Ik houd die gasten op het randj e PZC Er zit een pinguïn in het café 23 Peter Remijn, jongerenwerker zaterdag 24 januari 2004 foto Mechteld Jansen Naam: Petrus Antonius Maria Remijn Woonplaats: Baarland Geboren: 10-9-1958, Ovezande Opleiding: bezocht met wisselend succes havo, mavo, lts, te Goes en mts in Vlissingen, slaagde voor mbo-opleiding inrichtingswerk te Middelburg, volgde vervolgens in Breda hbo-opleiding sociaal-cultureel werk. Loophaan: begonnen als elektromonteur, daarna groepsleider in kinderhuizen te Goes en Middelburg, vervolgens jongerenwerker in Middelburg en tegenwoordig jongerenwerker bij de Stichting Maatschappelijk Werk Oosterschelderegio in Goes. Soms praat hij met 'die gas ten' over zijn eigen jongensja ren. Dan vertelt hij dat-ie ook niet zo'n lieverdje was; dat hij ei genlijk een etterbakje was, zo'n echt adhd-ertje. Maar hij kende wél donders goed het verschil tus sen het mijn en het dijn. Dat was er al vroeg bij hem was inge- prakt. „Mijn ouders hadden een bakkerij en een supermarkt. Als kind maakte je wel eens mee dat er een stuk kaas werd gestolen. Daar werd schande van gespro ken - iemand die zó iets doet, is ziek, zeiden ze dan. En zo denk ik er nog steeds over: iemand die jat, is ziek." Wanneer Peter Remijn (45 jaar, jongerenwerker) met jongeren over dergelijke zaken spreekt, kijken ze hem dikwijls een beetje schamper aan, halen ze met een vermoeid ge baar de schouders op en reageren op spottende toon: 'Jij komt zeker nog uit de tijd dat de schepen van hout wa ren'. Daar toont Remijn begrip voor. „Als sommigen van die gasten hun geschie denis vertellen - als ik hetzelfde had meegemaakt, zou ik een asvlakte heb ben achtergelaten, alles hebben platge brand. Gasten die als klein kind door alles en ieder verlaten zijn, die hun va der nooit hebben gekend, zich identifi ceerden met Rambo omdat dat de eni ge vaderfiguur in hun buurt was - wanneer je in zulke omstandigheden opgroeit, kunnen er rare dingen met je gebeuren. Het verhaal van gelijke kan sen en zo, daar geloof ik helemaal niet meer in. Ik hoef alleen maar om me heen te kijken en dan weet ik wat dat betreft genoeg." Remijn werkt veel met allochtone jon geren, is tegenwoordig vaak te vinden in het jongerencentrum Colours in de Goese binnenstad. „Ik probeer er voor te zorgen dat jongeren op het randje blijven. Als ze uit de schulden blijven, bij justitie wegblijven en zo rond hun 22ste hun verstand gaan gebruiken, ben ik tevreden." Films Hij werd - ruim twintig jaar geleden - gevraagd, gewoon, aan de deur: of hij iets met jongeren wilde doen. Zo héél gek was dat niet. Want op zijn geboor tedorp (Ovezande) had hij als vrijwilli ger veel tijd gestoken in de plaatselij ke jeugdsoos, trainde hij de C-tjes van Volharding en ging hij op woensdag middagen de dorpen in de Zak van Zuid-Beveland af om er in zaaltjes kinderfilms te draaien, Alleen op de Wereld, dat genre. „Dan huurde ik een film via jeugdsoos De Klomp. Na afloop van de voorstelling met die film onder m'n arm gauw naar een an der dorp. Zo kon ik een film op één middag op drie verschillende plaatsen draaien en betaalde je maar één keer huur." Hij was ('beetje avonturieren') een jaar naar Frankrijk geweest. „Kom ik terug, staat er de volgende dag iemand bij me op de stoep. Die zegt: 'Er is een jongenstehuis in Goes en daar hebben we gebrek aan perso neel, we hebben gehoord dat jij met jeugd kan opschieten, zou je willen in vallen?' Ik kwam daar in een team met allemaal hbo-ers. En ik had al leen maar lts-elektro. Want ik was al tijd een recalcitrante leerling geweest. Begonnen op de havo, vervolgens naar de mavo en daarna" de lts en toen weer een stapje hoger: de mts. Daar kreeg ik te maken met autoritaire leraren die mijns inziens onrechtvaardig wa ren. 'Ik doe hier niet meer mee', zei ik en ging een tijdje als elektromonteur werken." In het jongenstehuis moest hij 'vader en moeder spelen - gewoon een gezin runnen.' Dat ging hem redelijk af. Hij komt tenslotte uit een gezin met ne gen kinderen en was aan enig huise lijk rumoer gewend. „En tot verba zing van iedereen in dat tehuis was ik de eerste die met die jongens mee kon stoeien, mee kon voetballen, fietsban den kon plakken en ook nog kon ko ken. Dus ik viel daar goed. Toen er een vacature kwam, zeiden ze: 'Je moet solliciteren'. Ik:,'Met mijn elek- tro maak ik weinig kans'." Toch gesol liciteerd. Op een toontje waaruit na al die jaren nog steeds oprechte verba zing spreekt: „En ik werd nog aange nomen ook." Hij volgde een (parttime) mbo-oplei ding en veranderde na drie jaar van werkplek: van Goes naar het kinderte huis Klarenbeek in Middelburg. „Ik was er altijd. Nooit ziek. Ik had het idee dat ik de beste kracht was, maar ik verdiende het minst. Omdat ik al leen maar mbo had. Ik dacht: ik neem ontslag, vraag een studiebeurs aan en ga een hbo-opleiding sociaal-cultu reel werk doen. Dan kan ik misschien een richting kiezen waarbij jongeren uit zichzelf naar me toekomen. Want een kindertehuis - je mag er blijven als je je aan bepaalde regels houdt, zo niet dan word je er uit gekickt. Zo sim pel is dat. Dus je zit daar als puber vrij knel. In een jongerencentrum is dat anders. Daar komen ze naar toe omdat ze het er leuk vinden." Vijf jaar werkte Remijn als projectlei der in het Middelburgse jongerencen trum Midgard. „Ik was de opvolger van iemand met sandalen en geiten wollen sokken. Ik kwam daar met le- gerkisten, want ik had met punkers te maken en op Jezus-Nikes red je het bij dat soort gasten niet." Na vijf jaar betrapte hij zichzelf er op dat hij 'een beetje op de automatische piloot ging draaien', hetgeen hem deed besluiten naar Goes te gaan, naar het jeugd honk The Bronx in de Goese Polder. Leuk, dacht Remijn, terug naar Zuid-Beveland. „In Middelburg pra ten ze altijd op z'n Hollands. Daar zei den sommige gasten tegen me: 'Goh, jij praat Zeeuws, je moet 's met mijn vader komen praten, die vindt dat zo grappig'. Zei ik: 'Hallo, ik ben geen toeristische attractie!' Kwam ik in Goes-noord te werken, maar niks Zuid-Bevelandse cultuur. Veel allocht one gasten. En allemaal gasten die wa ren komen afzakken uit de randstad, niet de makkelijkste types." Remijn zal zijn kennismaking met The Bronx niet licht vergeten. Hele maal leeg dat kot. Helemaal niks! Ja, een rotte draaitafel, een voetbalspel en een barretje met wat afgedankte huiskamerspulletjes. Die eerste avond. Hij ging open om zeven uur: niemand. Kwart over zeven: hoort hij in de verte een groepje komen. Tralala- lala! Vijfentwintig man. Tussen de veertien en de zestien jaar. „Volgens mij de helft onder de dope. Ze liepen dwars door m'n meubilair, ze hebben alles kapot getrapt en weg waren ze weer." „Ik heb er met de politie op straat ge werkt. Voor mijn eigen veiligheid. Na een half jaar ging ik naar de wethou der. Ik zeg: 'Dit gaat zo niet langer, zo bereiken we niks. D'r moet een twee de beroepskracht komen, anders is de klus niet te klaren. Ik ben bereid daar voor uren en salaris in te leveren.' Die wethouder zegt: 'Dat is goed'. Bleek er geen collega te vinden die bereid was om met zó'n heftige groep te werken. Want het is snel tegen je gezegd, hoor: 'Ik zoek je op'. Dan kun je twee din gen doen: of je gaat bibberen, of je zegt: 'Ik zal je verwachten.' Ik heb al tijd gezegd: 'Ik zal je verwachten'. En ja, het is gebeurd dat ik bij mijn auto kwam en dat er geen raam maar inzat. Alle ruiten kapot geslagen." Gewrongen Remijn heeft zich - zegt hij - destijds in de wijk gewrongen. Letterlijk. Hij bemoeide zich met speelvoorzienin- gen, legde overal contacten, zorgde er voor dat de wijkbewoners hem wisten te vinden. Als er een akkefietje was, ging hij er achteraan; overal aanbellen. Net zo lang tot het probleem uit de wereld was. Als er rottigheid in het jeugd honk was geweest, nam hij op een tuinstoeltje plaats voor de ingang: 'Jul lie komen er vandaag niet in'. „Zo heb ik het respect van die groep gekregen. Doorzetten! Ik heb een hele tijd een stabiel jeugdhonk gehad. Maar het winkelcentrum De Spinne moest te gen de grond, de apotheek vertrok, het café vertrok, ze begonnen de boel af te breken en de jeugd begon daar aan mee te doen. Dus heb ik op een ge geven gezegd: het is klaar, hier valt niet meer te werken." In Colours staat hij nu. Het centrum wil meer zijn dan een trefpunt waar jongeren een pils drinken, een potje biljart spelen en muziek draaien. Er wordt ook aandacht geschonken aan voorlichting op het gebied van arbeid en scholing, alcohol en drugs. Meer dan twintig jaar zit hij in het jongeren werk. Hij is bedreigd, zijn auto werd vernield, hij werd zelf in elkaar gesla gen en eind vorig jaar bleef Colours niet onbesproken nadat daar bij een politie-inval hard-drugs waren aange troffen. Natuurlijk, knikt Remijn, heeft hij wel eens op het punt gestaan om er he lemaal mee te stoppen. „Maar je moet doorzetten. Ik probeer te bereiken dat die gasten niet over het randje heen gaan, ik hoop te voorkomen dat ze van de stoeprand in de goot kieperen. Want dat gootje is alleen vopr het on gedierte." Willem Van Dam 1 ltijd gedacht dat Boudewijn Büch een lpinguïngek was. Hij bezocht alle pin- ankolonies ter wereld en overal waar hij kocht hij een pinguïnbeeldje. Lezend 'k Kleine Rotterdamse Pinguïnencyclope- kaoet die mening worden bijgesteld, «hblijkt slechts bevangen te zijn geweest tor een tamelijk onschuldig pinguïnvirus, tttindeze encyclopedie worden veel %ender gevallen beschreven. ^Zwitserse fotograaf Bruno P. Zehnder toografeerde 22 jaar lang pinguïns (zijn fo- rtan twee verliefde pinguïns werd wereld eind), hij liet zijn tweede voornaam, Jo- officieel veranderen in Pinguïn en touwde in 1984 in een ijsgrot op Antartica ^pinguïns als getuigen. In 1997 werd zijn ■Verslindende passie hem fataal. Tijdens 'fotograferen van pinguïns werd hij over een door een sneeuwstorm en wist hij ^thuisbasis, waarvan hij slechts ander- i-vekilometer was verwijderd, niet meer i:ereiken. Op zijn laatste foto's zijn kei- pinguïns te zien die, dicht bij elkaar, de touwstorm over zich heen laten razen. ^Peet bracht een krankzinnige hoe- ^eid nuttige en ook - god zij dank - on gelijk veel nutteloze kennis over pin guïns bijeen, van de A van 'Adèle Dumont d'Urville' (de echtgenote van een Franse ont dekkingsreiziger naar wie de adéliepinguïn werd vernoemd) tot de Z van 'Ze vallen niet om'. Om met dat laatste te beginnen: het be treft het hardnekkige gerucht dat ontstond tijdens de Falklandoorlog. Piloten zouden hebben gezien dat pinguïns die nieuwsgie rig omhoog keken als een vliegtuig over hen heen scheerde, hun evenwicht verloren en omvielen. Peet: „De hardnekkigheid van het verhaal leidde uiteindelijk tot onderzoek om voor eens en altijd vast te stellen of het nu waar was of niet. Het was niet waar. Pinguïns ble ken niet om te vallen als de onderzoekers laag met een helikopter overvlogen. In plaats van om te vallen bleek hun reactie er een van stilte te zijn, terwijl sommige pin guïns gewoon wegliepen, weg van het ge luid van de overvliegende helikopter. Bin nen een paar minuten, doorgaans op het mo ment dat de helikopter niet meer te zien was, gingen de pinguïns al weer over tot de orde van de dag." Wat niet wil zeggen dat pinguïns niet nieuwsgierig zijn. Die nieuws gierigheid, gecombineerd met onnozelheid, bezitten ze in overvloed, een fatale combina tie blijkt uit de verhalen die Gerard Peet verzamelde over de jacht op pinguïns. Peet: „Rond 1608 al beschrijft een Engelsman hoe de pinguïns bij Kaap de Goede Hoop van na ture zo onnozel zijn dat ze zich voort laten drijven als een kudde schapen; over een sim pele loopplank werden ze massaal in een boot gedreven. In één dag kon je zo meer dan duizend pinguïns vangen." Hoorn Ook geluiden zijn onweerstaanbaar voor ze. Uit een verslag van de reis van de Belgica uit 1898: „Van Mirlo had de gave ze te beko ren door op de hoorn te spelen. Voor op het schip zittend blies hij vol ijver op zijn instru ment tot de jonge pinguïns waggelend op hem toesnelden. Wij slachtten ze zonder me delijden af." De beroemde poolreiziger Roald Amundsen paste een andere methode toe: „Om een keizerspinguïn te vangen is het beter dat van achteren te doen, beide vleugels moeten stevig worden vastgepakt en langs zijn rug naar achteren worden ge bogen dan is het gevecht voorbij." Peet zocht pok uit wat vervolgens gebeurde. Pinguïnvlees kan gegeten worden, het vlees van een jonge pinguïn schijnt naar kip te smaken. In het boek staat een aantal recep ten, waaronder die van poolreiziger Ernest Shackleton voor het bakken van pinguïn vlees en voor het maken van pinguïnsoep: „Een soep van pinguïnsbeenderen, gekookt in één deel zeewater en vier delen zoetwater was een succes en niemand ondervond er eenig nadeel van." De voornaamste reden voor de jacht was overigens niet het pinguïnvlees, maar de olie die voor lampen werd gebruikt. Volgens Peet leverde een pinguïn niet veel olie op (een rotspinguïn bijvoorbeeld ongeveer een halve liter), „maar de grote aantallen mak kelijk te vangen vogels maakten dat ruim schoots goed". Van meer liefde voor de pinguïn getuigt de brei-actie die op gang kwam nadat in 1995 door de ramp met de Iron Baron voor de noordkust van Tasmanië duizenden vogels met olie werden besmeurd, waaronder zo'n drieduizend dwergpinguïns. Om beter op dergelijke rampen voorbereid te zijn, wer den voorraden aangelegd van nuttige mate rialen, waaronder truitjes voor dwergpin- fuïns, bedoeld om ze warm te houden na un schoonmaakbeurt. Toen in 2002 meer dan 15.000 truitjes wa ren gebreid, staakten de breipennen Het spreekt vanzelf dat in de encyclopedie het breipatroon voor het pinguïntruitje niet ont breekt. Artis was de eerste Nederlandse dierentuin met pinguïns. De eerste vijf zwartvoetpin- guïns kwamen in 1874 en werden voor hon derd gulden per stuk gekocht van de Ant werpse Zoo. Artis heeft nog steeds zwart- voetpinguïns. In de jaren tachtig zwom er een naar de overkant van de Plantage Mui- dergracht (of nam hij toch de brug?). Niet veel later ontving Artis een telefoontje met de mededeling 'dat er een pinguïn in het ca fé zat'. De ontsnapte pinguïn was langs het café gehobbeld en door oplettende stamgas ten gevangen. Niet alle informatie in de rijk geïllustreerde Kleine Rotterdamse Pinguïnencyclopedie (Rotterdamse omdat hij in Rotterdam werd gemaakt, de Enkhuizer almanak gaat ook niet over Enkhuizen) betreft de pinguïn zelf. Ook afgeleide pinguïnkennis werd door Peet verwelkomd, zoals het verhaal over het vuurgevecht in 1815 tussen de USS Hornet en de Engelse brik HMS Penguin. De vrede tussen Amerika en Groot-Brittanniè was al op kerstavond het jaar ervoor getekend, maar dat wisten de bemanningen van deze schepen niet. De Penguin werd tot zinken gebracht. Dat weet u dan ook weer. Hans Hoekstra Gerard Peet: Kleine Rotterdamse Pinguïnen cyclopedie - Stichting HS1 Rotterdam €26,50 Illustratie uit de Kleine Rotterdamse Pinguïnencyclopedie foto GPD

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2004 | | pagina 23