog steeds het lieve lingsboek van enkele geprivile gieerde Nederlandse kinderen, waaronder mijn dochter. De Nederlandse titel heb ik al tijd mooier gevonden dan de Franse, zoals ik ook de openings zin van het boek in het Neder lands aangrijpender vind dan in het Frans, hoewel hij officieel precies hetzelfde betekent: 'Je suis un enfant trouvé' - 'Ik ben een gevonden kind'; dat klinkt mij hoe ik ook probeer mijzelf te overtuigen tamelijk banaal in de oren, terwijl de Nederlandse versie mij nog altijd aangrijpt: 'Ik ben een vondeling.' Het is of die woorden al de schaduwen vooruit werpen van de tragi sche dingen die gaan gebeuren, en ik huiver nog steeds als ik ze hoor; dat komt vermoedelijk ook wel doordat ik dan de stem hoor van mijn vader, die mij het boek heeft voorgelezen toen ik er eigenlijk nog te jong voor was. Gelukkig was dat de vertaling van Gerard Keller, dezelfde waarin mijn vaders moeder het aan hem had voorgelezen. Dat moet omstreeks 1903 zijn ge weest. Ik ben zo gelukkig een exemplaar van die editie te be zitten (5e druk D. Bolle Rotter dam, 'met 100 Illustratiën'). De ze Gerard Keller moet ook de be denker zijn geweest van de prachtige titel waaronder het boek sindsdien in Holland be kend is gebleven - zozeer dat er anecdotes in omloop zijn over Nederlanders die bij officiële ge legenheden plechtig gewaagden van het bekende meesterwerk van Hector Malot, Seul sur le monde (ook nog slecht Frans bo vendien). Alleen op de wereld was, net als een boek waar het vreemd ge noeg in sommige opzichten op lijkt, namelijk Niels Holgerss- ons wonderbare reis van Selma Lagerlöf, een van de grote klas sieken uit mijn jeugd. Kort na dat mijn vader het mij had voor gelezen las ik het zelf opnieuw; later heb ik het nog enkele ma len in het Frans herlezen. Ik prijs mij gelukkig het boek nog in die vertaling van Keiler te hebben leren kennen: er zijn nu namelijk allerlei bekorte en in afschuwelijk Nederlands 'her taalde' edities in omloop, die je lust geven je op te knopen. Het is een klein mirakel dat er een paar jaar geleden een nieuwe in tegrale vertaling is verschenen van de hand van meesterverta- ler August Willemsen, die zelf een schrijver van groot formaat is, en het resultaat is ook werke lijk schitterend. Alleen op de wereld verscheen zoals gezegd in 1878; de schrij ver was toen 48 jaar oud en zijn dochtertje, aan wie hij het manu script had voorgelezen, 10. Ik be zit ook een Frans exemplaar, een Ed. Hetzel van 1880, met de befaamde illustraties van Emile Bayard (1837-1891), ook opgeno men in de vertaling van Keiler en in mijn gevoel zozeer een deel van het oorspronkelijke werk geworden dat edities met andere illustraties mij nog steeds een instinctieve afkeer iiv boezemen. Ik herinner mij de eerste helft van het boek veel beter dan de tweede; dat is blijkbaar een ta melijk algemeen verschijnsel. 'Iedereen die ik erover sprak her innerde zich Alleen op de we reld. Maar niemand herinnert het zich goed', schrijft August Willemsen in zijn nawoord. 'Ik herinnerde mij eigenlijk alleen Rémi, de honden, het aapje en Vitalis, en ik was verbaasd dat Vitalis, evenals Joli-Coeur, be trekkelijk snel uit het verhaal verdwenen was. Van Mattia wist ik vrijwel niets meer, en nog veel minder van Madame Milligan en de hele Engelse epi sode. Vrijwel iedereen die ik er naar vroeg had dezelfde incom plete, vervormde herinnering.' Dat nawoord van August Wil lemsen is overigens heel bijzon der en waard om op zichzelf te worden gelezen. Wie ook prachtig over Alleen op de wereld heeft geschreven is Henk van Woerden, in een arti kel getiteld 'Afscheid, dat is hoop op weerzien' (Vrij Neder land 27-3-99). Hij maakte daar in een opmerking die mij uit het hart is gegrepen: 'En dan mis schien wel Malots grootste ver dienste: God komt in het hele boek niet voor. Al het verdriet is seculair. Wij treuren niet om Je zus Christus maar om de dood van een andere J.C., het klapper tandende aapje Joli-Coeur. Ré mi laat zich bij iedere wending van het lot weer troosten door de honden.' Waar Henk van Woerden ook nog aandacht aan besteedt is het Napolitaanse lied dat een rol speelt in het boek, en waar van achterin de Franse edities - maar niet in de Nederlandse - ook de muziek was afgedrukt. August Willemsen heeft die mu ziek gelukkig ook in het boek op genomen. De 18de eeuws aan doende tekst is in Napolitaans dialect en daardoor moeilijk toe gankelijk, maar gelukkig heeft August Willemsen een rijmende Nederlandse en toch vrij letter lijke vertaling van het gedicht gemaakt De melodie is elegant en 'haun ting', onvergetelijk, In de ideale versie zou het eigenlijk moeten worden gezongen door een jon genssopraan, begeleid door een harp, zoals in het verhaal. Wie de makers zijn van tekst en me lodie heb ik niet kunnen achter halen. Een titel heeft het lied ook niet, het is bekend als 'Fe- nesta vascia', naar de eerste twee woorden, en het schijnt in Italië nog altijd een zekere popu lariteit te genieten. Na veel na sporingen bleek er een CD-ver- sie van te bestaan, tussen ande re Napolitaanse liedjes gezon gen door Pavarotti Ik geloof niet dat deze vertolkers zich er van bewust zijn dat het lied zo'n belangrijke rol speelt in een be roemd boek. Rudy Kousbroek De tekst van het Napolitaanse lied, met daarnaast de vertaling van August Willemsen Fenesta vascia e patrona crudele Quanta sospire m'aje fattojettare M'arde sto core comm'ana cannela Bella quanno te sento an nomenare. O je piglia la sperienzia della neve La neve e fredda e se fa maniare E tu comme si tant' aspra e crudele Muorto mme vedi e non mme vuö ajutare. Vorna arreventare no piccinotto. Cona lancella a ghi vennenno acqua, Pemmenne i da chiste palazzuotte Belle femmene me je a chi vo acqua? Se vota na nennella da la 'n coppa 'Chi sto ninno che va vennenno acqua?' E io responno có parole accorte. So lagreme d'ammore, e non acqua. O wrede vrouw achter dit vensterraam, Hoevele zuchten hebt ge mij doen slaken! Ik voel mijn hart in vuur en vlam geraken, Schoonheid, alleen bij 't noemen van uw naam. Ik wilde dat g'een voorbeeld naamt aan sneeuw, Want sneeuw is koud, maar wel bereid te smelten, Maar gij, waarom zijt ge zo hard en wreed? Ge ziet me sterven en ge wilt niet helpen. Kon ik maar weer een kleine jongen zijn En tussen deze hoge huizen lopen Om water te verkopen op het plein: 'O schone vrouwen, wie wil water kopen?' Van boven kijkt een meisje op mij neer: 'Vroeg deze jongen of ik water beliefde?' Dan antwoord ik, ik zeg haar en ik zweer: 'Het is geen water, 't zijn tranen van liefde. Alleen op de wereld

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 24