zc Lang leve de verzorgingsstaat Vijftig ïen Surinaamse Florence Nightingale in de jaren 27 Eveline Janse, ambtenaar sociale zaken zaterdag 27 december 2003 foto Mechteld Jansen Naam: Eveline Janse Geboren: 1979, Goes Opleiding: hbo maatschappelijk werk en dienstverlening Werk: Sociale Zaken, bureau zorg en inkomen, gemeente Goes. Bijstandstrekkers moeten niet zeuren. Uitkerinkje ophalen en hup, terug naar huis, lekker voor de buis hangen, of een beetje zwart bijklussen. Lang leve de verzorgingsstaat! Fraude, beaamt Eveline Janse, moet hard aangepakt worden. Maar datzelf de misbruik spoort haar aan nóg meer op te komen voor de mensen die de bijstand écht nodig hebben. ,,En dat worden er helaas steeds meer." Nou en of ze de cynische opmerkin gen over mensen met een uitke ring kent. Ook in haar directe omge ving hoort ze die. Of het altijd serieus bedoeld is, betwijfelt ze. Daarom laat ze het meestal maar zo. Reageert ze niet. Of net zo cynisch. Zeker als iemand zijn mening al klaar heeft zonder zich te willen verdiepen in de problemen van mensen. 'Nou, ik hoop dat jij nooit hoeft mee te maken, dat je een uitkering moet aanvragen.' Zoiets zegt ze dan wel. Als ze een hef tige dag achter de rug heeft, kan ze he lemaal fel zijn. En die dagen zijn er re gelmatig. Laatst nog. Had ze drie gesprekken op een dag. Drie verdrietige gesprekken wel te verstaan. Toen had ze het 's avonds wel gehad. Zat ze vol. Op zo'n dag is ze blij dat ze op de fiets naar haar werk gaat. Kan ze de ellende van zich aftrappen. Moet ook. Thuis is thuis. Daar moet ze het werk achter zich laten. Voor zichzelf, voor de men sen om haar heen, maar ook voor de cliënten. Die moeten de volgende dag weer op haar kunnen rekenen. Ze is nog pas 24, maar Eveline Janse heeft in de 2,5 jaar die ze op de afde ling sociale zaken in Goes werkt, al heel wat problemen voorbij zien ko men. Ze begeleidt ongeveer 65 cliën ten van het bureau zorg en inkomen. Mensen die niet of heel moeilijk weer aan een baan te helpen zijn. In vak taal: fase-viercliënten. Mensen met medische problemensoms psychisch, met jeugdtrauma's, met een versla ving, met schulden. Maar ook gewone alleenstaande moeders die nog geen sollicitatieplicht hebben omdat ze kleine kinderen thuis hebben, of 65- plussers die geen volledige AOW heb ben en dus een aanvullende uitkering ontvangen. Eng Dat ze nog jong is, keert zich soms te gen haai-, ,,'Wat weet jij daar nou van?' Zulke reacties. Begrijpelijk. Ik heb niet de levenservaring die veel van mijn cliënten wel hebben. In het begin vond ik het best eng om met mensen van 65 om de tafel te moeten zitten. Dat is zo'n groot verschil. Maar daar staat tegenover dat ik juist - omdat ik minder levenservaring heb - proble men heel open benader-. En uiteindelijk gaat het er toch gewoon om hoe ik mijn werk doe. Dat mensen krijgen waar ze recht op hebben." Récht op hebben j aDat wordt nog wel eens vergeten, vindt ze. Veel mensen denken vrij luchtig over de Neder landse verzorgingsstaat, maar Eveli ne Janse is blij dat die bestaat. „Ach, in Nederland kun je altijd nog in de bijstand, zeggen ze dan. Maar iemand die een goed inkorhen heeft, een mooi huis, voldoende te eten en te drinken, kan zich moeilijk inleven in hoe het is om afhankelijk te zijn van een uitke ring. Hoe het is om je hele leven open en bloot op tafel te leggen voor een ambtenaar die je niet kent. Hoe het is om regelmatig je bankafschriften te laten controleren." Zij is zo'n ambtenaar, maar het lijkt haar verschrikkelijk als de rollen om gekeerd zouden zijn. „Je moet zo veel van jezelf laten zien. Je bent afhanke lijk van iemand andei's die beslist over jouw inkomen. Niet iedereen die bij mij komt laat het merken, maar ik voel vaak genoeg dat mensen het erg vervelend vinden. Ze schamen zich." Ze px-obeert haar cliënten dan op het gemak te stellen door het gevoel te be noemen. ,Ik zeg ronduit dat ik me kan voorstellen hoe moeilijk ze het vin den. En dat het voor mij ook niet echt leuk is. Maar goed, uiteindelijk heb ik makkelijk praten met mijn vasté baan en mijn nieuwe huis. Terwijl het voor steeds meer minima wel degelijk veel moeilijker wordt om te overleven. Ik zie dat en het maakt me bewuster van hoe ik zelf leef. Van wat ik uitgeef en waaraan." Want het is echt zo: door de euro is het levensonderhoud veel duurder ge worden. Ze merkt het zelf als ze bood schappen doet, en ze ziet aan het aan tal cliëntexx dat schulden heeft. Toren hoge schulden soms. En lang niet al tijd door hun eigen schuld. Dat is nog zo'n misverstand. „Het kan iedereen overkomen. Echt. Zeker in deze tijd, nu het economisch wat minder gaat." Juist nu worden overal goedkope le ningen aangeboden. Dat ergert haar mateloos. De aanbiedingen kunnen zo aanlokkelijk zijn. De verleiding is soms te groot. Wat moet een alleen staande moeder anders? Een week lang di-oog brood? Want dat komt voor hooi-. Maar met opgroeiende kinderen is dat eigenlijk niet mogelijk. Boven dien hebben ze nieuwe kleren nodig, gaan de schoolreisjes door. Wat is er dan gemakkelijker dan kopen op af betaling? Of nog maar een leninkje d'rbij? Terugbetalen „Sommige mensen stapelen lening op lening. Ik probeer ze voorzichtig te waarschuwen. Dat ze die leningen ook weer dubbel en dwars terugbeta- len, mét rente. Ik stuur ze liever naai de gemeentelijke kredietbank. Die vraagt veel minder i-ente en helpt te gelijkertijd met het saneren van de schulden. Ook niet leuk, maar na drie jaar kunnen mensen wel uit de zorgen zijn." Ze zal nooit zeggen dat mensen geen lening mógen afsluiten. Want natuur lijk dragen mensen in eerste instantie zelf verantwoording voor hun leven. Maar er zijn mensen die dat niet kun nen. „Voor die mensen moet de over- heid zorgen. De regels worden vol gend jaar weer aangescherpt, onder meer om fraude te bestrijden. Dat is nodig. Maar je mag niet generaliseren. Je moet je eerst in iemands situatie verdiepen voordat je kunt oordelen. En dan nog behandel je mensen met respect." Dat heeft ze van haar ouders meege- ki-egen. Die hebben ook de sociale academie gedaan. 'Je bent wie je bent', hebben ze haar bijgebracht. Dus: 'Wees jezelf en laat ook anderen zichzelf zijn.' Het is echt een taak van de ouders, vindt Eveline Janse, om kinderen goede normen en waarden bij te brengen. „Bij hen ligt de eerste verantwoordelijkheid, niet bij de school." Zelf heeft ze een rustige jeugd gehad, met een stabiel gezinsleven. Vader werkte, moeder was altijd thuis als zij en haar twee zussen en broer terug kwamen van school. Zo zou ze het la ter zelf ook wel willen. Maar ook nu heeft ze er al veel aan. „Ik snap wat een alleenstaande moeder bedoelt als ze nog niet wil wei-ken. Helaas moet ik soms anders beslissen; ik moet de re gels toepassen." Gewetensnood heeft ze nog niet ge kend. Maar de regels worden wel steeds scherper-. Daar staat tegenover dat het recht op een werkloosheids uitkering wordt beperkt, waardoor mensen eerder In de bijstand komen. Bovendien hebben steeds meer men sen bijstand nodig. Het zal dus druk ker worden op de sociale diensten, voorspelt ze. „En dat is geen leuk vooruitzicht." Nog even voor de heldei-heid: Eveline Janse heeft, ondanks alle problemen die passeren, ook ontzettend leuk werk! „Onlangs kwam iemand bij me die erg opzag tegen ons gespi'ek. Na afloop was alles op zijn plek gevallen. Ze ging veel rustiger weg. Ik zie ook cliënten die j uist door de sti'uctuur die wordt aangebracht, bijvoorbeeld door schuldsanering, weer zin in het leven krijgen. Die er alles aan gaan doen om hun leven weer op de rails te zetten. Die hier hun gevoel van eigen waarde hervinden." Maurits Sep eerder een negerin gezien." Andere Suri naamse studiegenootjes hadden meer moei te om in het koude kikkerlandje te aarden. „Die hielden dan op hun kamertje stiekem Winti-seances om in contact te komen met hun voorouders. Ik vond dat aanstellerij. Wie in Nederland woonde, moest zich aan passen, vond ik." Dat ging Orelia Julèn vrij gemakkelijk af. „Wij hadden natuurlij kook nauwelijks een taalbarrière te slechten, hè. Alleen dat Drentse dialect, daar had ik in het begin moeite mee.Ze weet nog goed dat studiegenootjes haar daarmee een keer in de maling namen. „We waren op een zaterdag aan het winkelen in Assen en toen kwam er een struise Hollandse dame op ons af. Ze was duidelijk naar de kapper geweest, haar blonde haar leek net een suikerspin. Mijn klasgenootjes zeiden dat ik haar een com pliment maakte als ik zei 'wat hebt u 'n dik ke tiet'n'. Een uur later kwam ik weer bij, zó'n dreun gaf ze me." Julèn schatert het bij het vertellen van deze anekdote uit; haar aanstekelijke, gulle lach vult de hele woon kamer. In 1960 slaagde ze cum laude voor haar B-opleiding. De A-opleiding deed ze vervolgens in het Haagse gemeentezieken huis Zuidwal. „Ik moest na Drenthe wel wennen aan de grote stad." Maar Orelia Ju lèn kreeg de smaak te pakken en ging door met studeren. Ze volgde de kaderopleiding voor leidinggevenden aan de Haagse sociale academie. Ook toen haar drie kinderen wa ren geboren - ze was met een Nederlander ge trouwd - bleef ze werken. „Dat was destijds heel ongewoon. Nederlandse vrouwen stop ten meteen als ze het boterbriefje hadden. Maar ik kon niet thuiszitten. Bovendien moest er brood op de plank komen. Zeker na mijn scheiding." Orelia Julèn is nog altijd een echte Florence Nightingale. Ze ziet het werken in de verpleging als haar roeping. Nog steeds, ook al is ze inmiddels 63 jaar en maakt ze sinds begin dit jaar gebruik van de OBU-regeling. „Ik werk nog twaalf uurtjes per week. Ik help mensen die net zijn ontsla gen uit een psychiatrische instelling met het weer op poten krijgen van hun leven. Heer lijk, dankbaar werk. Geniet ik enorm van. Beter dan thuis achter de geraniums." Floor de Booys Annemarie Cottar: 'Zusters uit Suriname'. Uitgever: Meulenhoff. Prijs: €15,95. ade Tweede Wereldoorlog was erin Ne- 'jj derland een groot tekort aan verpleeg- 5.Honderden Surinaamse vrouwen ïgden de overtocht voor een baan. Orelia nwas één van hen. De Haagse schrijf- Annemarie Cottaar tekende de beleve- en van Orelia en andere Surinaamse leegkundigen uit de jaren vijftig op. Hollandse Nieuwe mét uitjes, dat is a' reerste kennismaking met Nederland. agering van de koude grond. Orelia Ju- *i krinnert zich nog goed het gevoel van $bberige, rauwe vis in haar keel. „Na overtocht van veertien dagen zat mijn ïidaar eigenlijk niet op te wachten, ïik wilde geen spelbreker zijn. We wer- izohartelijk ontvangen." ibeenmooiezomersedaginjuni 1957 als f tjonge Surinaamse vrouwen - onder de dan 17-jarige Orelia Julèn - met itschip de Stentor aankomen in de ha- vanHoek van Holland. Zestaantetrap- V ®om aan wal te gaan. Want daar, op Ne- bdse bodem, begint hun nieuwe leven, samaand 'acclimatiseren' in een villa tonthe begint die toekomst voor Orelia ychiatrisch ziekenhuis Licht en Kracht sen waar ze als leerling-verpleegster |v_ 'deslag gaat. Ze heeft dan al anderhalf 'opleiding achter de rug in het 's Lands Jj; Pitaalte Paramaribo. „Ik werd door gy- B foloog Braaksma, die daar werkte, at- 'gemaakt op de mogelijkheid mijn stu- 'Oortte zetten in Nederland." 'aantrekkelijke optie voor Surinaamse ,H ïffen omdat de werkomstandigheden en c vöpleegsterssalaris in Nederland veel f ir waren. Bovendien lagen de banen er het oprapen, want na de Tweede We- jj Wlog was er een gigantisch tekort aan P'eegsters. Alle handen aan het bed wa- belkom; óók zwarte. i| busiast (g ',lst meteen dat ik die kans moest grij- gg Hetnieuwe, avontuurlijke trok me tol En zó onbekend was Nederland niet a Tons- Op school hadden we er veel over .1 ftd. Ik wist precies waar Assen lag en °aar heide groeide", vertelt Orélia 46 „1 fjater in haar woning in de Haagse Bloe it Haagse schrijfster Annemarie Cottaar ,111 ffle Surinaamse verpleegster op de Schrijfster Annemarie Cottaar en verpleegster Orelia Julèn. foto Nico Schouten/GPD bank en geniet van alle verhalen. Sinds 1998 is zij verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, waar zij onderzoek doet naar de vroege geschiedenis van Surinamers in Nederland. „Die geschiedenis wordt gedo mineerd door mannen. Toen ik via via hoor de van de Surinaamse zusters, was ik me teen enthousiast. Naar hun geschiedenis was nog nooit eerder onderzoek gedaan." Het onderwerp krijgt nog een actueel tintje. Juist als Cottaar met haar onderzoek be gint, is het werven van buitenlandse ver pleegkundigen weer een hot item in de Ne derlandse gezondheidszorg. In april 2000 laat toenmalig minister Borst weten dat zij het niet fatsoenlijk vindt verpleegkundigen uit landen buiten de Europese Unie te wer ven. Desondanks blijven ziekenhuizen ver pleegkundigen uit Zuid-Afrika, Suriname en de Filipijnen binnenhalen. De patiënt wil immers worden geholpen. Met een lijstje met enkele namen en tele foonnummers op zak, gaat Annemarie Cot taar aan het werk en spoort een aantal zus ters op. „Van het één kwam het ander. Ik was zó geboeid door hun verhalen, dat ik besloot er een boek van te maken. Dat boek, Zusters uit Suriname - Naoorlogse belevenissen in de Nederlandse verpleging, verscheen deze maand. Ook nu het af is, krijgt Cottaar nog steeds tips. Haar adressenlijst telt honder den namen. In het Nationaal Museum Verpleging en Verzorging in Zetten (Gelderland) is een tentoonstelling aan dit onderwerp gewijd. Die is over een jaar in het Haagse Museon te bezichtigen. Cottaar: „De verhalen van de Surinaamse zusters gaan over veel meer dan alleen de verpleging. Het geeft ook aan hoe er in Nederland werd gereageerd op nieuw komers. Veel positiever dan nu. Het was na tuurlijk een heel andere tijd. De Tweede We reldoorlog was net voorbij en er waren nog maar heel weinig nieuwkomers. Bovendien kwamen deze vrouwen op uitnodiging." Rijstplantage Het avontuurlijke zat er bij Orelia Julèn al vroeg in. Als jong meisje weet ze al dat ze niet is voorbestemd om haar hele leven op de rijstplantage van haar vader in Nieuw Nic- kerïe te blijven. „Alles beter dan die eento nige rijstvelden. Ik wilde wat van de wereld zien, werken, iets voor andere mensen bete kenen." Aan haar opleidingstijd in psychiatrisch ziekenhuis Licht en Kracht in Assen koes tert ze warme herinneringen. „We werden goed begeleid. We voelden ons welkom. Het was hard werken natuurlijk, maar ook vaak een dolle boel. In de weekeinden hadden we pret voor tien. Dan sloop ik op kousenvoe ten het zusterhuis uit. Er was altijd wel er gens een feestje. Dan konden we onze witte, gesteven zusterschorten verruilen voor de zwierige, kleurige jurken die we uit Surina me hadden meegenomen." Heimwee heeft ze in al die jaren eigenlijk nauwelijks gehad, ze ging pas na dertig jaar voor het eerst weer terug naar Suriname. Ze komt er af en toe, vooral voor familiezaken. Maar plannen om voorgoed terug te keren, heeft Julèn nooit gehad. Ook niet toen som mige van haar oud-studiegenootjes die stap wel namen. „Ik voel me hier thuis. In mijn denken ben ik echt een Nederlandse gewor den. Maar in mijn hart ben ik nog wel Suri naamse. Daar liggen mijn roots." In haar huiskamer zie je die dubbele cultu rele identiteit terug in de foto's van Parama ribo met de fel gekleurde daken. En de oer- Hollande schilderijen van sloten en vaartjes met drassige weilanden eromheen, die een cliënt voor haar maakte. In de jaren vijftig was ze in Assen met haar donkere huid een absolute bezienswaardig heid. „In het begin kwamen er echt mensen aan mijn huid voelen om te kijken of het zwart afgaf. Gediscrimineerd heb ik me nooit gevoeld. Vreemd? Tja, ik begreep het gewoon wel, ze hadden immers nog nooit

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2003 | | pagina 27