De wereld
ligt totaal
in duigen
Poëzie als dagboel
Aleksandar Hemon
Voorvaderen, onderburen
Mustafa
Stitou
woensdag 24 december 2003
et Aleksandar Hemon meldt zich weer zo'n
onweerstaanbaar goede auteur uit de Verenigde
Staten. Maar Hemon heeft een Europese
achtergrond. Hij stamt uit Sarajevo. „Je kunt in deze tijd
geen lineaire boeken schrijven. Dat kun je als schrijver niet
maken."
Hemon: „Ik heb twee namen.
Dat vind ik leuk.Een korte
rondgang op het internet leert
dat Aleksandar Hemon (1964)
liefst aangesproken wordt met
Sacha. „Vrienden noemen me
mijn hele leven al zo." Een van
die vrienden is collega-schrijver
Nathan Englander, wiens ver
halenbundel 'Verlost van vlese
lijke verlangens' in 1999 ver
scheen. Hun beider uitgever,
Random House, publiceert op
de website een correspondentie
tussen beide schrijvers. Het eer
ste wat Hemon aan Englander
vraagt, is hem Sacha te noemen.
„Alleen autoriteiten, vaak in
onvriendelijke uniformen, noe
men me Aleksandar - dat is mijn
paspoortnaam."
Hemon werd geboren in Saraje
vo. In 1992 trok hij naar de Ver
enigde Staten. Hij gaf zichzelf
vijf jaar om het Engels zo te le
ren beheersen dat hij in die taal
kon schrijven. Al in 1995 publi
ceerde hij zijn eerste, 'Engelse'
verhaal. In 2000 verscheen zijn
eerste boek, de verhalenbundel
'Wat is er toch met Bruno?' Een
van die verhalen is getiteld
'Blinde Jozef Pronek en de dode
zielen'.
En wie is de hoofdpersoon van
Hemon's tweede boek? Jozef
Pronek, die besluit zijn geluk in
Amerika te beproeven als hij tij
dens een bezoek aan de VS op te
levisie ziet hoe 'thuis' de Bal
kan-oorlog uitbreekt.
De lezer krijgt in De Pronek-
fantasieën - waarom werd de
prachtige Amerikaanse titel
'Nowhere Man' niet gehand
haafd, die is helemaal to the
point? - een aantal episoden uit
het leven van een stuurloze jon
geman voorgeschoteld. Al zijn
halfslachtige, vergeefse pogin
gen vaste voet a an wal te krijgen
in Amerika. Met een beetje goe
de wil zou het verhaal uit de eer
ste bundel zo in dit tweede boek
opgenomen kunnen worden.
Koesteren
„Ik koester het idee dat het ver
haal in dit nieuwe boek zou pas
sen. Met een paar kleine, kosme-
tische ingrepen zou dat moeten
lukken, denk ik. Alleen: het
staat in mijn eerste boek, niet in
het tweede", constateert hij
nuchter. Waarom weer Pronek?
„Ik wilde helemaal geen boek
over hem schrijven. Iemand
deed me die suggestie, maar ik
vond het helemaal geen goed
idee. Maar toen was er toch nog
één verhaal over Pronek dat ik
wilde schrijven."
Rechtbank
Zijn vrouw zocht werk. Ze werd
uitgenodigd voor een sollicita
tiegesprek bij een detectivebu
reau. „Niet dat ze het geworden
is, ze is journaliste nu. Ze zoch
ten een ex-politieman. Maar
met haar sollicitatiegesprek
kon ik wel iets." Hij combineer
de het voorval met een eigen
avontuur. De advocaat die hem
had geholpen met zijn immigra
tiepapieren had een klusje voor
hem. Of Hemon een proces-ver-
fa aal wilde overhandigen aan
een Macedoniër die voor moest
komen. Het fenomeen is bekend
uit Amerikaanse televisieseries
en films. Getuigen moet de op
roep om bij de rechtbank te ver
schijnen letterlijk overhandigd
worden. „Stond ik 's morgens
om zes uur bij die man voor de
deur om hem de oproep in zijn
slaperige hand te drukken." In
Hemon's boek loopt die scène
vreselijk uit de hand. „Maar in
werkelijkheid gebeurde er niks.
De rest moest ik bedenken."
Verwarring
Wat hem toen bij het schrijven
vooral trof, was de verwarring
bij Pronek. „Daar kwam weer
een verhaal over hem uit naar
voren. En dat bleek weer een on
derdeel van een nog groter ge
heel. Tot het een compleet boek
werd. Zat ik opeens met een heel
boek over Pronek. Je kunt dat
soort dingen niet plannenHet is
net filmen op locatie: er kan van
alles gebeuren."
Kenmerkend voor de onortho
doxe aanpak van Hemon is me
teen het begin van De Pronek-
fantasieën. De lezer heeft zich
na 27 bladzijden helemaal ver
zoend met het idee de rest van
het boek met de ik-figuur door
te brengen, als deze verteller de
hoofdpersoon introduceert: Jo
zef Pronek.
„Zoiets gebeurt gewoon, of ik
laat het gebeuren. Over de con
sequenties maak ik me niet
druk. Er is geen formule, er zijn
geen wetten. Ik noem dit ook
niet een roman. Niet in mijn
Aleksandar Hemon
contract met de uitgeverij, niet
in interviews. Bij concensus is
afgesproken dat dit een roman
is."
,Wat ik wil zeggen is: ik heb niet
de vorm van de roman in mijn
hoofd gehad. Wat mij betreft is
het een boek. Een afgebakende
gens de ongeschreven regels. Of
neem 'The Corrections' van Jo
nathan Franzen. Dat is een fa-
miliecanvas, negentiende
eeuws van structuur. 'The Cor
rections' is wat betreft de vorm
net 'Buddenbrooks' van Tho
mas Mann. Goed gedaan, maar
hoeveelheid tekst. Natuurlijk is
er geen strikte vorm voor de ro
man. Maar toch zie je dat schrij
vers die wel hanteren, in hun
achterhoofd houden, respecte
ren."
Rommelen
Hij noemt 'Atonement' van Ian
McEwan. „Een zelfbewuste ro
man in drie delen. Geheel vol
ik denk niet in dat soort structu
ren, omdat ik ze niet bij deze tijd
vind horen. Je kunt in deze tijd
geen lineaire boeken schrijven.
Dat kun je als schrijver niet ma
ken. De perceptie van de werke
lijkheid, hoe de mens de wereld
ziet zeg maar, is veranderd door
de technologische vooruitgang.
Walter Benjamin schreef al in de
jaren dertig in zijn essay 'Das
foto Jacques Zorgman/GPD
Kunstwerk im Zeitalter seiner
technischen Reproduzierbark-
eit' hoe film dat zou gaan ver
oorzaken. Om ons te concentre
ren op Pronek: hij kan de wereld
niet als eenheid zien. Als er
overeenkomsten zijn tussen
Pronek en mijmeer dan welke
andere parallellen ook, dan is
het op dit punt. De wereld is ge
fragmenteerd. Alles ligt in dui
gen en om dat te laten zien, moet
je als schrijver rommelen met de
vorm. Dan moet de vorm die
fragmentatie weerspiegelen.
Een lineaire vertelling met een
enkele verteller zou suggereren
dat er wel een eenheid van we
reld en wereldbeeld mogelijk is.
En dat is niet mogelijk, denk ik.
Ik weiger boeken te zien als line
aire eenheden."
Theo Hakkert
Aleksandar Hemon: De Pronek-fan-
tasieën - Vertaling: Peter Abelsen.
Uitgeverij J.M. Meülënhoff, 239 blz.,
€18,50.
Sommige voorvaderen, weten we, hebben God gedroomd
en daaruit is voortgekomen onze wereld van eindige dingen
Zij waren het die ooit een kind offerden aan iets almachtigs
en onzichtbaars.
We weten ook dat sommige honden
dat sommige mensen gaan lijken op hun huisdier
na verloop van tijd. Soms
een grotesk gezicht, meestal blijft het onopgemerkt.
Mijn onderburen, een kinderloos stel toevallig, nemen
mijn boodschappen altijd aan en vragen mij fluisterend
of zij mij niet tot last zijn en soms ergens mee kunnen helper
Andere voorvaderen wisten zich met de dood geen raad
en met geboorte evenmin, zij zagen in een pasgeboren kind
een gestorven voorvader. En het verwarde geloof dat
zij stichtten spookt sindsdien door onze genen;
mijn onderburen hebben mij toevertrouwd te zullen en wifg
reïncarneren in een diersoort met zachte zeden, in bijen.
Mustafa Stitoi:
Andere poëzie! Mustafa Sti-
tou (geb.1974) is geen dich
ter van slappe handjes en be
schaafd gemompel. Dat liet hij
in Mijn vormen uit 1994 en in
Mijn gedichten uit 1998 al zien.
In zijn nieuwe boek Varkensro
ze ansichten word je ook de
straat opgeduwd in plaats van
de salon binnengeleid. Geen
droomwereld, maar de werke
lijke wereld, met begrippen als
meubelboulevard en koopzon
dag, kutmarokkaantjes en 'elf
september'. De dag die ook zijn
leven heeft veranderd: 'Links
een tenger en goudblond godin
netje,/ keurde me geen blik
waardig./ Maar het deed me
niets: sinds elf september/ ligt
een Arabier nu eenmaal slecht/
inde markt.'
Poëzie als dagboek, dat komt in
deze bundel vaker voor. Dik
wijls ook benut hij de poëzie om
een verhaaltje te vertellen.
Wanneer poëzie maar nooit het
soort poëzie wordt dat de fijne
luiden eronder verstaan. Zijn
werk is levendig en lenig. Er
mag zelfs gelachen worden. Een
van de gedichten eindigt ermee
dat de flirtende verteller een
roodomzoomd bordje ontwaart:
'Verboden met mijn dochter te
flirten.' Een lang vers over een
minder harmonische nacht met
zijn joodse verloofde eind'gt
met de vaststelling: 'Naar haar
vlees kan ik fluiten!Stitou mag
ook graag met zichzelf spotten:
'Ik kan stoppen met roken en
ook als het niet lukt/ ik hou van
mezelf ik ben niet dik niet klein
niet rond/ ik heb een zachte pik
zat liefde in mijn kippenborst.'
Hij is een man van brede regels,
van lange gedichten. Misschien
wel omdat aan zijn verbazing
geen eind komt. Je hoeft geen
gekkigheid te verzinnen, er is al
dwaasheid genoeg. Bijvoor
beeld in een krantenbericht dat
hij zonder meer tot poëzie ver
heft: 'Een Zweedse man is dood
gevroren,/ nadat hij in z'n bloot
je/ op een sneeuwscooter was
gevlucht/ voor brand in zijn
blokhut.' Van kou omkomen
omdat je aan het vuur wilt'
snappen, absurder kan hek
welijks! Stitou maakt nog;
paar keer dankbaar gebruik
zulke vondsten. 'De schilw
op wij leven' heet een gedi
Achter de dunne schil van df
dening"gaat een chaotische!
liteit schuil. Maar ook o:
maatschappij is slechts
schilletje dat een harde
heid bedekt. De waarheid(k.
samenleving op splijten sh
'asielkampen moeten het lie
aan de horizon staan, zosche
men/ het goede van hetzwaii
Zelf zegt Stitou over zijn
dichten: 'dat ze misschien
onzegbare met het banale 1
onverenigbare...' Waarna hij
lings zijn woorden inslikt!
hij beweegt zich wel
tussen anekdote en openbar:
Godsdienst'speelt een bek
rijke rol in Varkensroze am
ten, onder meer in het high
afgedrukte gedicht. Hij wil li
komen van dat 'verwarde
loof' dat maar door onze ga
blijft spoken, hij wil brekers
zijn verleden. Vooral
vers heeft de intensiteit va
credo, of eigenlijk van eend
credo. Hij zal het hoofddoel
van zijn moeder afrukken,
vreest de toorn van zijn vad
niet meer, en hij beseft: 'hel
geen fiasco dat ik e
chaam ben.' Dit zijn gedicht
van de schrille schreeuwen
stevige omhelzing. Andere!
Mario Moleo
Mustafa Stitou: Varkensron
sichten, Gedichten - Uitgeveni
Bezige Bij, SSpag., €16,-,
Rudy Kousbroek
Donker licht
Is kind deed zich de waag aan mij
voor hoe je licht van opzij moest
tekenen, bijvoorbeeld lichtbun
dels uit de koplampen van een au
to in de nacht. De gangbare manier in boekillu
straties was witte stroken uitgespaard in het
zwart, maar het drong tot me door dat dat eigen
lijk niet klopte. Na proeven in het donker met
een zaklantaarn kwam ik tot de conclusie dat
een lichtbundel van opzij gezien onzichtbaar
was, als ertenminste geen stof in de lucht zweef
de.
Gold datzelfde ook voor duisternis van opzij ge
zien, zo woeg ik mij af. Dat wilde ik ook verifië
ren, maar hoe kwam je aan een bron van duister
nis? Zo ontstond bij mij de gedachte van 'donker
licht'. Ik zag het voor me, een soort lamp, een
schijnwerper waar inplaats van licht duisternis
uitkwam. Zou je dat ook kunnen zien? In een
verfdoos, zo overwoog ik, zat ook zwart. Je had
zwarte kleurpotloden en zwarte inkt en zwarte
verf; ook licht bestond in kleuren, dus waarom
geen zwart licht?
Duisternis, las ik eens in een column van Dave
Barry, is zwarte lucht. Zwarte lucht! Dat was
het! Ik herkende het onmiddellijk, dat was hoe
ik mij het donker voorstelde als kind: het wds
niet de afwezigheid van iets, het was zelf iets, het
had ook substantie, dikte, je kon het voelen zoals
je lucht kon voelen door je te bewegen. Je had
zelfs dikke en dunne duisternis; vandaar ook dat
donkerte traag was, trager dan licht. Licht was
snel en kon door gaten en spleten in een kamer
doordringen; met duisternis ging dat langzamer,
maar op den duur kroop het toch ook door de
kieren naar binnen.
Duisternis had nog iets dat wees op materie: het
wemelde. Tot op de dag van vandaag valt me dat
op bij invallende schemering; donkerte bestaat
uit grijze en zwarte puntjes die voortdurend in
beweging zijn - kleine zwevende deeltjes, dacht
ik als kind. Later kwam ik diezelfde observatie
tegen bij de Japanse schrijver Tanizaki, die een
schitterende verhandeling over duisternis heeft
geschreven, getiteld In'eiraisan (1933), vertaald
door Seidensticker als 'In praise of darkness'.
Daarin heeft hij het over 'de kleur van duister
nis, gezien bij kaarslicht. Anders van aard dan
donkerte op de weg, 's nachts. De ruimte was als
verzadigd, bezwangerd door heel fijne schilfer
tjes, zoals as, elk deeltje lichtend als een regen
boog. Ik knipperde onwillekeurig, als om ze uit
mijn ogen weg te houden.'
Een andere observatie van Tanizaki is dat duis
ternis in een kleine ruimte anders is dan duister
nis in een grote ruimte; als ik nu moest beschrij
ven hoe ik dat aanvoelde als kind dan zou ik dat
doen in termen van dichtheid, meer of minder
tussenruimte tussen de deeltjes. Duisternis kon
geconcentreerd maar ook verdund zijn. Dat viel
ook goed te rijmen met het inzicht dat oud licht
zwakker wordt, dat komt doordat het weg
stroomt tussen die deeltjes, die het niet kunnen
vasthouden. Het leek mij toen - en eigenlijk nu
nog - dat het verleden bestaat uit verlichte beel
den die van steeds groter afstand worden gezien
naarmate de tijd verstrijkt. Machteloos moet je
vaststellen hoe de beelden steeds zwakker wor
den, tot er alleen nog maar een paar lichte plek
ken over zijn.
Zo'n beeld van vroeger, dat heel in de verte nog
bestaat, omringd door de duisternis waarin het
op den duur zal ondergaan - dat is wat te zien is
op deze foto. Hij toont iets dat bestaan heeft,
heel even maar, de duur van een belichtingstijd,
hondervijftig jaar geleden. De foto is getiteld
'Trois enfants et un chien dans unpare'; hij is ook
werkelijk heel oud, het is een van de allereerste
foto's, gemaakt door Charles Nègre in de zomer
van 1853, met een door hem ontwikkeld samen
stel van lenzen dat de lichtsterkte concentreerde
op het midden van de fotografische plaat. Wie de
meisjes waren is niet zeker, maar de jongen heet
te Gabriël, geboren 26 Januari 1848. De hond
heeft zijn kop een beetje bewogen en de lichtval
op een blaadje van de struik op de achtergrond
geeft Gabriel een soort feestneus.
Ach kon je maar reizen, het licht achterna. Het
is, als ik aan het verleden terugdenk, alsof alles
toen veel donkerder was dan nu. Minder licht,
meer schemer; ik associeer het ook met stilte,
zwakker wordende stemmen, bijna al het geluid
is al verklonken. Als het verleden in de hersenen
zichtbaar kon worden gemaakt zóu het er zo uit
zien als deze foto. Een beeld gevangen in een
langzaam uitdovend zoeklicht.
Trois enfants et un chien dans un pare.
foto Charles Nègre, 1853