We mogen best wat strenger zijn voor elkaar
Triomf
zc /2Jrs+ woensdag 24 december 2003 K5
f0$%¥'
Enthousiast, welhaast zon
der nadenken, stemt Jaap
van Ginkel in met een gesprek
over heilige huisjes in de poli
tiek. Twee weken later in zijn
woonkamer in 's-Gravenpol-
der blijkt twijfel in hem geslo
pen. Want: bestaan ze eigenlijk
wel?
De voorman van de ChristenUnie
heeft het antwoord naarstig ge
zocht maar nog niet gevonden. Uit
zijn agenda trekt hij een volgekrab
beld papiertje, kijkt er eens naar en
aarzelt: „Tja, wat zijn heilige huisjes?
Moeilijke vraag. Zijn die er nog wel?
Ik weet het niet. Er bestaat wel een
groot schemergebied tussen heilige
huisjes, dogma's en politiek spel."
Het gesprek ontwikkelt zich tot een
zoektocht, vol vragen, suggesties en
voorzichtige antwoorden. Van Gin
kel: „Ik vind de Zeeuwse politiek niet
gesloten. Er zijn wel een paar onder
werpen die moeizaam bespreekbaar
te maken zijn."
„Tol is nu zo'n beladen woord gewor
den. Gedeputeerde Poppelaars wil op
de wegen van en naar de Westerschel-
detunnel tol heffen om de verdubbe
ling van die wegen te kunnen betalen.
En wat gebeurt er? Een paar burge
meesters torpederen het idee onmid
dellijk. Nog voordat de discussie is ge
voerd. Dat ergert mij. Er wordt direct
animositeit gekweekt tussen gemeen
tebesturen en het provinciebestuur.
Zo ontstaat als het ware een nieuw ta
boe."
En dat nog wel door toedoen van bur
gemeesters, die boven de partijen be
horen te staan en een samenbinder
moeten zijn. In plaats daarvan laten
ze zich in een politiek proces gebrui
ken. Hetzelfde is gebeurd met ontpol-
dering. Eerst gingen de hakken in het
zand. Daarna kon men niet meer ma
noeuvreren. Zie ook de factory outlet
centers, waar gemeenten en provincie
lijnrecht tegenover elkaar stonden.
Bestuurlijk Zeeland heeft zijn zaakjes
wat dat betreft niet echt op orde."
Gewaardeerd
Jaap van Ginkel (49) werd in 1982 lid
van het Gereformeerd Politiek Ver
bond. In 1991 kwam hij in Provinciale
Staten. Sinds 1997 leidt hij de fractie,
die inmiddels is hernoemd in Chris
tenUnie. Van Ginkel geniet vertrou
wen onder zijn collega-Statenleden.
Hij wordt gewaardeerd als een toege
wijd, deskundig politicus, aimabel en
meegaand als het kan, hard en vast
houdend als het moet. Inhoudelijk net
zo confessioneel als CDA en SGP en
op het volgende moment soms groener
dan GroenLinks en PvdA.
Van Ginkel: „Het is in Zeeland erg las
tig om tegen iets te zijn wat banen op
levert. Economische ontwikkeling en
werkgelegenheid zijn heilig. Men is
niet bereid na te denken over wat we
werkelijk nodig hebben aan banen,
bijvoorbeeld voor de jeugd. Je mag
hoe dan ook niet tegen economische
ontwikkeling zijn. Ik heb dat sterk er
varen in de debatten over de Wester-
schelde Container Terminal. De diep
gaande discussie kwam niet op gang.
Je bent voor of tegen de WCT, dieper
gaat het niet. Maar ja, is dat nou een
heilig huisje, een dogma of politiek
spel?"
Toen hij in 1991 in de Staten kwam,
had de provincie net de belastingaf
faire beleefd. Het werd hem al snel
De bus als heilig huisje? Of toch ge
woon politiek spel? Het verschil is
soms moeilijk te vinden, besluit Van
Ginkel. „Want die bussen, het was na
tuurlijk ook wel de uitkomst van het
Zeelanddebat dat die moeten blijven
rijden. Mensen zien de bus als een ba
sisvoorziening. Net als gas, licht en
water."
Veiligheid
Hij heeft het o-woord al in de mond
genomen, en dat is misschien wel het
grootste taboe in de Zeeuwse politiek.
Een heilig huisje waarvan de deur kei
hard in het slot valt als de naam volle
dig wordt uitgesproken: ontpolde-
ring, „Daar willen we het liever niet
over hebben in Zeeland. Ik ben er ook
niet voor, zeker niet voor natuuront
wikkeling of voor verdieping van de
Westerschelde ten gunste van de
haven van Antwerpen. Maar voor de
veiligheid van de mensen kan het
noodzakelijkzijn. Zelfs dan wordt het
echter snel weggemoffeld, steken
mensen de kop in het zand. Ze willen
wel goed zorgen voor de dijken en de
veiligheid, maar er niet uitgebreid
over nadenken en praten."
Dat lijkt haaks te staan op een andere
trend die Van Ginkel signaleert: de
politiek wordt harder, scherper, te
genstellingen worden duidelijker uit
gesproken, de grenzen worden opge
rekt, en soms overschreden. „LPF'er
Mat Herben die in de Tweede Kamer
een clownsneus opzette in het satire
debat, dat kan natuurlijk niet. In het
parlement hoort het om argumenten
te gaan, niet om toneel. We moeten
mores handhaven anders kan straks
alles." Politieke analisten wijzen
vaak de opkomst van Pim Fortuyn
aan als het begin van die verharding.
Sindsdien mag alles gezegd worden.
Fortuyns leus was immers: ik zeg wat
ik denk en ik doe wat ik zeg.
Van Ginkel vindt de periode-Fortuyn
geen keerpunt. „Mensen vallen na
verloop van tijd toch terug in oude ge
woontes." Hij geeft wel toe dat 'de
koers van de politiek is gewijzigd'.
„We realiseren ons beter dat de poli
tiek zich kan vervreemden van de bur
ger en dat we ons dus steeds moeten
afvragen: voor wie zitten we hier, voor
wie doen we dit? Fortuyn heeft ons een
flinke duw in die richting gegeven.
Provinciale Staten van Zeeland vol
gen die nieuwe koers. Omdat hij zelf
onderdeel is van de verandering, valt
het Van Ginkel lastig de verschillen
met vroeger aan te geven. „Ik ben
meegegroeid, dus dan valt het je min
der op. Maar als je afstand neemt, zie
je dat het op dit moment gemakkelij
ker is om oppositie te voeren. Het mag
nu. Een jaar geleden was het moeilij
ker de standpunten van de gedepu
teerden in twijfel te trekken. Dan
werd je maar lastig gevonden. Nu
doen zelfs de coalitiepartijen het."
De grote wisseling van de wacht die
zich in maart na de verkiezingen vol
trok, heeft daar voor gezorgd. Een
paar dominante gedeputeerden
(Bruinooge, Hennekeij en Van Zwie-
ten) zijn weg, net als veel Statenleden
die al lang meedraaiden. „Ervaring is
goed en nodig, maar maakt mensen
ook minder ontvankelijk voor andere
ideeën", stelt Van Ginkel.,Het is goed
wanneer de macht in de Abdij regel
matig wisselt." En verder blijft het
slechten van heilige huisjes een kwes
tie van telkens met goede argumenten
komen. „De druppel holt de steen uit.
Maurits Sep
duidelijk dat in de verhoudingen iets
van die affaire was blijven hangen. De
Staten waren ontzettend bang weel
een scheve schaats te rijden. Er werd
haast overdreven nauwkeurig op de
centen gelet. Nog geen excursie kon
ervan af, tenzij heel sober, maar zeker
geen feestjes of etentjes buiten de deu
ren van de Abdij.
Het is in de Staten nog steeds een beet
je uit den boze om geld voor de poli
tiek zelf uit te trekken. Het zou, oppert
Van Ginkel, beschouwd kunnen wor
den als een taboe. „Dat heilige huisje
is destijds overeind getrokken. Heel
langzaam wordt het afgebroken,
maar het bestaat nog wel. Excursies
mogen ook nu nog niet te uitbundig
zijn. Daar staat tegenover dat ik de
vergoeding die we fracties geven om
assistenten in te huren, buitengewoon
ruim vind. Dat markeert misschien
wel het einde van de belastingaffai
re."
Ook een beetje taboe, meent Van Gin
kel, zijn de 'dubbele petten': gemeen
tebestuurders die ook Statenlid zijn,
de gedeputeerde voor economische
zaken die tevens voorzitter is van het
havenschap. Netelige kwesties die de
meeste fracties 'liever achter gesloten
deuren' behandelen. De reden?
Macht, invloed. En dat hebben én
houden."
„Ik vind dat je erg voorzichtig moet
omgaan met het vermengen van func
ties. Ik ben ambtenaar, ik werk bij de
politie. Dan voer ik dus niet het woord
als het direct over mijn werk gaat.
Over die dubbele petten moet je open
lijk kunnen pratenmaar dat lukt niet.
Je wordt al gauw doodgezwegen."
Waarom? Hij trekt de schouders op.
„Wellicht omdat het de persoon raakt.
Want er is een schroom om elkaar per
soonlijk op iets aan te spreken. De
Zeeuwse politiek is een betrekkelijk
klein circuit. Je komt elkaar voortdu
rend tegen, in allerlei functies. De
voorzitter van de ondernemingsraad
van Delta heeft ingesproken in een
commissievergadering. Maar hij is te
vens lid van de schaduwfractie van
GroenLinks. De ondernemingsraad is
tegen de fusie van Delta Water, net als
GroenLinks. Dat is een moeilijke situ
atie. Wat mij betreft mogen we best
wat strenger zijn ten opzichte van el
kaar. Liefst in het openbaar. Nu vol
trekt het meeste zich in de wandel
gangen."
Daar, in diezelfde wandelgangen,
praten politici ook gedurfd over het
openbaar vervoer. Daar zeggen ze
ronduit dat het onzin is om te betalen
voor bussen waar bijna nooit iemand
in meerijdt. Dat ze er mee moeten op
houden en het geld bij wijze van spre
ken beter direct aan mensen kunnen
geven zodat ze een taxi kunnen bestel
len als ze die nodig hebben. Maar voor
het gehoor van de publieke tribune
waagt niemand zich aan zo'n boude
uitspraak. Dan verandert het politie
ke taboe in politieke correctheid.
Van Ginkel veert op. „Het openbaar
vervoer, ja, dat is een goeie. Iedereen
in Zeeland wil het hebben. De meeste
mensen gebruiken het helemaal niet,
maar waag het niet om buslijnen op te
heffen. Dan moet je ze horen. Dus bij
na niemand durft te zeggen: stop er
maar mee. Althans, niet in het open
baar."
foto Ruden Riemens
Hoog hief ik het zinkijzeren deksel van mijn moeders
wasketel. Dat deksel diende als mijn schild en mijn
vriendjes keken er met enige begeerte naar. Want waar
mee moesten zij zich beschermen tegen de keien die Die-
uit- de-Spoorstraat naar ons smeten?
Die-uit-de-Spoorstraat woonden aan de andere kant
van het spoor. En kinderen die daar woonden, konden
niet deugen. Want hun ouders waren asociaal; die trok
ken van de steun, spuugden in hun handen en op straat,
ze vloekten, zeiden 'kennen' als ze 'kunnen' bedoelden
(en andersom) en ze prakten hun warme eten.
Wijaan onze kant van het spoor, deden dat niet. Wij be
woonden een nette straat en waren welopgevoed; onze
ouders verdienden op integere wijze het brood - als
grossier in zoetwaren, als bankemployé, als dameskap
per, als verkoper van verzekeringen of als broodbakker.
Wij wisten wél hoe het hoorde; wij spraken met twee
woorden bij het begroeten van een volwassene, wij
poetsten - zij het onder ouderlijke dwang - minstens één
maal per week onze schoenen, en wij wisten dat smak
ken geen pas gaf.
Zo werd het oorlog. Tussen ons en de asocialen.
Jongens waren we - maar géén aardige jongens.
We bevochten elkaar met stenen en stokken, we sloegen
en we schopten. Vooral Die-uit-de-Spoorstraat wisten
hoe te rammeien. Dat kwam misschien omdat hun
straat de naam droeg van een gekend mannetjesputter:
generaal S.H. Spoor. Maar Die-uit-de-Spoorstraat wa
ren zich daar zelf in het geheel niet van bewust. Van de
generaal Spoor hadden zij nimmer vernomen, want op
school letten zij nooit op; daar waren zij tenslotte asoci
alen voor
Ik kwam altijd ongedeerd uit de strijd. Want ik was niet
zo'n vechtersbaas; als wij tegen de asocialen ten oorlog
gingen, liep ik altijd helemaal achteraan. De achterhoe
de moet ook sterk zijn, riep ik dan kloekmoedig. En mijn
vriendjes pikten dat.
Hoog hief ik - vele jaren en vele verhuizingen later -
mijn spandoekje. Ik had er een rake tekst op geschil
derd: Raketjes zijn niet netjes, of iets in die geest. Met
honderdduizenden trokken we joelend door de straten.
Weg met neutronenbom en kruisraket, scandeerden wij
Toeval bestaat niet, zeggen ze. Ik weet wel beter. Temid
den van al die demonstranten zag ik een man wiens ge
zicht mij vaag bekend voorkwam. En jawel: een vriend
je van vroeger. Hoe het hem was vergaan en of hij nog
wist van Die-uit-de-Spoorstraat. Nou en of! En hij ver
telde van stedenbouwkundigen die hadden beslist dat
aan de andere kant van de spoorlijn kantoren moesten
komen, dat er bulldozers waren gezonden en dat slopers
en beul alle huizen met de grond gelijk hadden gemaakt.
Ik zei zoiets als tsss en tismewat, maar voelde me na al
die jaren - het duidt niet op een mooi karakter - een
beetje een Triomfator; wij hadden de oorlog gewonnen!
En hoog hief ik weer mijn spandoekje met vredesbood
schap.
Willem van Dam
Illustratie Cor de Jonge